RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801157-07
Uitspraak d.d.: 18 juni 2008
tegenspraak/ dnip/onip
[verdachte C],
geboren te [plaats, 1983],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
21 november 2007 en 4 juni 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan [adres] en in gebruik bij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] e/v [slachtoffer 1], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s);
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 138 lid 4 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht op/aan een plantsoen/grasveldje en/of een boom en/of in/aan een woning (staande aan en/of gelegen aan [adres]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk, -bij een autosloperij en/of een autorecyclingsbedrijf ongeveer 20 á 30 autobanden opgehaald met een (bestel)auto en/of
-(vervolgens) deze banden opgestapeld op het plantsoen/veldje aan [adres] voornoemd en/of
-(vervolgens) die autobanden met benzine, althans een (zeer) brandbare (vloei)stof overgoten en/of besprenkeld en/of
-(vervolgens) de vlam van een aansteker en/of een fakkel, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met die autobanden en/of de
benzine, althans de (zeer) brandbare (vloei)stof, in elk geval met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat plantsoen/grasveldje en/of die boom en/of die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat plansoen/grasveldje en/of die boom en/of die woning en/of (een) aan die woning grenzende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning en/of de bewoners van (een) aan die woning grenzende woning(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2006 tot en met
1 januari 2007 te 't Harde, althans in de gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, binnen de bebouwde kom, op of aan een weg en/of een voor het publiek toegankelijk terrein (te weten [adres]), met gebruikmaking van carbid, voorwerpen (busdeksels) heeft afgeschoten;
Artikel 2.6.4. lid 1 APV Elburg
art ** Modelverordening van overige publiekrechtelijke lichamen
4.
hij op of omstreeks 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten ongeveer 20 á 30 (oude) autobanden heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden;
art 10.2 lid 1 Wet milieubeheer
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde (eindnoot 1)
1. De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 tenlastegelegde, te weten de zogenaamde huisvredebreuk.
2. De rechtbank oordeelt hieromtrent het volgende.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] komt naar voren dat zes personen, waaronder verdachte, in strijd met het huisrecht in zijn woning waren en dat deze personen geen gehoor hebben gegeven aan de opdracht van zijn echtgenote, [slachtoffer 2], om buiten de woning te blijven. De personen zouden al duwend in de woning van aangever willen komen. Om verdere escalatie en problemen te voorkomen heeft aangever tegen de personen gezegd dat zij maar moesten meelopen naar de schuur.(eindnoot 2) Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat zes personen de woning van aangevers wilden binnengaan en dat aangeefster dit heeft geprobeerd te voorkomen. Ze heeft duidelijk hoorbaar en verstaanbaar tegen die personen gezegd dat zij direct de woning moesten verlaten.(eindnoot 3) Verdachte en medeverdachten [verdachte A] en [verdachte B] hebben tegenover de politie eensluidende verklaringen afgelegd. Medeverdachte [verdachte A] heeft verklaard dat hij bij de voordeur van aangevers stond en dat [slachtoffer 1] tegen hen heeft gezegd dat zij wel even in diens schuur mochten kijken. [slachtoffer 2] heeft toen gezegd dat zij niet in de woning mochten komen. Omdat hij [slachtoffer 1] als hoofdbewoner zag, is [verdachte A] de woning binnengegaan.(eindnoot 4) Bovendien heeft medeverdachte [verdachte B] verklaard dat zij bij de voordeur van de woning van aangevers stonden en dat [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij in de schuur mochten kijken. [slachtoffer 2] liet duidelijk merken dat zij niet in de woning mochten komen en hij heeft gehoord dat zij zei dat zij weg moesten.(eindnoot 5) Verdachte heeft verklaard dat hij heeft gehoord dat [slachtoffer 1] onder meer tegen medeverdachte [verdachte A] heeft gezegd dat hij achter mocht komen kijken. Toen zij in de woning van aangevers waren zei [slachtoffer 2] dat ze de woning moesten verlaten, terwijl [slachtoffer 1] zei dat ze naar binnen mochten.(eindnoot 6) Ter terechtzitting heeft verdachte zijn verklaring omtrent de huisvredebreuk gehandhaafd. De consistente verklaring van verdachte, in onderlinge samenhang bezien met de verklaringen van de medeverdachten, doet twijfel rijzen of het voor verdachte voldoende duidelijk was dat hij niet in de woning van aangevers mocht komen. Het wederrechtelijk binnendringen is daarmee dus niet overtuigend bewezen. Verdachte zal derhalve van het onder 1 tenlastegelegde worden vrijgesproken.
3. De hierna opgenomen bewezenverklaring ten aanzien van de feiten 2 en 4 is gebaseerd op de verklaringen van verdachte bij de politie (eindnoot 7) en ter terechtzitting, de aangiftes door [slachtoffer 1] (eindnoot 8) en [slachtoffer 2] (eindnoot 9) en het rapport incident-operationeel van de brandweer (eindnoot 10) .
