ECLI:NL:RBZUT:2008:BF1786

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
96808 - KG ZA 08-309
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en toestemming voor uitreis van minderjarige uit Tunesië

In deze zaak, die op 22 september 2008 door de Rechtbank Zutphen werd behandeld, stond de internationale kinderontvoering centraal. De vader had tegen de wil van de moeder hun minderjarige dochter naar Tunesië meegenomen en daar achtergelaten. De moeder, eiseres, vorderde in kort geding dat de vader, gedaagde, schriftelijk toestemming zou verlenen voor de uitreis van hun dochter uit Tunesië en dat hij haar verblijfplaats zou bekendmaken. De vader had de dochter meegenomen naar Tunesië onder de voorwendsel dat de moeder hem niet toestond om alleen met hun dochter naar zijn familie te gaan. Na zijn terugkeer naar Nederland zonder de dochter, werd hij aangehouden en in voorlopige hechtenis gesteld. De moeder had aangifte gedaan van het onttrekken van de minderjarige aan het ouderlijk gezag. De rechtbank oordeelde dat de vader in strijd had gehandeld met het ouderlijk gezag en dat hij de moeder op de hoogte moest stellen van de verblijfplaats van hun dochter. De vordering van de moeder werd toegewezen, met de bepaling dat de vader een dwangsom zou verbeuren voor iedere dag dat hij niet voldeed aan de veroordelingen. De rechtbank compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen ouders in het belang van het kind, vooral in situaties van internationale kinderontvoering.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 96808 / KG ZA 08-309
Vonnis in kort geding van 22 september 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. M. Nurdogan-Ferwerda te Amsterdam
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
op dit moment verblijvende in de Penitentiaire Inrichting De Kruisberg in Doetinchem,
gedaagde,
advocaat mr. F.H. Kappelhof te Delfzijl.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Op [2002] hebben zij een dochter gekregen, [dochter], hierna te noemen [dochter].
2.2. Toen [eiseres] zes maanden in verwachting was van [dochter], hebben partijen hun relatie beëindigd. Twee maanden daarna is [gedaagde] in Tunesië getrouwd.
2.3. [gedaagde] heeft op [2002] [dochter] erkend.
2.4. [eiseres] is belast met het éénouder gezag over [dochter]. [dochter] woont bij [eiseres].
2.5. Vanaf haar geboorte tot medio december 2007 hebben [gedaagde] en [dochter] omgang met elkaar gehad. Van medio december 2007 tot eind maart 2008 heeft [gedaagde] [dochter] niet gezien. Met ingang van 29 maart 2008 is de omgang tussen [gedaagde] en [dochter] stapsgewijs weer hervat.
2.6. In het weekend van 19 en 20 juli 2008 zou [dochter] bij [gedaagde] verblijven. [eiseres] heeft in dit kader aan [gedaagde] toestemming gegeven om met [dochter] naar Disneyland Parijs te gaan. [gedaagde] is echter met [dochter] naar Tunesië gevlogen.
2.7. Op 14 augustus 2008 heeft [eiseres] aangifte gedaan tegen [gedaagde] van het onttrekken van een minderjarige aan het ouderlijk gezag.
2.8. Op 22 augustus 2008 is door de Centrale Autoriteit aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken assistentie verzocht bij de teruggeleiding van [dochter] naar Nederland.
2.9. Op 4 september 2008 is [gedaagde] zonder [dochter] teruggekeerd in Nederland. [gedaagde] is op diezelfde datum aangehouden en in voorlopige hechtenis gesteld.
