Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 91061 / HA ZA 08-163
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] BOORWERKEN B.V.,
gevestigd te [plaats],
eiseres,
procureur mr. J.B.A. Jansen,
advocaat mr. P.J.A.M. Voeten te Amsterdam,
1. [gedaagde A],
wonende te [plaats, gemeente]t,
2. [gedaagde B]J,
wonende te [plaats, gemeente]t,
gedaagden,
procureur mr. F.B.M. van Aanhold.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 mei 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 3 juli 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagden] heeft een pand gekocht aan de [adres en plaats] en[aannemer] opdracht gegeven dit pand te verbouwen, zodat het pand kon worden gebruikt als kantoor, winkel en woonruimte.
2.2. [gedaagden] ging destijds vriendschappelijk om met [eisers]. [gedaagde A] en [eiser] kenden elkaar van de schietbaan.
2.3. [aannemer] heeft een deel van de werkzaamheden niet uitgevoerd omdat [eiseres] dat deel van de werkzaamheden zou uitvoeren voor een voor [gedaagden] gunstige prijs.
2.4. In een brief van 23 oktober 2006 van [eiseres] aan [gedaagden] is onder meer het volgende geschreven:
“(…) Hiermede hebben wij het genoegen u een aanbieding te doen toekomen voor het elektro-, telefoon-, en CAI-technisch gedeelte van de verbouwing van woonhuis, winkel, en kantoor [adres en plaats].
(…)
Omschrijving werkzaamheden:
Woonhuis beneden:
Elektrotechnisch gedeelte
CAI-technisch gedeelte
Telefoontechnisch gedeelte
Woonhuis verdieping:
Elektrotechnisch gedeelte
CAI-technisch gedeelte
Telefoontechnisch gedeelte
Winkel incl. werkplaats:
Elektrotechnisch gedeelte:
Kantoor:
Elektrotechnisch gedeelte
CAI-technisch gedeelte
Telefoontechnisch gedeelte
Gehele pand incl. garage / werkplaats:
Alarminstallatie
Voornoemde werkzaamheden incl. benodigd materiaal kunnen wij aanbieden voor een totaalprijs van 59.132,98 excl. b.t.w. (…)
(…)
Voor zover daar in de overeenkomst niet nadrukkelijk is afgeweken zijn de Metaalunie voorwaarden (zie bijlage) integraal van toepassing op alle gedane aanbiedingen en op alle met [eiseres] Infra Techniek – IJsselstein gesloten overeenkomsten tot uitvoering van werk. (…)
Als betalingsregeling is met u overeengekomen: er wordt een 100%-factuur naar u verzonden bij oplevering van de werkzaamheden. De betaling hiervan zal binnen 30 dagen na factuurdatum geschieden. (…)”.
Onderaan iedere bladzijde van deze brief is de datum 23 april 2007 vermeld. De brief is per bladzijde geparafeerd en is ondertekend.
2.5. In een andere brief van 23 oktober 2006 heeft [eiseres] een soortgelijk aanbod gedaan, met dien verstande dat in die brief een aanneemsom van € 36.425,-- exclusief BTW is genoemd en is geschreven dat deze aanneemsom uiterlijk op 1 oktober 2007 moet zijn betaald. Onderaan iedere bladzijde van deze brief is de datum 23 oktober 2006 vermeld. Ook deze brief is ondertekend.
2.6. [gedaagde A] en [procuratiehouder] hebben een stuk ondertekend met als kop “Verklaring van oplevering”. Als dagtekening is 1 februari 2007 vermeld. Op de verklaring is geschreven: “Besteknummer: ruimteboek d.d. 19 juli 2006”. In de verklaring is verder geschreven:
“(…) Hierbij verklaart de opdrachtgever: [gedaagden]
Gevestigd te: [plaats]
Dat bovengenoemd werk d.d. 1 februari 2007 geheel bedrijfsklaar conform de gestelde eisen is opgeleverd door van [eiseres] te [plaats].
