Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 90087 / HA ZA 07-1162
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[computerbedrijf BV],
gevestigd te [plaats, gemeente],
eiseres,
procureur mr. A.J. Zeyl,
advocaat mr. M. Spaa te Voorburg,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Ingenieursbureau BV].,
gevestigd te [plaats, gemeente],
gedaagde,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. J.H. van der Perk te Deventer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 februari 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 13 maart 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] voert een automatiseringsbedrijf. [gedaagde] drijft een adviesbureau voor constructies in beton, staal en hout.
2.2. Op 17 november 2004 hebben [eiseres] en [gedaagde] – met verwijzing naar een offerte met nummer 14.10.2004.07/WU-rev.III - een overeenkomst gesloten met betrekking tot de levering van computerapparatuur, waaronder een Intel Xeon server met een Maxtor Atlas IV harddisk, en bijhorende software. Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing.
2.3. In artikel 2 lid 1 van de algemene voorwaarden is bepaald dat overeenkomsten eerst door schriftelijke bevestiging van “de gebruiker” bindend worden.
2.4. In een brief van 17 november 2004 is onder meer het volgende weergegeven:
“(…) De garantietermijn bedraagt 36 maanden on-site service op alle hardware aan uw kantoor te Varsseveld. De in deze offerte vermelde software applicaties zijn uitgesloten van enige garantieaansprakelijkheid”.
2.5. In een bij de brief van 17 november 2004 horende bijlage, genaamd “Productspecificaties met bijbehorende verkoopprijzen” is over garantie het volgende weergeven:
“(…) Verkoopprijs: € 4.875,- / 3 jaar volledige garantie op de hardware aan kantoor te Varsseveld.
(Materialen, arbeidsloon en voorrijdkosten.) (…)”.
2.6. In de bij de brief van 17 november 2004 horende bijlage is onder het kopje “Netwerkbesturingssysteem” weergegeven: “Microsoft Windows 2003 server small business edition OEM NL”.
2.7. Door middel van een factuur van 15 december 2004 heeft [eiseres] een bedrag van € 13.203,05 in rekening gebracht. Als omschrijving van de geleverde goederen en diensten is in deze factuur weergegeven:
“OFFERTENUMMER: 14.10.2004.07/WU-rev3
FILESERVER – BASISCONFIGURATIE. 4875,00
LEVERING: MS-WIN2003SRV SBS NL/25C. 2640,00
INRUIL: MS-WIN2003SRV STD NL/25 CAL -1040,00
INSTALLATIEWERKZAAMHEDEN NETWERK. 4620,00”.
2.8. Dinsdag 23 januari 2007 heeft [gedaagde] aan [eiseres] gemeld dat er een probleem was met de harddisk van de server. Woensdag 24 januari 2007 heeft [eiseres] van deze melding kennis genomen en met [gedaagde] contact opgenomen.
2.9. Van woensdag 24 januari tot en met zondag 28 januari 2007 heeft [eiseres] aan het computersysteem van [gedaagde] werkzaamheden verricht. Op woensdag 24 januari 2007 heeft [eiseres] voor [gedaagde] een noodoplossing gecreëerd, zodat de medewerkers van [gedaagde] hun werkzaamheden konden voortzetten.
2.10. Partijen hebben er in samenspraak voor gekozen de oorspronkelijke harddisk te vervangen door een zogeheten RAID-5-systeem. Dit systeem werkt met verschillende harddisks die met elkaar communiceren en is daardoor minder kwetsbaar dan een systeem met slechts één harddisk. [eiseres] heeft een RAID-5-systeem geleverd, software geïnstalleerd en werkstations geconfigureerd.
2.11. Door middel van een factuur van 27 januari 2007 heeft [eiseres] een bedrag van € 14.637,-- in rekening gebracht voor geleverde apparatuur en voor werkzaamheden. Als omschrijving van de geleverde goederen en diensten is in deze factuur weergegeven:
“3* SEAGATE CHEETAH HDD72GB/15K U320
1* INTEL RAID SRCU42X.
1* LVD SCSI KABEL.
3* SCA/LVD SCSI-CONVERTER.
1* POWERCABLE (EXTENSION) .