4. De hierna opgenomen bewezenverklaring ten aanzien van feit 3 is gebaseerd op de verklaringen van verdachte (eindnoot 11) bij de politie en ter terechtzitting en de aangifte door [slachtoffer 1] (eindnoot 12) .
5. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht op een grasveldje en een boom staande aan of gelegen aan [adres], immers hebben verdachte en zijn mededaders toen aldaar opzettelijk,
-bij een autosloperij of een autorecyclingsbedrijf ongeveer 20 autobanden opgehaald met een bestelauto en
-vervolgens deze banden opgestapeld op het veldje aan [adres] voornoemd en
-vervolgens die autobanden met benzine besprenkeld en
-vervolgens de vlam van een aansteker of een fakkel in aanraking gebracht met die autobanden en de benzine, ten gevolge waarvan brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat grasveldje en die boom te duchten was;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 15 december 2006 tot en met 1 januari 2007 te 't Harde, althans in de gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met anderen binnen de bebouwde kom, met gebruikmaking van carbid, voorwerpen (busdeksels) heeft afgeschoten;
4.
hij op 31 december 2006 te 't Harde, gemeente Elburg, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, zich van afvalstoffen te weten ongeveer 20 oude autobanden
heeft ontdaan door deze te verbranden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
6. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
7. Het bewezene levert op:
Feit 2: Medeplegen van:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 3: Medeplegen van:
overtreding van artikel 2.6.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening Elburg en strafbaar gesteld bij artikel 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Elburg.
Feit 4: Medeplegen van:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 6 van de Wet op de economische delicten.
Het onder 2 en 4 bewezen verklaarde betreft misdrijven en het onder 3 bewezen verklaarde betreft een overtreding.
Strafbaarheid van de verdachte
8. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
9. De officier van justitie heeft ten aanzien van de misdrijven gevorderd een geldboete van
€ 300,--, subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde overtreding heeft de officier van justitie gevorderd een geldboete van € 100,--, subsidiair 2 dagen vervangende hechtenis.
10. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
11. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en de medeverdachten bij de bewezen verklaarde feiten als een collectief hebben gehandeld en dat zij voor veel overlast hebben gezorgd. De rechtbank hecht in het bijzonder belang aan een strafoplegging die niet te veel afwijkt van de straf die zijn medeverdachten hebben opgelegd gekregen. De eis van de officier van justitie doet grotendeels recht aan de ernst van de strafbare feiten en de rechtbank kan de redengeving achter de eis wel volgen. De rechtbank zal echter opleggen voor de feiten 2 en 4 een geldboete van € 250,--, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering is doorgebracht en voor feit 3 een geldboete van € 100,--, subsidiair 2 dagen vervangende hechtenis opleggen. Daarnaast zal een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken, met een proeftijd van 2 jaren worden opgelegd. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds, door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte, het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan. Ter terechtzitting is gebleken dat de oudejaarsavond van 2007 rustig is verlopen; niet is gebleken dat verdachte overlast heeft veroorzaakt, zodat de rechtbank hierin mede aanleiding heeft gezien een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd op te leggen. Verdachte lijkt immers lering te hebben getrokken uit de gevolgen van zijn handelen.
Vordering van de benadeelde partij
12. Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de benadeelde partij [slachtoffer 1] zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 460,99 (€ 60, 99 materiële schade en € 400,-- immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces.
13. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] niet toewijsbaar is, nu de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd.
14. De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op;
Wetboek van Strafrecht: artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 57, 62, 91, 157 en 350;
Wet op de economische delicten: artikelen 1a, 2, 6 en 39;
Wet milieubeheer: artikel 10.2;
Algemene Plaatselijke Verordening Elburg: artikelen 2.6.4. en 6.1.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor de feiten 2 en 4 tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- een geldboete van € 250,-- (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt, dat de tijd door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,-- per dag.
Veroordeelt verdachte voor feit 3 tot:
- een geldboete van € 100,-- (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partijen hun vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Kleinrensink en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2008.
1) Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
PL0617/07-200628, Regiopolitie Noord-West Veluwe, Team Elburg/Oldebroek, gesloten en ondertekend op 29 maart 2007.
2) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina 101.
3) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], dossierpagina’s 229 en 230.
4) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte A], dossierpagina’s 166 en 167.
5) Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte B], dossierpagina’s 213 en 214.
6) Proces-verbaal van verhoor van verdachtel, dossierpagina 203 en 204.
7) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina 201 en 202.
8) Processen-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina’s 103-104.
9) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], dossierpagina’s 232-233.
10) Rapport Incident-Operationeel Brandweer, dossierpagina 397.
11) Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierpagina’s, 183 en 184, 198 en 199.
12) Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina’s 100 en 103.