Het werk is beproefd en goedgekeurd, behoudens voorzieningen genoemd in de volgende punten:
1. …Garage wordt later aangesloten als deze geplaatst is…………… (…)”.
Onderaan deze verklaring is vermeld: “19-05-2006 REV.0”.
2.7. In een brief van 24 april 2007 van [mevrouw] van [eiseres] aan [gedaagden] is het volgende vermeld:
“(…) Namens [eiser] zend ik u;
? faktuur van € 70368.25 en creditnota van € 70368.25 (deze zijn niet in onze administratie opgenomen)
? faktuur van € 43345.75 (deze is in onze boekhouding opgenomen)
? aanbieding van 23 oktober 2006 (…)”.
2.8. Door middel van een factuur van 24 april 2007 heeft [eiseres] aan [gedaagden] € 43.345,75 in rekening gebracht. In een factuur en een creditnota van dezelfde datum is een bedrag van € 70.368,25 genoemd. Bovenaan deze laatste stukken is met de hand bijgeschreven: “tbv verzekering”.
2.9. Door middel van een brief van 23 november 2007 heeft [eiseres] [gedaagden] als volgt bericht:
“(…) Met u en ondergetekenden is afgesproken dat de betaling van bovenstaande faktuur € 43.345,75 op 1 oktober 2007 zou plaatsvinden.
Deze betalingsafspraak is niet nagekomen.
Ondergetekende de heer [eiseres] heeft met u gesproken op d.d. 7 november 2007 en u nogmaals gewezen op de gemaakte betalingsafspraak. (…)”.
2.10. Bij aangetekende brief met bericht van ontvangst van 28 november 2007 heeft [gedaagde A] [eiseres] – naar aanleiding van de brief van 23 november 2007 - verzocht om een specificatie van de verschillende onderdelen van de aanbieding van [eiseres].
2.11. [eiseres] heeft als volgt op de brief van 28 november 2007 gereageerd bij brief van 30 november 2007:
“(…) U refereert aan ons schrijven van 23 november 2007 en u vraagt daarbij om een specificatie van de door ons verstrekte aanbieding.
Wij zullen zorgdragen voor een specificatie van de door u opgegeven onderdelen.
Maar dit is niet relevant met ons schrijven wat u op 23 november 2007 van ons heeft ontvangen omtrent betaling van de factuur . (…)”.
2.12. In een ongedateerde schriftelijke verklaring heeft [procuratiehouder] het volgende meegedeeld:
“(…) Voor de woning [gedaagden] is een ruimteboek ter beschikking gesteld d[aannemer], als uitgangspunt voor de installaties van de woningen begaande grond en eerste verieping, kantoor en winkel van de [gedaagden].
Na inzien en overleg met de [gedaagden] en de aannemer is er een installatie bepaald voor de elektra, cai en telefoon, data en uiteindelijk ook alarm, dit wijkt af van het ruimteboek wat beschikbaar is gesteld door de aannemer. Dus niet alleen electra installatie voor de woning. Hiervoor is een offerte gemaakt van +/- 60K groot waarna in overleg met de directie [eiser] een korting is gegeven in verband met de vrienden relatie.
“vriendenprijs”van +/- 36K groot wannaar de uitvoering is gestrart.
Eind 2006 is getart na overleg met de aannemer om de installaties aan te leggen. Na overleg op kantore van de aannemer in [plaats] met de [heer].
Begin 2007 zijn de andere voorzieningen verder aangebracht zoo ook de buizen onder het huis door naar de toekomstige garage. Alle voorzieningen werden in overleg met [gedaagden] aangebracht op de plaatsen die zij wilden hebben.
Tijdens de uitvoering zijn er geen op of aanmerkingen geweest ten opzicht van alle installaties. De installaties waren begin 2007 geheel gereed conform afspraak.
De alarm installatie is door de Firma Varel geadviseerd en goed bevonden door de [gedaagden].
Nadat de installatie gereed was zijn we nog diverse keren terug geweest een keer omdat er door de eigenaar door de leiding was geboord en dat de modem van UPC niet goed werkte. In september ben ik langs geweest na vooraf overleg telefonisch dat ik het werk wilde opleveren en dat ik dan langs kwam voor op de koffie.
