ECLI:NL:RBZUT:2008:BD3913
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Kleinrensink
- A. Roessingh
- J. Gilhuis
- Rechtspraak.nl
Toekenning van immateriële schadevergoeding na onterechte inverzekeringstelling
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 13 juni 2008 uitspraak gedaan in een verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, geboren in 1986 en vertegenwoordigd door mr. K. Kok, heeft een schadevergoeding aangevraagd van € 10.000,- voor immateriële schade die hij heeft geleden als gevolg van een onterechte inverzekeringstelling. Verzoeker was ten onrechte als verdachte aangemerkt in een strafzaak waarbij hij werd verdacht van doodslag op drie personen. De media-aandacht rondom de zaak heeft geleid tot aanzienlijke reputatieschade voor verzoeker, die afkomstig is uit een kleine gemeenschap. Hij heeft aangegeven dat de negatieve berichtgeving en de verdenking die op hem rustte, zijn leven ernstig heeft beïnvloed.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de inverzekeringstelling en de immateriële schade die verzoeker heeft geleden. De rechtbank oordeelde dat de berichtgeving in de pers, die verzoeker als mogelijke veroorzaker van het ongeval afbeeldde, een directe uitkomst was van zijn inverzekeringstelling. De rechtbank heeft alle omstandigheden in aanmerking genomen en heeft besloten dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om verzoeker een schadevergoeding van € 5.000,- toe te kennen, wat aanzienlijk hoger is dan de gebruikelijke schadevergoeding van € 95,- per dag.
De officier van justitie had een lagere schadevergoeding voorgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de situatie en de impact op verzoeker een hogere vergoeding rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van de persoonlijke reputatie en de gevolgen van onterechte beschuldigingen in het strafrecht.