COMPLETE CONFIGURATIEPRIJS. 1750,00
ZIE BIJGEVOEGD DECLARATIEOVERZICHT.
MONTAGE/INSTALLATIEWERKZAAMHEDEN. 10550,00
SERVICE AAN KANTOOR TE VARSSEVELD.”.
2.12. Op 6 maart 2007 heeft [gedaagde] een bedrag van € 2.975,-- betaald aan [eiseres].
3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal veroordelen:
A. tot betaling van het bedrag van € 9.579,50, als hoofdsom;
B. tot betaling van de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 27 februari 2007, zijnde de vervaldatum van de factuur, tot aan de dag der algehele voldoening;
C. tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, primair ad € 1.883,18, subsidiair ad € 904,00, conform Voorwerk II, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, vanaf 23 november 2007 tot aan de dag der algehele voldoening;
D. in de kosten van het geding, procureurssalaris daaronder begrepen.
3.2. [eiseres] legt aan haar vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
De werkzaamheden die [eiseres] heeft verricht, zijn niet het gevolg van de crash van de harddisk, maar zijn het gevolg van de keuze van [gedaagde] voor een RAID-5-systeem. [gedaagde] wilde haar computersysteem koste wat het kost op maandag 29 januari 2007 gereed hebben. De systeembeheerder en de directeur van [gedaagde] waren zeer tevreden met het door [eiseres] geleverde werk. [eiseres] heeft [gedaagde] duidelijk geschetst dat er twee opties waren. De eerste optie was vervanging van de harde schijf door een harde schijf van hetzelfde type. De tweede optie was vervanging van de harde schijf door een RAID-5-systeem. Daarbij heeft [eiseres] duidelijk gesteld dat met de eerste optie ongeveer een dag werk zou zijn gemoeid, terwijl de tweede optie zou meebrengen dat het hele weekend met twee a drie man zou moeten worden doorgewerkt. [gedaagde] heeft kunnen uitrekenen welke kosten aan de tweede optie waren verbonden omdat hij bekend was met het uurtarief, te weten € 79,-- per uur. Nu [gedaagde] de factuur slechts gedeeltelijk heeft betaald, is zij een hoofdsom verschuldigd van € 9.579,50. [gedaagde] heeft betaling van de factuur toegezegd.
4.1. [gedaagde] concludeert dat de rechtbank de vorderingen van [eiseres] zal afwijzen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding.
4.2. [gedaagde] voert de navolgende verweren aan.
[eiseres] heeft tegenover [gedaagde] aangegeven dat zij niet alleen de harddisk zou vervangen maar ook het systeem zou herstellen in de staat waarin deze verkeerde voor de crash, met dien verstande dat de nieuwe harddisks zouden worden geplaatst, het besturingsprogramma zou worden geïnstalleerd, de back ups zouden worden teruggezet en de nieuwe harddisks in de RAID-configuratie zouden worden geconfigureerd. [gedaagde] verkeerde in de veronderstelling dat het herstel onder de garantie viel. Afgezien van de levering van een RAID-5-systeem, heeft [gedaagde] dan ook geen opdracht aan [eiseres] verstrekt. Op grond van artikel 2 van de algemene voorwaarden is voor een opdracht een schriftelijk stuk vereist, terwijl van een zodanig stuk geen sprake is.
Primair geldt dat alle werkzaamheden van [eiseres] onder de garantie vallen, met uitzondering van de (beperkte) extra werkzaamheden die noodzakelijkerwijs te maken hebben met de installatie en configuratie van het RAID-5-systeem. Voor die extra werkzaamheden heeft [gedaagde] ook betaald. De software die van garantie is uitgesloten betreft alleen het programma Microsoft Windows 2003 Server. Indien de garantiebepaling in de overeenkomst moet worden uitgelegd, dan geldt de contra-preferentumregel. Afgezien van de extra werkzaamheden als gevolg van het RAID-5-systeem, heeft de crash van de harddisk de werkzaamheden noodzakelijk gemaakt. [gedaagde] heeft na ontvangst van de factuur wel degelijk geprotesteerd en er is geen sprake van dat [gedaagde] heeft toegezegd de factuur te betalen.