Dat is ook uitgevoerd en tijdens de kop koffie is het werk goed opgeleverd met de opmerking dat als de garage geplaatst dat dan de elektra werkzaamheden daar in gemaakt zouden worden. Verder waren er geen opleverpunten.
In de tussenliggende periode zijn er geen op of aanmerkingen geweest op alle installaties.
Dit is een doorloop van project [gedaagden] dit schrijven wil ik ook onder ede verklaren. (…)”
3. De vordering
3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank [gedaagden] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zover mogelijk, zoveel mogelijk hoofdelijk, zal veroordelen om aan [eiseres] te betalen, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, de somma van € 43.345,75, uit hoofde van de gesloten en genoemde overeenkomst, € 1.788,-- aan buitengerechtelijke incassokosten, en de wettelijke rente over € 43.345,75 vanaf 1 februari 2007, verminderd met hetgeen reeds op grond van een provisioneel vonnis betaald zal blijken te zijn;
een en ander met veroordeling van [gedaagden] in de werkelijke kosten van dit geding ex artikel 17.8 Metaalunievoorwaarden en dus niet de geliquideerde kosten, welke betreffend kostenoverzicht bij staat nader in het geding zal worden gebracht, waaronder de kosten van de gelegde beslagen op de twee onroerende zaken van [gedaagden]
3.2. [eiseres] legt aan haar vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Op 23 oktober 2006 zijn partijen installatiewerkzaamheden overeengekomen. Deze overeenkomst is tevens mondeling doorgenomen. De offerte is door [gedaagden] geaccepteerd. Op de overeenkomst zijn de Metaalunievoorwaarden van toepassing. Deze voorwaarden zijn aan [gedaagden] ter hand gesteld. De aanneemsom van € 36.425,-- exclusief BTW moest uiterlijk 1 oktober 2007 zijn betaald. Op 1 februari 2007 heeft [gedaagden] voor oplevering getekend, waarbij de aanneemsom nog eens expliciet is vermeld. [gedaagden] heeft niet tijdig geklaagd op grond van artikel 15 Metaalunievoorwaarden en artikel 6:89 BW en heeft daardoor zijn recht verwerkt.
4. Het verweer
4.1. [gedaagden] concludeert dat de rechtbank [eiseres] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans de vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
4.2. [gedaagden] voert de navolgende verweren aan.
Voor de aanleg van elektra, inclusief stoppenkast en wandcontactdozen, zijn partijen een aanneemsom van € 6.500,-- overeengekomen. Nadien hebben partijen afgesproken dat [eiseres] ook een alarmsysteem zou aanleggen, hetzelfde alarmsysteem als bij de [eiseres] thuis. Voor de elektra en het alarmsysteem hebben partijen een aanneemsom van in totaal € 11.000,-- afgesproken. [eiseres] is ten aanzien van het alarmsysteem tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Het is merkwaardig dat [eiseres] een factuur ad circa € 70.000,-- en gelijktijdig een creditnota voor hetzelfde bedrag heeft toegezonden. De gang van zaken omtrent het toezenden van facturen en de aanbieding van 23 oktober 2006 is merkwaardig. [gedaagden] kenden de aanbieding van 23 oktober 2006 niet. De gepretendeerde algemene voorwaarden zijn nooit overeengekomen. [eiseres] heeft meegedeeld dat de nota van € 43.345,75 zou worden gecrediteerd, maar dat is nooit gebeurd. De verklaring van oplevering is weliswaar gedateerd op 1 februari 2007, maar in werkelijkheid is deze verklaring medio oktober 2007 getekend. Deze verklaring zou alleen van belang zijn voor de certificering. Op 7 november 2007 heeft [gedaagden] met de heer van Ieperen gesproken. In dat gesprek he[eiseres] bevestigd dat de aanneemsom € 11.000,-- was. [gedaagden] heeft [eiseres] om een specificatie van de werkzaamheden gevraagd, maar heeft deze nooit gekregen.
