ECLI:NL:RBZUT:2008:BE9935

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1493 VEROR
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
  • M.H.M. Steigenga-Gerritsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de vaste standplaatsvergunning voor de zaterdagmarkt te Zutphen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 5 september 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die een vaste standplaatsvergunning had voor de zaterdagmarkt te Zutphen. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen op 23 november 2006, waarbij de standplaats een lengte van 12 meter en een breedte van 6 meter mocht hebben. Echter, op 10 november 2007 heeft de verzoeker in strijd met deze vergunning een standplaats van 15 à 16 meter ingenomen, wat leidde tot een schorsing voor één marktdag op 8 december 2007. Deze schorsing werd later opgeschort vanwege bijzondere omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd.

Op 21 juni 2008 werd opnieuw vastgesteld dat de verzoeker de lengte van zijn standplaats overschreed, ditmaal tot 14,1 meter. Hierop heeft het college van burgemeester en wethouders besloten om de standplaatsvergunning van de verzoeker voor één marktdag, te weten 6 september 2008, te schorsen. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, welke op 4 september 2008 werd behandeld. De verzoeker werd bijgestaan door drs. A.P.Z. van der Houwen, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. M.N. Brinker, J.F.A. Kerkhof en R.W.H. de Groot.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzoeker in strijd heeft gehandeld met de voorschriften van de vergunning. De rechter oordeelde dat de schorsing van de vergunning rechtmatig was, gezien de eerdere overtredingen en de mededeling van de verweerder dat de eerdere schorsing als waarschuwing gold. De verzoeker kon niet onderbouwen dat de sanctie onevenredig was, en de voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak heeft geen bindende gevolgen voor de bodemprocedure die mogelijk volgt.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 08/1493 VEROR
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoeker]
te [plaats],
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 25 augustus 2008, waarbij verweerder heeft besloten om verzoeker één marktdag, te weten zaterdag 6 september 2008, te schorsen.
2. Procesverloop
Drs. A.P.Z. van der Houwen heeft namens verzoeker een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Bij brief van 31 augustus 2008 is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 4 september 2008, waar verzoeker is verschenen, bijgestaan door drs. Van der Houwen, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.N. Brinker, J.F.A. Kerkhof en R.W.H. de Groot.
3. Motivering
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Bij besluit van 23 november 2006 heeft verweerder verzoeker vergunning verleend voor het innemen van een vaste standplaats op de zaterdagmarkt te Zutphen voor het verkopen van tuinplanten en bloemen. Daarbij is bepaald dat de standplaats een lengte van 12 meter en een breedte van 6 meter heeft.
Bij besluit van 30 november 2007 heeft verweerder vastgesteld dat verzoeker in strijd met de vergunning op zaterdag 10 november 2007 15 à 16 meter standplaats heeft ingenomen, in verband waarmee is besloten verzoeker één marktdag (zaterdag 8 december 2007) te schorsen. Verweerder heeft echter in verband met de door verzoeker gestelde bijzondere omstandigheden bij brief van 7 december 2007 aan verzoeker meegedeeld dat de schorsing wordt opgeschort. Bij brief van 9 januari 2008 is aan verzoeker meegedeeld dat de eerder opgelegde schorsing bij een eventuele volgende overtreding als een eerste waarschuwing zal worden beschouwd.
Op zaterdag 21 juni 2008 is door de marktmeester vastgesteld dat de lengte van verzoekers standplaats 14,1 meter bedroeg. Bij brief van 22 juli 2008 heeft verweerder aan verzoeker kenbaar gemaakt dat hij heeft gehandeld in strijd met de vergunning en dat het voornemen bestaat hem voor één zaterdag de toegang tot de markt te ontzeggen. Van de gelegenheid zijn zienswijze kenbaar te maken heeft verzoeker gebruik gemaakt. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de standplaatsvergunning van verzoeker voor één marktdag, te weten
6 september 2008, geschorst.
Ingevolge artikel 9, aanhef en onder a, van de Marktverordening gemeente Zutphen (hierna: de Marktverordening) kan verweerder een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat: het bepaalde bij of krachtens deze verordening, de op grond van artikel 3 vastgestelde nadere regels of de voorschriften van de vergunning overtreedt.
In het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van het Markreglement is een overzicht opgenomen voor het opleggen van bestuurlijke sancties, als bedoeld onder andere in artikel 9 van de Marktverordening. Hierin is opgenomen dat voor een overtreding die bestaat uit het uitstallen c.q. verkopen van goederen buiten de aangegeven standplaats de eerste actie bestaat uit een schriftelijke waarschuwing en dat de eerste sanctie bestaat uit het “uitsluiten voor toewijzing standplaats voor 1 marktdag”.
Door verzoeker is niet bestreden dat zijn standplaats op de markt van 21 juni 2008 een lengte van 14,1 meter had. Daarmee staat vast dat verzoeker heeft gehandeld in strijd met de voorschriften verbonden aan de hem verleende vaste standplaatsvergunning, waarin is bepaald dat de standplaats een lengte mag hebben van 12 meter. Gelet op het bepaalde in artikel 9, aanhef en onder a, van de Marktverordening was verweerder derhalve bevoegd een sanctie op te leggen.
De voorzieningenrechter kan verzoeker niet volgen in zijn standpunt dat aan de sanctie eerst een waarschuwing vooraf had moeten gaan. Gelet op de eerdere overtreding en de mededeling van verweerder dat die voorwaardelijk gemaakte schoring als waarschuwing wordt beschouwd heeft verweerder overeenkomstig het in artikel 41 van het Marktreglement neergelegde sanctieschema gehandeld.
Verzoeker stelt zich voorts op het standpunt dat verweerder in dit geval in redelijkheid niet tot het opleggen van een sanctie heeft kunnen komen. Daartoe heeft verzoeker er op gewezen dat - naar aanleiding van een verzoek om de vergunning uit te breiden naar een lengte van 13,5 meter- overleg met verweerder heeft plaatsgevonden en (op ambtelijk niveau) een lengte van 13 meter acceptabel is geacht. Voorts meent verzoeker dat, gelet op de ruimte tussen de belendende standplaatsen, een lengte van 13,70 meter zou kunnen worden toegestaan. Hij wijst erop dat hij een standplaats op de grond heeft, dat voor zijn handel (bloemen en planten) veel ruimte nodig is en dat de winstmarges in de branche gering zijn.
De voorzieningenrechter ziet in hetgeen zijdens verzoeker naar voren is gebracht geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar niet in stand kan blijven. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat verweerder zich ook niet aan de eventueel vergunbaar geachte 13 meter heeft gehouden. Voor een toezegging aan verzoeker dat hij, ongeachte de afstand, de ruimte tussen de belendende standplaatsen mag innemen is in de stukken geen steun te vinden. Evenmin wordt het standpunt van verzoeker dat hij door overlast door geparkeerde fietsen vrijwel gedwongen is de ruimte tussen de standplaatsen op te vullen ondersteund door de stukken en de zich daarbij bevindende foto’s. Dat verzoeker als kleine ondernemer financieel onevenredig zwaar wordt getroffen door de sanctie is niet met nadere stukken onderbouwd.
Naar voorlopig oordeel kan het bestreden besluit in bezwaar in stand blijven.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op
5 september 2008 in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen als griffier.