Subsidiair geldt dat [eiseres] [gedaagde] had moeten informeren over de aard en de omvang van de werkzaamheden. [eiseres] heeft wel heel veel tijd aan de werkzaamheden besteed, te weten 109 uur. De rechtsverhouding tussen partijen is aan te merken als een overeenkomst van opdracht. [eiseres] heeft geen verantwoording afgelegd op de voet van artikel 7:403 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De werkzaamheden zijn niet op een redelijk bekwame wijze uitgevoerd. [eiseres] moet bewijzen dat zij dat wel heeft gedaan. Er zijn geen concrete afspraken gemaakt over het loon en [gedaagde] heeft nimmer een nieuwe prijslijst ontvangen. In ieder geval is uurtarief dat hoger is dan € 70,-- per uur niet overeengekomen. Het loon van [eiseres] moet ex artikel 7:405 lid 2 BW naar redelijkheid worden bepaald. Het is ondenkbaar dat [gedaagde] opdracht zou hebben gegeven, als zij bij benadering zou hebben geweten wat daarvan de financiële gevolgen zouden zijn.
Meer subsidiair stelt [gedaagde] dat in totaal 36,25 uur is besteed aan werkzaamheden die in ieder geval onder de garantie vallen.
5. De beoordeling
Grondslag vordering
5.1. Ter comparitie heeft [eiseres] verduidelijkt dat de feitelijke grondslag van haar vordering is dat zij in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden heeft verricht met betrekking tot de levering, installatie en configuratie van een RAID-5-systeem en dat deze werkzaamheden niet zijn aan te merken als een gevolg van de crash van de oorspronkelijke harddisk. Partijen zijn het erover eens dat de werkzaamheden met betrekking tot de levering, installatie en configuratie van een RAID-5-systeem niet onder de garantie vallen, zodat de garantie op de hardware [gedaagde] in zoverre niet kan baten.
5.2. [gedaagde] kan niet worden gevolgd in haar betoog dat de rechtsverhouding tussen partijen is aan te merken als een overeenkomst van opdracht. Nu [eiseres] met haar werkzaamheden buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand heeft gebracht als bedoeld in artikel 7:750 lid 1 BW, is deze rechtsverhouding aan te merken als aanneming van werk. Daarbij zij opgemerkt dat titel 7.12 BW op veel meer overeenkomsten dan aanneming van bouwwerken van toepassing is en dat aan de in artikel 7:750 lid 1 BW gebruikte bewoordingen “een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen” een ruime betekenis moet worden toegekend. Vergelijk de Nadere Memorie van Antwoord, Kamerstukken I, vergaderjaar 2002-2003, 23 095, nr. 38a, blz. 9-10:
“Het is evident dat onder het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard als bedoeld in artikel 7.12.1 lid 1 mede de verbouwing van een bestaand werk valt. Het werk van stoffelijke aard dat in het geval van een verbouwing tot stand wordt gebracht is de wijziging van een bouwwerk (uitbreiding, verfraaiing etc.). De uitleg van Loos komt erop neer dat alleen bijvoorbeeld nieuwbouw of de vervaardiging van maatkleding aanneming van werk in de zin van artikel 7.12.1 oplevert. Deze uitleg vindt noch in de tekst van het artikel, noch in de toelichting op titel 7.12 steun. In de inleidende opmerkingen in de toelichting op het voorontwerp van titel 7.12 (geciteerd in de memorie van toelichting, p. 12) wordt aangegeven dat de aannemingstitel betrekking heeft op een oneindig veel grotere variëteit van contracten dan de aanneming van bouwwerken of wat daarmee verband houdt, zoals de
overeenkomsten tot het wassen of stomen van kleren, tot het repareren van gebruiksvoorwerpen enz. Op p. 16 van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat tussen het wetsvoorstel en het toenmalige voorstel voor een EG-richtlijn inzake de aansprakelijkheid voor diensten raakvlakken denkbaar zijn in de sfeer van reparatieovereenkomsten met betrekking tot privé-zaken. Voorts wordt in de toelichting op artikel 7.12.5 (p. 24) nogmaals gewezen op de veelvormigheid van de aannemingsovereenkomst, waarbij wordt opgemerkt dat zowel de bouw als een eenvoudige reparatie eronder valt, en wordt in de toelichting op artikel 7.12.10 (p. 32) gesproken over het geval dat het werk moet worden uitgevoerd aan een zaak van de opdrachtgever, waarbij als voorbeelden reparatie, onderhoud en verfraaiing worden genoemd”.