Op 24 januari 2008 is een ernstig gebrek aan de elektra aan het licht gekomen, namelijk dat de woning, winkel en kantoor op één aardlekschakelaar zitten, terwijl vooraf duidelijk is afgesproken dat de woning, de winkel en het kantoor onafhankelijk van elkaar zouden zijn. Nu [eiseres] nog geen alarminstallatie heeft aangelegd, heeft [gedaagden] zijn betalingsverplichting opgeschort.
5. De beoordeling
De aanneemsom
5.1. Partijen verschillen van inzicht over de hoogte van de aanneemsom. [eiseres] stelt dat een aanneemsom van € 43.345,75 is overeengekomen. [gedaagden] bestrijdt dit en voert aan dat een aanneemsom van in totaal € 11.000,-- is overeengekomen, welke aanneemsom volgens hem uiteenvalt in een som van € 6.500,-- voor de aanleg van elektra, inclusief stoppenkast en wandcontactdozen, en een som van € 4.500,-- voor de alarminstallatie.
5.2. [gedaagden] wijst erop dat hoofd[aannemer] een bedrag van € 5.327,63 op de aanneemsom in mindering heeft gebracht en beroept zich daartoe op een stuk getiteld “Budgettoets [gedaagden] te [plaats]”, waarin dit bedrag is genoemd naast de omschrijving: “vervallen: trekken van elektrische bedrading en afmonteren elektrische installatie”. [gedaagden] betoogt dat hij door [aannemer] opgestelde tekeningen en een zogeheten ruimteboek aan [eiseres] ter beschikking heeft gesteld en dat [eiseres] op basis van deze stukken op de prijs van € 6.500,-- is gekomen. [gedaagden] voert aan dat dit bedrag voor hem acceptabel was, omdat in dit bedrag – anders dan in het door [aannemer] genoemde bedrag van € 5.327,63 - de prijs van een stoppenkast en wandcontactdozen is verdisconteerd.
5.3. [gedaagden] voert aan dat [eiseres] haar prijs heeft berekend op basis van de door [aannemer] opgestelde tekeningen en het door deze aannemer opgestelde ruimteboek. [eiseres] heeft dit betoog niet (voldoende gemotiveerd) weersproken, te minder nu voor het betoog van [gedaagden] over de aanneemsom voor de aanleg van elektra steun is te vinden in de ongedateerde schriftelijke verklaring van [procuratiehouder]:
“(…) Voor de woning [gedaagden] is een ruimteboek ter beschikking gesteld door de [aannemer], als uitgangspunt voor de installaties van de woningen begaande grond en eerste verieping, kantoor en winkel van de [gedaagden]. (…)”.
Bovendien is in de door [eiseres] opgestelde verklaring van oplevering vermeld:
“Besteknummer: ruimteboek d.d. 19 juli 2006”.
5.4. [eiseres] heeft (nog steeds) niet gespecificeerd welke werkzaamheden zij heeft uitgevoerd, terwijl [gedaagden] daar – ook in de onderhavige procedure - om heeft verzocht en [eiseres] in haar brief van 30 november 2007 heeft toegezegd de werkzaamheden te zullen specificeren.
5.5. Gelet op hetgeen in de vorige twee alinea’s is overwogen, staat tussen partijen vast dat [eiseres] haar prijs op de door [aannemer] opgestelde tekeningen en op het ruimteboek heeft gebaseerd alsook dat het – afgezien van de alarminstallatie, de stoppenkast en de wandcontactdozen – om min of meer dezelfde werkzaamheden gaat.
5.6. Ter comparitie heeft de raadsman van [eiseres] opgemerkt dat het in de factuur van 24 april 2007 genoemde bedrag van € 70.368,25 moet worden gezien als de prijs die [eiseres] voor haar werkzaamheden zou kunnen rekenen wanneer het niet zou gaan om een vriendendienst. Nu het aannemelijk is dat [gedaagden] niet (aanzienlijk) meer wilde betalen dan hij had moeten doen wanneer hij de werkzaamheden met betrekking tot de elektra door [aannemer] zou hebben laten uitvoeren, roept de hoogte van dit bedrag van € 70.368,25, net als de “vriendenprijs” van € 43.345,75, de vraag op waarom dit zoveel hoger is dan het door [aannemer] genoemde bedrag van € 5.327,63.