2.10. [eiseres] heeft op 5 september 2008 voor het laatst telefonisch contact gehad met [dochter]. Tot op heden is [dochter] niet terug in Nederland. Het is [eiseres] thans niet bekend waar [dochter] verblijft.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis zal bepalen dat:
I. [gedaagde], [eiseres] onmiddellijk dient te informeren over het land, de plaats en het volledige adres waar de minderjarige [dochter] thans verblijft en/of in de nabije toekomst zal verblijven;
II. [gedaagde] onmiddellijk schriftelijke toestemming dient te verlenen aan de uitreis uit Tunesië van de minderjarige [dochter];
III op [gedaagde] voor iedere dag dat hij niet heeft voldaan aan de vordering onder I en onder II dadelijk lijfsdwang zal worden toegepast alsmede dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 10.000,-- per dag dan wel een bedrag als in goede justitie aangewezen wordt geacht;
en voorts [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2. Aan deze vordering legt [eiseres] in het licht van de feiten de volgende stellingen ten grondslag. [eiseres] is belast met het éénouder gezag over [dochter]. [gedaagde] heeft zonder haar toestemming [dochter] buiten Nederland gebracht. Dit is een strafbaar feit en bovendien onrechtmatig jegens [eiseres]. [gedaagde] moet [eiseres] op de hoogte stellen van de huidige verblijfplaats van [dochter]. Tunesië heeft het Haags Kinderontvoeringsverdrag niet ondertekend. Dit betekent dat teruggeleiding van [dochter] uitsluitend via diplomatieke wegen te realiseren is. [eiseres] heeft de toestemming van [gedaagde] nodig om met [dochter] Tunesië te kunnen verlaten. Het is voorts van groot belang dat [gedaagde] in de macht blijft van de Nederlandse Autoriteiten. Indien de voorlopige hechtenis van [gedaagde] wordt opgeheven en [gedaagde] Nederland verlaat, wordt de kans op terugkeer van [dochter] afhankelijk van de medewerking van de Tunesische autoriteiten hetgeen deze kans verkleint. Nu aangenomen kan worden dat [gedaagde] vermogend is en [eiseres] door zijn toedoen gedwongen is deze procedure te voeren, bestaat er aanleiding om in afwijking van artikel 237 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) [gedaagde] in de kosten van deze procedure te veroordelen.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [gedaagde] heeft niet bestreden dat hij [dochter] in strijd met de afspraak met [eiseres] heeft meegenomen naar Tunesië. De reden dat hij dit heeft gedaan was, zo heeft hij toegelicht, dat [eiseres] het hem tot dan onmogelijk heeft gemaakt dat hij alleen met [dochter] zijn familie in Tunesië bezocht. Als hij met zijn dochter naar Tunesië ging, mocht dat alleen als [eiseres] meeging. Omdat het hem tijdens zijn verblijf met [dochter] in Tunesië duidelijk werd dat [eiseres] aangifte tegen hem had gedaan en omdat hij daardoor gegronde vrees had dat hij bij terugkeer in Nederland gearresteerd zou worden, heeft hij [dochter] niet mee teruggenomen naar Nederland. Hij wilde niet dat [dochter] van deze arrestatie getuige zou zijn, aldus [gedaagde].
4.2. Nu [eiseres] het éénoudergezag heeft over [dochter] betekent dit dat [gedaagde] [dochter] heeft onttrokken aan het ouderlijk gezag. [gedaagde] heeft hiermee in strijd gehandeld met artikel 279 Wetboek van Strafrecht.
4.3. Het verweer van [gedaagde] dat hij de verblijfplaats van [dochter] tot nu toe niet bekend kon maken omdat hij de personen die voor [dochter] zorgen wilde beschermen, zal worden gepasseerd nu het belang van [eiseres] om [dochter] terug te krijgen en met name het belang dat [dochter] heeft om terug te keren naar haar moeder en naar haar woonplaats, dient te prevaleren boven het belang van haar huidige verzorgers om anoniem te blijven. [gedaagde] heeft ook naar voren gebracht dat hij op dit moment niet weet waar [dochter] verblijft. Hij kan echter - zo heeft hij ook gesteld - haar verzorgers niet bellen omdat zijn telefoongesprekken in de gevangenis worden afgeluisterd waardoor alsnog bekend wordt wie voor haar zorgt. Ook dit verweer kan [gedaagde] niet baten nu [gedaagde] zelf deze situatie in het leven heeft geroepen.