Geen schriftelijke bevestiging opdracht
5.3. [gedaagde] voert aan dat de vordering moet worden afgewezen omdat in artikel 2 van de algemene voorwaarden van [eiseres] is bepaald dat overeenkomsten eerst door schriftelijke bevestiging door [eiseres] bindend worden, terwijl van een dergelijke bevestiging geen sprake is. Dit verweer gaat niet op. Als gevolg van het niet meer naar behoren functioneren van de harddisk van de server van [gedaagde] is bij [gedaagde] een groot probleem ontstaan en er moesten met spoed maatregelen worden getroffen om het bedrijfsproces van [gedaagde] niet in gevaar te laten komen. Schriftelijke bevestiging van afspraken had dan ook niet de hoogste prioriteit. Onder deze omstandigheden zou toepassing van de regel van artikel 2 van de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
5.4. [eiseres] stelt dat [gedaagde] heeft toegezegd de factuur van 27 januari 2007 te zullen betalen, terwijl [gedaagde] een dergelijke toezegging betwist. Het antwoord op de vraag of [gedaagde] wel of niet een betalingstoezegging heeft gedaan, kan in het midden blijven omdat [eiseres] aan haar stelling geen rechtsgevolg verbindt. Voorts heeft Acces onvoldoende gesteld om de gevolgtrekking te rechtvaardigen dat [gedaagde] afstand heeft gedaan van recht, een betalingsgarantie heeft gegeven dan wel de vorderingen heeft erkend.
5.5. Partijen zijn ten aanzien van de werkzaamheden van [eiseres] geen prijs overeengekomen, terwijl partijen het erover eens zijn dat het wel de bedoeling was dat [eiseres] voor haar werkzaamheden zou worden betaald, hetgeen mede kan worden opgemaakt uit de omstandigheid dat [gedaagde] op 6 maart 2007 een bedrag van € 2.975,-- heeft betaald aan [eiseres]. De kern van het geschil is dat partijen van inzicht verschillen ten aanzien van het antwoord op de vraag op welk bedrag [eiseres] aanspraak kan maken als tegenprestatie voor haar werkzaamheden.
5.6. Indien bij het sluiten van een aannemingsovereenkomst geen prijs is afgesproken, dan geldt op grond van het bepaalde artikel 7:752 lid 1 BW dat de opdrachtgever een redelijke prijs is verschuldigd. Bij de bepaling van de prijs wordt rekening gehouden met de door de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen.
Voorlichtingsverplichting van [eiseres]
5.7. Bij de beoordeling van de vraag wat een redelijke prijs is voor de werkzaamheden van [eiseres], is van belang dat [gedaagde] met [eiseres] contact heeft opgenomen naar aanleiding van een (mogelijke) crash van de harddisk van de server, terwijl [gedaagde] op basis van de overeenkomst van 17 november 2004 aanspraak had op garantie op hardware. Gelet hierop lag het op de weg van [eiseres] er rekening mee te houden dat [gedaagde] uitging van de veronderstelling dat zij voor de werkzaamheden van [eiseres] slechts een (relatief) gering bedrag hoefde te betalen.
5.8. Volgens [eiseres] had [gedaagde] de keuze uit twee opties. De eerste was vervanging van de harde schijf door een harde schijf van hetzelfde type, met als voordeel dat de oplossing goedkoop is en als nadeel dat het systeem nog steeds kwetsbaar zou zijn. De tweede was vervanging van de harde schijf door een RAID-5-systeem, met als voordeel dat het systeem minder kwetsbaar zou zijn en als nadeel dat de oplossing relatief duur is.