5.7. Als verklaring voor dit zeer aanzienlijke verschil is namens [eiseres] ter comparitie verklaard:
“(…) Het was veel werk, alles moest gesplitst worden qua elektra. Het is een kantoor, een winkel en twee woningen, een boven- en benedenwoning. Dat moest allemaal gesplitst. [procuratiehouder] is de procuratiehouder in het bedrijf, ik heb met hem over deze kwestie gesproken. Het klopt niet dat er gesproken is over € 6.000,-- voor de elektra en € 4.500,-- voor het alarm. We kunnen een specificatie van alle uren geven. Alles wordt genoteerd bij ons. Er moest heel veel gebeuren, de elektra voor twee woningen, het kantoor en de winkel. Er moest ook krachtstroom bij. Daarvoor moet je vanaf de stoppenkast een aparte leiding aanleggen. (…)”.
5.8. Nu vaststaat dat [eiseres] haar prijs heeft berekend op basis van tekeningen en het ruimteboek van [aannemer] en vaststaat dat het om min of meer dezelfde werkzaamheden gaat, levert de opmerking dat de elektra van een kantoor, een winkel, een bovenwoning en benedenwoning allemaal moest worden gesplitst, zonder nadere toelichting, geen bevredigende verklaring op voor het grote verschil in prijs. Daarbij zij opgemerkt dat [aannemer] de (hoofd)aannemer was die de verbouwing tot kantoor, winkel en woning(en) voor haar rekening heeft genomen.
5.9. In feite heeft [eiseres] ter comparitie alleen aangevoerd dat zij ook voor krachtstroom heeft gezorgd en dat daarvoor vanaf de stoppenkast een aparte leiding moet worden aangelegd. Dit kan de omvang van het (aanzienlijke) verschil tussen de prijs van [aannemer] en de “realistische prijs” van [eiseres] (dertien maal zoveel), alsook het verschil met de “vriendenprijs” van [eiseres] (acht maal zoveel), echter niet verklaren. Hetzelfde geldt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, voor het alarm, daargelaten dat [eiseres] niet heeft opgehelderd hoe het mogelijk is dat partijen – naar [gedaagden] onweersproken heeft aangevoerd - pas in december 2006 zijn overeengekomen dat [eiseres] ook de alarminstallatie zou aanleggen, terwijl het alarm wel al in de twee aanbiedingen van 23 oktober 2006 zijn genoemd. De enkele omstandigheid dat in de verklaring van oplevering een aanneemsom van € 36.425,00 exclusief BTW is vermeld, kan het verschil in prijs evenmin verklaren en legt onvoldoende gewicht in de schaal om te kunnen concluderen dat die aanneemsom metterdaad is overeengekomen.
5.10. [eiseres] heeft ter comparitie niets naar voren gebracht in reactie op de stelling van [gedaagden] [eiseres] en [gedaagde A] elkaar op 7 november 2007 hebben gesproken in de De Goudreinet te Veenendaal en dat [eiser] bij die gelegenheid heeft bevestigd dat de aanneemsom € 11.000,-- bedraagt.
5.11. Gelet op het vorenstaande, lag het, na de gemotiveerde betwisting van [gedaagden], op de weg van [eiseres] om haar stelling dat partijen een aanneemsom van € 43.345,75 zijn overeengekomen nader te onderbouwen. Nu [eiseres] ten aanzien van de aanneemsom te weinig heeft gesteld, wordt niet aan bewijslevering toegekomen. Bij de verdere beoordeling zal er dan ook van worden uitgegaan dat een aanneemsom van € 11.000,-- is afgesproken, die uiteenvalt in een bedrag van € 6.5000,-- voor de elektra en € 4.500,-- voor de alarminstallatie.
