ECLI:NL:RBZUT:2008:BD4305

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460125-08 en 01/833091-05 (t.u.l.)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • K. Krijger
  • A. Steenhuisen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs in diefstal van laptop

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 17 juni 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal van een laptop. De tenlastelegging betrof het stelen van een laptop uit de kamer van een bewoner van een tehuis in Ermelo op 21 februari 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de laptop op die dag is gestolen, maar heeft geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van getuigen en de aangever waren inconsistent en leidden niet tot de conclusie dat de verdachte de diefstal had gepleegd. De rechtbank heeft onder andere gekeken naar de tijdstippen van de verklaringen en de mogelijkheid voor de verdachte om de laptop te stelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet op het moment van de diefstal in de kamer van de aangever kon zijn geweest, en dat de verklaringen van de getuigen niet voldoende waren om de verdachte te belasten. De rechtbank heeft de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de feiten waarop deze vorderingen betrekking hadden niet bewezen waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460125-08 + 01/833091-05 (t.u.l.)
Uitspraak d.d.: 17 juni 2008
tegenspraak/ dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1989],
wonende te [adres],
thans verblijvende te [adres].
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2008.
2. De tenlastelegging
hij op of omstreeks 21 februari 2008 te Ermelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kamer (van tehuis [naam tehuis]) heeft weggenomen een laptop (computer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam tehuis] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 21 februari 2008 te Ermelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een laptop (computer) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop (computer) wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
4.1 Vaststaande feiten
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Op 21 februari 2008 is van de werkkamer van [slachtoffer], bewoner van [naam tehuis] te Ermelo, een laptop gestolen. Deze laptop is op diezelfde dag aangetroffen bij [naam 1], cliënt bij [naam tehuis], terwijl hij op weg was naar huis.
4.2 Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde op grond van de verklaringen die zich in het dossier bevinden.
4.3 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal van de terechtzitting is gehecht. De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak nu de verklaringen in het dossier niet kunnen leiden tot wettig en overtuigend bewijs.
4.4 Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt omtrent de aan verdachte verweten diefstal op basis van de in het dossier voorkomende stukken (eindnoot 1) en hetgeen ter zitting naar voren kwam als volgt.
Uit de verklaring (eindnoot 2) van aangever [slachtoffer] blijkt dat hij op 21 februari 2008 om 13.15 uur zijn kamer heeft verlaten en heeft afgesloten en dat hij bij terugkomst om 14.30 uur ontdekte dat zijn computer in de tussenliggende tijd was gestolen en dat het slot van zijn kamer niet was geforceerd.
Uit de verklaring (eindnoot 3) van [getuige 1], groepsleidster, valt af te leiden dat enige tijd geleden de loper, waarmee alle deuren van instelling [naam tehuis] geopend kunnen worden, is ontvreemd. Voorts verklaart zij dat zij gezien heeft dat verdachte rond 13.00 uur richting uitgang van het gebouw liep, waar [slachtoffer] buiten stond te roken (eindnoot 4) , en dat verdachte zich vlak bij de buitendeur weer omkeerde en terug naar binnen liep. [getuige 1] verklaart dat [slachtoffer] en verdachte vervolgens toestemming kregen om wat te gaan wandelen.
Uit de verklaring (eindnoot 5) van [naam 1] blijkt dat hij op donderdag 21 februari 2008, in de midddag na de pauze, van [naam 2] een tas met daarin een laptop kreeg met de mededeling dat hij deze laptop mee naar huis moest nemen en de volgende dag weer mee moest nemen naar station Ermelo. [naam 1] zou de laptop de volgende dag op station Ermelo moeten overdragen aan [naam 2]. [naam 1] verklaart dat hij de laptop eerst heeft verstopt en na afloop van de dag mee heeft genomen van [naam tehuis] op weg naar huis. Onderweg is [naam 1] aangehouden door de politie en heeft hij afstand gedaan van de laptop en een verklaring afgelegd.
Uit de verklaring (eindnoot 6) van [naam 2] blijkt dat verdachte hem rond 12.50 uur zou hebben verteld dat hij, verdachte, de laptop van de kamer van [slachtoffer] had gepakt en dat verdachte hem vervolgens de laptop had overhandigd op de kamer van [naam 2] met de mededeling dat hij ([naam 2]) hem moest verstoppen. [naam 2] verklaart dat hij de laptop in een blauw t-shirt van zichzelf heeft gewikkeld en dat hij de laptop in een groene C1000-tas heeft gedaan. Hij verklaart dat er ook sleutels in de tas zijn gedaan door verdachte en dat verdachte de verkeerde sleutels in de tas had gedaan, namelijk de loper. [naam 2] verklaart dat hij vervolgens de laptop aan [naam 1] heeft gegeven, met de opdracht deze laptop mee naar huis te nemen en de volgende dag mee te nemen naar het station Ermelo en te overhandigen aan [naam 2].
Uit de verklaring (eindnoot 7) van [getuige 2], moeder van [naam 1], blijkt dat er
- volgens haar - op vrijdagochtend 22 februari 2008 naar [naam 1] is gebeld door verdachte met de vraag of [naam 1] met de laptop naar het station Hilversum wilde komen.
Uit de verklaring (eindnoot 8) bij de politie van verdachte blijkt dat hem een sleutelbos werd getoond die hij herkende als zijn eigen sleutelbos.