5.9. [Werknemer eiseres] van [eiseres] heeft ter comparitie verklaard dat hij de heren [werknemer A gedaagde] en [werknemer B gedaagde], beiden van [gedaagde], duidelijk heeft gemaakt dat het vervangen van de harde schijf door een harde schijf van hetzelfde type zou neerkomen op een dag werk. Ook heeft [werknemer eiseres] ter comparitie verklaard dat hij de heren [gedaagde] en [werknemer B gedaagde] heeft verteld dat vervanging van de harde schijf door een RAID-5-systeem zou betekenen dat [eiseres] met 2 a 3 man het hele weekeinde zou moeten doorwerken. [eiseres] stelt dat [gedaagde] op de website van [eiseres] heeft kunnen zien welk uurtarief zij destijds hanteerde, te weten € 79,-- per uur, zodat [gedaagde] aan de hand van de door [werknemer eiseres] opgegeven uren zelf had kunnen uitrekenen welke prijs zij voor de werkzaamheden zou moeten betalen.
5.10. [gedaagde] betwist dat [werknemer eiseres] deze mededelingen over te verwachten duur van de werkzaamheden aan de heren [werknemer A gedaagde] en [werknemer B gedaagde] heeft gedaan.
5.11. Voorts voert [gedaagde] aan dat over het uurtarief geen afspraken zijn gemaakt, dat zij nooit een nieuwe prijslijst heeft ontvangen en dat zij in ieder geval niet een uurtarief is overeengekomen dat hoger is dan € 70,-- per uur. Dit verweer kan [gedaagde] niet baten. Zij heeft echter niet weersproken dat [eiseres] in januari 2007 een tarief van € 79,-- per uur hanteerde en dat dit op de website van [eiseres] stond vermeld, terwijl zij niet heeft aangevoerd dat een tarief van € 79,-- in januari 2007, gezien tarieven die zij eerder betaalde, met in achtneming van gebruikelijke tariefsverhogingen, op gespannen voet staat met gewekte verwachtingen. Wat betreft het uurtarief kan er daarom van worden uitgegaan dat [eiseres] destijds aan haar klanten gewoonlijk een tarief van € 79,-- per uur in rekening bracht, zodat de rechtbank bij het begroten van de redelijke prijs op de voet het bepaalde in artikel 7:752 lid 1 tweede volzin BW met dit tarief rekening zal houden.
5.12. Indien hetgeen [werknemer eiseres] ter comparitie heeft verklaard juist is, dan zou het vervangen van de harde schijf door een harde schijf van hetzelfde type uitkomen op ongeveer € 752,08 ((1 persoon x 8 uur x € 79,--) + BTW) en zou vervanging van de harde schijf door een RAID-5-systeem uitkomen op ongeveer € 11.281,20 ((3 personen x 8 uur per dag x 5 dagen x € 79,--) + BTW).
5.13. Gelet op het mogelijke verwachtingspatroon bij [gedaagde] en het – volgens [eiseres] – grote verschil in de financiële consequenties die met de keuze voor één van de twee opties is gemoeid en gelet op het feit dat uit artikel 2 van de algemene voorwaarden de gedachte spreekt dat het in de rechtsverhouding tussen partijen van belang wordt geacht dat afspraken worden geëxpliciteerd, was [eiseres] verplicht een indicatie te geven van de kosten die in haar ogen aan de te maken keuzes waren verbonden. Het antwoord op de vraag of [eiseres] zich van deze verplichting heeft gekweten, is van belang bij de begroting van de redelijke prijs als bedoeld in artikel 7:752 lid 1 BW.
5.14. Nu [eiseres] zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde mededelingen van [werknemer eiseres] als weergegeven onder 5.9 en [gedaagde] deze mededelingen betwist, zal [eiseres] worden opgedragen haar stellingen ten aanzien van deze mededelingen te bewijzen.
5.15. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] op 6 maart 2007 aan [eiseres] een bedrag van € 2.975,-- heeft betaald. Voorts staat tussen partijen vast dat [gedaagde] ervoor heeft gekozen de harde schijf te vervangen door een RAID-5-systeem.
5.16. Uit de factuur van 21 januari 2007 blijkt dat [eiseres] voor het RAID-5-systeem een bedrag van € 1.750,-- exclusief BTW (€ 2.082,50 inclusief BTW) in rekening heeft gebracht als complete configuratieprijs en een bedrag van € 10.550,-- exclusief BTW (€ 12.554,50 inclusief BTW) in rekening heeft gebracht voor werkzaamheden. Indien het bedrag van € 2.975,-- in mindering wordt gebracht op de configuratieprijs, dan resteert een bedrag van € 892,50 dat [gedaagde] voor de werkzaamheden van [eiseres] heeft betaald.