5.12. Uit het vorenstaande volgt dat [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat partijen zijn overeengekomen dat de algemene voorwaarden van de Metaalunie op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn. Het enige aanknopingspunt voor de toepasselijkheid van die voorwaarden is immers de aanbieding van 23 oktober 2006, terwijl [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat partijen op basis van die aanbieding tot overeenstemming zijn gekomen. Om die reden wordt ook aan bewijslevering over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet toegekomen.
5.13. [gedaagden] voert aan dat hij de aanneemsom van € 11.000,-- niet hoeft te betalen omdat [eiseres] wist dat pas betaald kon worden zodra de oude woning van [gedaagden] zou zijn verkocht en de koopsom zou zijn betaald. Dit argument kan [gedaagden] niet baten. [gedaagden] stelt immers niet dat partijen hebben afgesproken dat de aanneemsom pas opeisbaar is vanaf het moment dat [gedaagden] de koopsom voor zijn oude woning heeft ontvangen. Een dergelijke afspraak is ook niet gebleken. Dat [eiseres] wellicht wist dat [gedaagden] krap bij kas zat, doet aan de opeisbaarheid van de aanneemsom niet af.
5.14. [gedaagden] voert ook aan dat hij heeft aangeboden een bedrag van € 6.500,-- te betalen door een vordering van [gedaagden] op [naam] Holding B.V. ter grootte van dit bedrag aan [eiseres] te cederen, maar dat [eiseres] dit aanbod niet heeft aanvaard. Dit argument gaat niet op. [eiseres] is niet verplicht een dergelijk aanbod te aanvaarden. De betaling van een geldsom kan op de voet van artikel 6:112 BW geschieden door middel van gangbaar geld of op de voet van artikel 6:114 lid 1 BW door het verschuldigde bedrag op een rekening van [eiseres] te laten bijschrijven.
5.15. [gedaagden] voert aan dat hij bevoegd is de betaling van de gehele aanneemsom op te schorten omdat op 24 januari 2008 bleek dat de elektra van de functies wonen, kantoor en winkel in strijd met de aannemingsovereenkomst niet waren gescheiden, in die zin dat de elektra bij kortsluiting in – bij voorbeeld – het woongedeelte, normaal blijft functioneren in het kantoorgedeelte en het winkelgedeelte. Ook voert [gedaagden] aan dat hij tot opschorting bevoegd is omdat de alarminstallatie nooit overeenkomstig de gemaakte afspraken is geïnstalleerd.
5.16. Het opschortingrecht is een materieel verweer tegen de vordering tot nakoming en de gebruikmaking van de bevoegdheid daartoe leidt tot slechts uitstel. Het kan er niet toe leiden dat de partij, die zich erop beroept, definitief van zijn prestatieverplichting wordt ontheven. Voor een geslaagd beroep op een opschortingsrecht is niet vereist dat degene die zich daarop beroept, tegelijkertijd nakoming of (gedeeltelijke) ontbinding vordert (HR 5 december 1997, NJ 1998, 169, HR 23 september 1994, NJ 1995, 26, HR 21 februari 1992, NJ 1992, 337 en HR 2 november 1990, NJ 1991, 23). Wel dient degene die zich op een opschortingsrecht beroept daarbij duidelijk te kennen te geven dat hij verlangt dat de wederpartij alsnog behoorlijk nakomt, en dat hij in dat geval ook zijnerzijds zal nakomen (HR 5 december 1997, NJ 1998, 169). Aan dit laatste vereiste heeft [gedaagden] voldaan.
5.17. Uit de gevolgen van opschorting voor de opeisbaarheid volgt dat een gegrond beroep op opschorting bij wijze van verweer ertoe leidt dat de vordering geheel of gedeeltelijk moet worden afgewezen. De schuldeiser kan pas weer nakoming vorderen wanneer de verbintenis van de schuldenaar weer opeisbaar is geworden doordat het opschortingsrecht is vervallen. In deze zin Mon. BW B32b (Streefkerk), blz. 58.
5.18. Op grond van het het bepaalde in artikel 7:758 lid 3 BW is een aannemer ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken.