4.5 De rechtbank is - in tegenstelling tot de officier van justitie - van oordeel dat de verklaringen in het dossier niet kunnen leiden tot wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde en overweegt daarbij het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat het door [naam 2] in zijn bij de politie afgelegde verklaring genoemde tijdstip van 12.50 uur (waarop verdachte met de gestolen laptop bij [naam 2] op zijn kamer zou zijn gekomen) niet overeen komt met de tijdstippen genoemd door de aangever en de groepsleidster. Immers, aangever heeft volgens eigen zeggen pas om 13.15 zijn kamer verlaten met achterlating van zijn laptop, terwijl groepsleidster [getuige 1] verdachte na 13.15 uur niet naar boven heeft zien gaan, noch daarvoor toestemming heeft gegeven. Zij heeft [naam 2] wel toestemming gegeven om rond het tijdstip van 13.15 uur naar boven te gaan.
Uit het door groepsleidster [getuige 1] in haar afgelegde verklaring genoemde tijdstip waarop zij verdachte naar buiten en weer naar binnen heeft zien lopen en de daarop door haar genoemde aan verdachte verleende toestemming voor het buiten wandelen van verdachte samen met aangever, valt - naar het oordeel van de
rechtbank - niet op te maken dat verdachte tussen 13.15 uur en 14.30 uur boven is geweest en gelegenheid heeft gehad de laptop van de kamer van [slachtoffer] te stelen.
Met betrekking tot de door de officier van justitie genoemde sleutels van verdachte die zouden zijn aangetroffen in de tas waarin de gestolen laptop zat, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank acht de verklaring van [naam 2] onduidelijk daar waar [naam 2] enerzijds verklaart dat hij het was die de laptop in een blauw t-shirt van zichzelf heeft gewikkeld en in een plastic tas van de C1000 heeft gestopt en anderzijds dat verdachte sleutels in diezelfde tas zou hebben gedaan. Uit de verklaring van [naam 2] blijkt niet waarom verdachte, na afgifte van de laptop aan [naam 2], sleutels aan hem zou hebben meegeven. [naam 2] verklaart bovendien dat het niet de sleutels van verdachte waren die verdachte in de tas bij de laptop zou hebben gestopt, maar de loper van de instelling [naam tehuis]. Aan verdachte werd tijdens zijn verhoor bij de politie een sleutelbos getoond die hij herkende als zijn eigen sleutelbos. Ter zitting verklaart verdachte dat de sleutels van zijn kamer in [naam tehuis] aan een daartoe bestemd haakje hangen wanneer hij van zijn kamer af is en dat deze bewaarplaats van de sleutels voor iedere bewoner van [naam tehuis] toegankelijk is.
De rechtbank is op dit punt van oordeel dat niet uit het dossier blijkt of en zo ja welke sleutels zijn aangetroffen in de tas waarin de laptop zich bevond en de rechtbank acht
- in tegenstelling tot de officier van justitie - de verklaring van [naam 2] hieromtrent niet redengevend voor het bewijs.
De rechtbank acht - in tegenstelling tot de officier van justitie - de verklaring van de moeder van [naam 1] waaruit blijkt dat verdachte zou hebben gebeld met [naam 1] over een afspraak om de laptop van [naam 1] in ontvangst te nemen op station Hilversum in tegenspraak met de verklaringen van [naam 2] en [naam 1], die beide verklaren dat [naam 1] de laptop over zou dragen aan [naam 2] op station Ermelo.
De rechtbank acht de verklaring van [getuige 2] op dit punt niet redengevend voor het bewijs.
Bovendien merkt de rechtbank op dat de naam van verdachte in het geheel niet voorkomt in de verklaring van [naam 1] en dat verdachte in zijn verklaringen (eindnoot 9) bij de politie en ter zitting ontkent iets met de diefstal van de laptop te maken te hebben.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde - de heling - is de rechtbank van oordeel dat noch uit de stukken, noch uit hetgeen ter zitting is besproken wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte heeft samengewerkt met degene die de laptop heeft gestolen of plannen heeft gemaakt voor het verkopen van de gestolen laptop. Gelet op bovenvermelde verschillen tussen de verklaring van [naam 2] enerzijds en die van - ondermeer - [slachtoffer], [getuige 1] en [naam 1] anderzijds, zijn de - verdachte belastende - verklaringen van [naam 2] niet redengevend voor het bewijs in het subsidiair tenlastegelegde.
4.6 Alles overwegende acht de rechtbank - op basis van het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen - het primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
5. Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partijen [naam 3] te Harderwijk en Stg. Zorgverlening ’s Heeren Loo te Apeldoorn hebben zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van respectievelijk € 225,- en € 252,35 gevoegd in het strafproces.
Deze benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu de feiten waarop de vorderingen tot schadevergoeding betrekking hebben niet op de onderliggende tenlastelegging zijn geplaatst.
5. Vordering tenuitvoerlegging
De vordering tot tenuitvoerlegging van na te melden straf dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen, aangezien verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
• Verklaart niet bewezen, dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
• Wijst af de vordering van de officier van justitie van 14 mei 2008, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te ’s Hertogenbosch van 10 april 2006 voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor de duur van 2 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
• Verklaart de benadeelde partijen [naam 3] te Harderwijk en Stg. Zorgverlening
’s Heeren Loo te Apeldoorn niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Krijger en Steenhuisen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2008.
1) De vindplaatsvermeldingen, voorkomende in de - navolgende - overwegingen ten aanzien van de vrijspraak, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0611/08- 201801, gedateerd 18 maart 2008.
2) Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer], pagina 40
3) Proces-verbaal verhoor [getuige 1], pagina 43 en 44
4) Proces-verbaal verhoor [getuige 1], pagina 46
5) Proces-verbaal verhoor K. de Leeuw, pagina 49 en 50
6) Proces-verbaal verklaring [naam 2], pagina 56
7) Proces-verbaal verklaring [getuige 2], pagina 47
9) Proces-verbaal verklaring verdachte, pagina 61
9) Proces-verbaal verklaringen verdachte, pagina 61 t/m 66