5.17. Het aldus berekende bedrag van € 892,50 is iets meer dan het bedrag van € 752,08 waarmee [gedaagde] volgens de stellingen van [eiseres] rekening moest houden wanneer zij ervoor zou kiezen de harde schijf door een harde schijf van hetzelfde type te vervangen. Het bedrag van € 12.554,50 dat [eiseres] daadwerkelijk voor haar werkzaamheden in rekening heeft gebracht, is in dezelfde orde van grootte als het bedrag van € 11.281,20 waarmee [gedaagde] volgens de stellingen van [eiseres] rekening moest houden wanneer zij ervoor zou kiezen de harde schijf door een RAID-5-systeem te vervangen, te meer wanneer in aanmerking wordt genomen dat het niet onredelijk is voor werk in de avonduren en in het weekeinde een opslag op het uurtarief te hanteren.
5.18. Indien [eiseres] er niet in slaagt bewijs te leveren, dan moet, gelet op het vorenstaande, worden geconcludeerd dat [eiseres] niet heeft gedaan wat zij had moeten doen en dat de te begroten redelijke prijs als bedoeld in artikel 7:752 lid 1 BW niet hoger is dan het bedrag dat [gedaagde] al voor de werkzaamheden van [eiseres] heeft betaald. In dat geval zullen de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
5.19. Indien [eiseres] er wel in slaagt bewijs te leveren, dan zal moeten worden beoordeeld of de werkzaamheden van [eiseres] voor een groter deel onder de garantie op de hardware vielen dan zij zelf stelt. Bij deze nadere beoordeling zal niet worden onderzocht of [eiseres] metterdaad het aantal uren heeft gewerkt dat zij in rekening heeft gebracht en zal evenmin worden onderzocht of de werkzaamheden van [eiseres] van voldoende kwaliteit waren.
5.20. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij 109,75 uur heeft gewerkt een specificatie in het geding gebracht en betoogd dat werknemers van [gedaagde] bij de werkzaamheden van [eiseres] aanwezig zijn geweest. Voor zover [gedaagde] betwist dat [eiseres] dit aantal uren heeft gewerkt, heeft zij de stelling van [eiseres] en de onderbouwing daarvan onvoldoende gemotiveerd weersproken.
5.21. Slechte kwaliteit van een door een aannemer geleverde prestatie ontslaat de opdrachtgever niet van haar verplichting om de overeengekomen of te bepalen prijs te betalen. Dat laat uiteraard onverlet dat een tekortkoming in de nakoming van de kant van de aannemer reden kan zijn een aantal remedies toe te passen, maar nu die remedies niet zijn gevorderd, kan de kwaliteit van het door [eiseres] geleverde werk in het midden blijven.
5.22. Indien [eiseres] bewijs wil leveren door getuigen te horen, dan moet zij er bij het oproepen van getuigen rekening mee houden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij worden opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan [gedaagde] en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
5.23. Partijen moeten erop zijn voorbereid dat de rechtank voorafgaand aan dan wel aansluitend op het getuigenverhoor een mondeling tussenvonnis kan wijzen, waarbij een verschijning van partijen op dezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en te onderzoeken of partijen het op één of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Partijen moeten daarom ter zitting zijn vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
5.24. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. draagt [eiseres] op te bewijzen dat [werknemer eiseres] de heren [gedaagde] en [werknemer B gedaagde] duidelijk heeft gemaakt dat het vervangen van de harde schijf door een harde schijf van hetzelfde type zou neerkomen op een dag werk en dat vervanging van de harde schijf door een RAID-5-systeem zou betekenen dat [eiseres] met 2 a 3 man het hele weekeinde zou moeten doorwerken,
6.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 mei 2008 voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
6.3. bepaalt dat [eiseres], indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
6.4. bepaalt dat [eiseres], indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op dinsdagen, woensdagen, donderdagen en vrijdagen in de maanden juni tot en met augustus 2008 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. J.S.W. Lucassen in het gerechtsgebouw te Zutphen aan de Martinetsingel 2,
6.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
6.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Lucassen en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2008.