4.4. [gedaagde] heeft ook aangevoerd dat het zinloos is dat hij zijn schriftelijke toestemming geeft als door [eiseres] wordt gevorderd. De Tunesische autoriteiten vereisen, aldus [gedaagde] dat hij, als vader van [dochter], in Tunesië persoonlijk naar de ambassade gaat en aldaar zijn toestemming geeft voor het vertrek van [dochter] uit Tunesië. Ook dit verweer wordt verworpen. Ter zitting heeft de advocaat van [eiseres] gemeld dat zij een verklaring bij zich heeft met de door [eiseres] voorgestane inhoud. Indien en voorzover ervan uit moet worden gegaan dat het ondertekenen van deze verklaring zinloos is voor het doel dat [eiseres] met deze verklaring beoogt - het vertrek mogelijk maken van [dochter] uit Tunesië - wordt niet ingezien waarom [gedaagde] deze verklaring dan toch niet ter zitting heeft willen tekenen. [gedaagde] heeft hiervoor ook geen steekhoudende argumenten aangedragen. Bovendien is het niet onaannemelijk dat een dergelijke door [gedaagde] ondertekende verklaring er aan zal bijdragen dat [dochter] Tunesië zal kunnen verlaten.
4.5. Mede in het licht van de stelling van [gedaagde] dat hij ook wil dat [dochter] zo spoedig mogelijk naar Nederland terugkomt en hij hierover in overleg is met de Tunesische ambassade, zal de vordering worden toegewezen als hierna vermeld.
4.6. De vordering van [eiseres] zo nodig lijfsdwang toe te passen zal worden afgewezen. Op grond van artikel 587 Rv zal een vonnis alleen dan uitvoerbaar bij lijfsdwang worden verklaard indien aannemelijk is dat toepassing van een ander dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden. [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat van een dergelijke situatie sprake is nu louter de angst dat [gedaagde] Nederland zal verlaten onvoldoende wordt geacht. Hier komt nog bij dat het de voorzieningenrechter ambtshalve bekend is dat de voorlopige hechtenis van [gedaagde] recentelijk verlengd is met negentig dagen.
4.7. Ter voorkoming van executiegeschillen zal de veroordeling worden gekoppeld aan de betekening van dit vonnis aan [gedaagde]. Hoewel een vonnis van de voorzieningenrechter met directe ingang tussen partijen bindend is, is pas na betekening van het vonnis aan [gedaagde] zijn veroordeling afdwingbaar door middel van het verbeuren van dwangsommen.
4.8. Het door [eiseres] gevorderde bedrag aan dwangsommen wordt bovenmatig geacht en zal worden gesteld op het hierna te noemen bedrag. Aan de te verbeuren dwangsommen zal een maximum worden verbonden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde prikkelende werking van de dwangsomoplegging.
4.9. In de affectieve relatie die tussen partijen heeft bestaan wordt aanleiding gezien de kosten van deze procedure te compenseren in die zin dat elk der partijen de eigen kosten draagt. Vooralsnog is niet gebleken dat er gronden zijn om van deze gebruikelijke regel af te wijken.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis [eiseres] op de hoogte te stellen van het land, de verblijfplaats en het volledige adres waar de minderjarige [dochter] verblijft en/of in de nabije toekomst zal verblijven;
5.2. veroordeelt [gedaagde] om 24 uur na betekening van dit vonnis schriftelijk zijn toestemming te verlenen aan de uitreis uit Tunesië van de minderjarige [dochter];
5.3. bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 200,-- per dag tot een maximum van € 20.000,-- voor iedere dag dat hij niet voldoet aan de veroordeling hiervoor onder 5.1 vermeld en/of de veroordeling hiervoor onder 5.2 vermeld;
5.4. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat elk der partijen met de eigen kosten belast blijft;
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2008.