5.19. [eiseres] stelt in de inleidende dagvaarding dat de oplevering heeft plaatsgehad op 1 februari 2007 en verwijst daartoe naar de verklaring van oplevering die op die datum is gedateerd. [gedaagden] betwist weliswaar dat de verklaring van oplevering op 1 februari 2007 is ondertekend en voert aan dat dit medio oktober 2007 moet zijn geweest, maar weerspreekt niet dat het werk begin 2007 gereed was en betoogt dat het voorafgaand aan het bezoek van [procuratiehouder], waarbij de verklaring van oplevering is ondertekend, enige maanden stil is geweest.
5.20. De heer [procuratiehouder] heeft in zijn ongedateerde schriftelijke verklaring over de oplevering en het gereed zijn van het werk het volgende naar voren gebracht:
“(…) Eind 2006 is getart na overleg met de aannemer om de installaties aan te leggen. Na overleg op kantore van de aannemer in [plaats] met de [heer].
Begin 2007 zijn de andere voorzieningen verder aangebracht zoo ook de buizen onder het huis door naar de toekomstige garage. Alle voorzieningen werden in overleg met [gedaagden] aangebracht op de plaatsen die zij wilden hebben.
Tijdens de uitvoering zijn er geen op of aanmerkingen geweest ten opzicht van alle installaties. De installaties waren begin 2007 geheel gereed conform afspraak.
De alarm installatie is door de Firma Varel geadviseerd en goed bevonden door de [gedaagden].(…) In september ben ik langs geweest na vooraf overleg telefonisch dat ik het werk wilde opleveren en dat ik dan langs kwam voor op de koffie.
Dat is ook uitgevoerd en tijdens de kop koffie is het werk goed opgeleverd met de opmerking dat als de garage geplaatst dat dan de elektra werkzaamheden daar in gemaakt zouden worden. Verder waren er geen opleverpunten.(…)”.
5.21. Uit het vorenstaande concludeert de rechtbank dat [eiseres] haar werkzaamheden begin 2007 heeft afgerond en dat de verklaring van oplevering – anders dan de datering van dit stuk suggereert – in september of oktober 2007 heeft plaatsgehad.
5.22. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagden] vóór september/oktober 2007 [eiseres] van gebreken aan het werk op de hoogte heeft gesteld. In de verklaring van oplevering is niets vermeld over de functiescheiding van de elektra en de alarminstallatie, alleen dat de garage later op de elektra zal worden aangesloten. De vraag rijst daarom of [gedaagden] de door hem gestelde gebreken op het tijdstip van de oplevering rederwijs had moeten ontdekken.
5.23. Wat betreft de alarminstallatie luidt het antwoord op deze vraag bevestigend. [gedaagden] stelt immers zelf dat [eiseres] – volgens hem in strijd met de afspraken – kolossale camera’s heeft gemonteerd en dat [eiseres] heeft verzuimd op alle ramen melders te plaatsen. Ervan uitgaande dat [eiseres] aldus haar verplichtingen niet is nagekomen, gaat het hier om gebreken die dermate in het oog springen dat [gedaagden] [eiseres] daar begin 2007 en in ieder geval in september/oktober 2007 op had moeten wijzen. Door dat niet te doen, kan [gedaagden], op grond van het bepaalde in artikel 7:758 lid 3 BW, geen aanspraak maken op herstel van de door hem gestelde gebreken aan de alarminstallatie.
5.24. Wat betreft de functiescheiding van de elektra kan daarentegen niet worden geconcludeerd dat [gedaagden] ten tijde van de oplevering rederwijs had moeten ontdekken dat sprake was van een gebrek. [gedaagden] heeft onweersproken aangevoerd dat dit pas naar aanleiding van een kortsluiting op 24 januari 2008 duidelijk werd en dat hij [eiseres] daar op 28 januari 2008 op heeft gewezen.
