ECLI:NL:RBZUT:2008:BD3812

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
92221 KG RK 08-187
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

Op 5 maart 2008 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Zutphen een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door [verzoeker] tegen [gewraakte rechter], naar aanleiding van de zitting van 4 oktober 2006. In deze zitting was de rol van [gewraakte rechter] ter discussie gesteld, waarbij [verzoeker] stelde dat de onpartijdigheid van de rechter in het geding was. De rechtbank heeft in haar beoordeling de relevante wetgeving en jurisprudentie in acht genomen, met name artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden kunnen weerleggen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gewraakte rechter] geen betrokkenheid had bij de procedures van de Stichting Garantie- en Waarborgfonds Nederland (SGWN) vóór de zitting van 4 oktober 2006. De aangevoerde gronden door [verzoeker] werden niet als uitzonderlijke omstandigheden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve redenen waren om aan de onpartijdigheid van [gewraakte rechter] te twijfelen. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de procedure werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek.

De beschikking werd openbaar uitgesproken door de rechters G. Vrieze, K. van Duyvendijk en L.J.P. Lambooij. De uitspraak benadrukt het belang van de onpartijdigheid van rechters en de strikte voorwaarden waaronder een wrakingsverzoek kan worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
rekestnummer 92221 KG RK 08-187
Beschikking van 5 maart 2008 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker]
wonende te Lochem,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
[gewraakte rechter]
rechter in deze rechtbank, verweerder.
Verzoeker zal worden aangeduid met [verzoeker]. Verweerder zal worden aangeduid met [gewraakte rechter]..
1. Het verloop van de procedure
Dit blijkt uit:
- het verzoek van [verzoeker], bij deze rechtbank binnengekomen op 28 februari 2008;
- de brief aan [verzoeker] van 29 februari 2008 waarin namens de voorzitter van de wrakingskamer [verzoeker] verzocht wordt zijn verzoek te motiveren;
- de nadere motivering van het wrakingsverzoek van [verzoeker] van 3 maart 2008;
- de brief van [verzoeker] van 3 maart 2008 waarin hij te kennen geeft niet ter zitting te zullen verschijnen;
- het verweerschrift van [gewraakte rechter];
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 4 maart 2008;
- de verkorte mondelinge uitspraak van 5 maart 2008, waarbij [verzoeker] is medegedeeld dat hij binnen een week de schriftelijke motivering van deze uitspraak zal ontvangen.
2. De feiten
2.1 Bij beschikking van 13 april 2006 heeft deze rechtbank de noodregeling als bedoeld in artikel 3:161 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf van toepassing verklaard op de Stichting Garantie- en Waarborgfonds Nederland (hierna: SGWN) met benoeming van mr R.Ph. Elzas te Arnhem tot bewindvoerder. [verzoeker] was en is betrokken bij SGWN.
2.2 Bij beschikking van 3 juli 2006 heeft het Hof Arnhem de toepassing van de noodregeling bekrachtigd.
2.3 Bij beschikking van 23 maart 2007 heeft de Rechtbank Zutphen het verzoek van SGWN tot beëindiging van de noodregeling afgewezen.
2.4 Bij beschikking van 4 juni 2007 heeft het Hof Arnhem de onder 2.3 genoemde beschikking bekrachtigd.
2.5 Bij vonnis van 27 april 2007 heeft deze rechtbank SWGN op verzoek van de bewindvoerder in staat van faillissement verklaard.
2.6 Bij arrest van 4 juni 2007 heeft het Hof Arnhem SWGN in het door ingestelde hoger beroep tegen de faillietverklaring niet-ontvankelijk verklaard.
2.7 Bij vonnis van 29 juni 2007 heeft deze rechtbank een verzoek van schuldeisers om het faillissement van SWGN te vernietigen, afgewezen.
2.6 Bij arrest van het Hof Arnhem van 6 september 2007 is het hiervoor onder 2.7 genoemde vonnis bekrachtigd.
2.8 Bij arrest van de Hoge Raad van 21 december 2006 is het tegen dit arrest ingesteld cassatieberoep verworpen.
2.9 In het kader van voormelde noodregeling heeft op 4 oktober 2006 bij deze rechtbank de meervoudige behandeling plaatsgevonden van de verzoeken om de rechter-commissaris en de bewindvoerder van SWGN te vervangen en om het proces-verbaal van een op 26 juli 2006 plaats gevonden hebbende zitting te vernietigen. [gewraakte rechter] maakte deel uit van deze meervoudige kamer. De zitting van 4 oktober 2006 heeft geresulteerd in een zitting op - aanvankelijk - 12 december 2006 maar is vervolgens uitgesteld tot 21 februari 2007. Op laatstgenoemde zitting is onderzocht of deze rechtbank diende over te gaan tot opheffing van de noodregeling. Zoals hiervoor vermeld heeft de rechtbank bij beslissing van 23 maart 2007 de noodregeling in stand gehouden.
3. Het wrakingsverzoek en het verweer.
3.1 [verzoeker] wraakt [gewraakte rechter] - samengevat - op grond van zijn rol op en na de zitting van 4 oktober 2006.
4. De beoordeling
4.1 Op de voet van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3 In het licht van deze jurisprudentie dient te worden onderzocht of de door [verzoeker] aangevoerde gronden kunnen worden gekwalificeerd als een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid.
4.4 De rechtbank constateert dat de aangevoerde bezwaren betrekking hebben op procedurele
en inhoudelijke beslissingen op en na 4 oktober 2006, die op zich noch tezamen beschouwd bovenvermeld oordeel rechtvaardigen. Dat de rechter een voor een of meer partijen
onwelgevallige beslissing neemt, is een verantwoordelijkheid die hij niet mag ontgaan, laat staan dat het hem partijdig maakt of in de ogen van een redelijke neutrale toeschouwer doet schijnen.
4.5 Vast staat dat [gewraakte rechter] geen bemoeienis heeft gehad met de SGWN betreffende procedures vóór 4 oktober 2006. Uit het proces-verbaal van deze zitting volgt dat ter zitting is afgesproken dat SGWN een met recente ontwikkelingen onderbouwd verzoek om opheffing van de noodregeling zou indienen. Vervolgens is het niet aan [gewraakte rechter] om - als een zodanig verzoek binnenkomt - de behandeling ervan te agenderen - nog daargelaten of in dat kader genomen beslissingen het oordeel van partijdigheid rechtvaardigen dan wel de objectieve schijn daarvan. Dit geldt ook voor het beweerde verzuim om in te gaan op het niet voor toewijzing vatbare althans niet opportune verzoek om een proces-verbaal van een andere rechter en griffier te vernietigen.
4.6 De conclusie luidt dan ook dat er geen sprake is geweest van een uitzonderlijke omstandigheid zoals onder 4.2 bedoeld. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1 wijst het verzoek tot wraking van [gewraakte rechter] af;
5.2 bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder nummer 207 - 115 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd ingediend.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Vrieze, president, mr. K. van Duyvendijk, vice-president en mr. L.J.P Lambooij, rechter en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2008.