5.25. [eiseres] heeft evenmin (voldoende gemotiveerd) weersproken dat zij op basis van de aannemingsovereenkomst verplicht was de elektra van de functies wonen, kantoor en winkel te scheiden, zeker[eiseres] ter comparitie heeft verklaard:
“(…) De [gedaagden] heeft tot twee keer toe met [procuratiehouder] besproken dat de woonhuizen, keuken, kantoor en winkel qua elektriciteit gescheiden moesten zijn. De oven is aangesloten op een aparte aardlekschakelaar. (…)”.
In een handgeschreven brief van 29 februari 2008 heeft [naam], werknemer van [eiseres], verklaard:
“(…) De indeling van de groepenkast is in overleg met de [gedaagden] tot stand gekomen.
We hebben de beneden en bovenverdieping verdeelt over meerdere groepen. Als er op één van deze groepen kortsluiting of overbelasting optreed wordt deze groep automatische uitgeschakeld. Maar als dan door omstandigheden ook nog de aardlekschakelaar (persoonsbeveiliging) wordt aangesproken, worden er meerdere groepen uitgeschakeld. Dit komt omdat er meerdere groepen achter één aardlekschakelaar zit. De indeling van de aardlekschakelaar is zo gekozen dat als er op de begane grond de aardlekschakelaar wordt aangesproken dat er op de verdieping het licht blijft branden en natuurlijk visa versa. (…)”.
5.26. Voorts heeft [gedaagden] onweersproken aangevoerd dat [eiseres] op 5 februari 2008 met de leverancier is langs geweest om de situatie te bezien en dat toen bleek dat de verschillende gedeelten van het pand inderdaad dezelfde aardlekschakelaar deelden. De verklaring van [werknemer eiseres] geeft slechts aan dat het inderdaad de bedoeling was de elektra van de verschillende gebruiksfuncties van het pand te scheiden. Uit deze verklaring kan niet worden opgemaakt dat het werk overeenkomstig deze bedoeling is uitgevoerd.
5.27. Gelet op het vorenstaande, luidt de tussenconclusie ten aanzien van het beroep op het opschortingsrecht dat [gedaagden] tot opschorting bevoegd was voor zover het gaat om de niet doorgevoerde functiescheiding, maar niet voor zover het gaat om de alarminstallatie. Wel is de rechtbank van oordeel dat opschorting van de betaling van de volledige aanneemsom niet in verhouding staat tot het te verhelpen gebrek en dat opschorting van de betaling van de helft van dit bedrag wel proportioneel is. Dit brengt met zich dat [gedaagden] slechts bevoegd was de betaling van een bedrag van € 3.250,-- op te schorten en dat [eiseres] aanspraak heeft op betaling van een hoofdsom van € 7.750,--. De gevorderde hoofdsom zal in zoverre worden toegewezen en voor het overige worden afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
5.28. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. [eiseres] heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als kosten met betrekking op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
5.29. [eiseres] vordert wettelijke rente vanaf 1 februari 2007 en stelt dat die datum geldt als fatale betalingstermijn. [eiseres] heeft echter te weinig gesteld om te kunnen concluderen dat 1 februari 2007 als een fatale betalingstermijn is aan te merken.
5.30. Indien in het kader van aanneming van werk niets wordt afgesproken over de opeisbaarheid van de aanneemsom, dan geldt dat de aanneemsom vanaf de oplevering opeisbaar is. Nu onduidelijk is wanneer het werk precies is opgeleverd, niet duidelijk is geworden of de werkzaamheden waren afgerond toen de factuur van 24 april 2007 is verzonden en niet is gebleken dat [eiseres] [gedaagden] in gebreke heeft gesteld, zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum dagvaarding, te weten 8 januari 2008.
5.31. Met een beroep op de algemene voorwaarden van de Metaalunie vordert [eiseres] vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten. Zoals eerder overwogen, is de rechtbank evenwel van oordeel dat [eiseres] te weinig heeft gesteld om de gevolgtrekking te rechtvaardigen dat die voorwaarden op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn.
5.32. Nu beide partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden manier.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 7.750,-- (zevenduizendzevenhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 8 januari 2008 tot de dag van volledige betaling,
6.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Lucassen en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2008.