ECLI:NL:RBZUT:2008:BD3795

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
91880 KG RK 08-151
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot wraking van rechters in een civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 13 februari 2008 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door verzoekers A en B, die zich niet konden vinden in de gang van zaken in hun procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de gewraakte rechter, die de behandeling van de zaak voerde, niet onpartijdig zou zijn. Dit verzoek werd gedaan op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken.

De rechtbank heeft in haar beoordeling benadrukt dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoekers hebben aangevoerd dat de gewraakte rechter de stelling van onbevoegdheid van verzoeker A en B had genoteerd, maar de rechtbank oordeelde dat dit een procedurele beslissing betrof. Een dergelijke beslissing kan, behoudens bijkomende feiten of omstandigheden, geen grond voor wraking opleveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zodanige feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel zouden trekken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure, die bekend is onder nummer 91732 JE RK 08-109, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. R.A.J.M. Thomassen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
rekestnummer: 91880 KG RK 08-151
Beschikking van 13 februari 2008 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op verzoek van:
[verzoeker A] en
[verzoeker B],
wonende te Nunspeet,
verzoekers,
gemachtigde: de heer H. Zijlstra
strekkende tot wraking van:
[gewraakte rechter]
rechter in deze rechtbank,
verweerder.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek, zoals dit blijkt uit het proces-verbaal van de terechtzitting van
13 februari 2008 in de zaak met kenmerk 91732 JE RK 08-109 en
- de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek van 13 februari 2008;
2. Het wrakingsverzoek en het verweer
2.1 Verzoekers hebben ter onderbouwing van het wrakingsverzoek het volgende aangevoerd.
De rechter heeft toegestaan dat mevrouw Peggeman namens Bureau Jeugdzorg (BJZ) het woord voerde, terwijl zij niet bevoegd was namens BJZ op te treden, althans ter zitting het woord te voeren.
2.2. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop - zo nodig- in het hierna volgende zal worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1 Op de voet van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2 Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
3.3 In het licht van deze jurisprudentie dient te worden onderzocht of de door verzoekers aangevoerde gronden kunnen worden gekwalificeerd als een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid.
3.4. Verweerder heeft aangevoerd dat hij de stelling van [verzoeker A] en [verzoeker B] tot de vermeende onbevoegdheid heeft genoteerd, om in een later stadium de juistheid van deze stelling te onderzoeken en te bepalen welke beslissing moest volgen. Daarop heeft hij de behandeling voortgezet.
3.5 Naar het oordeel van de rechtbank betreft het hier een procedurele beslissing. Een dergelijke beslissing -die wellicht onwelgevallig is voor één der betrokkenen- kan behoudens bijkomende feiten en/of omstandigheden geen grond voor wraking opleveren. Zodanige feiten en/of omstandigheden zijn gesteld noch gebleken.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1 wijst het verzoek tot wraking af;
4.2 bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder nummer 91732 JE RK 08-109, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.B. de Groot, mr. A.B.A.P.M. Varenhorst en
mr. Tj. Gerbranda, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008 in aanwezigheid van mr. R.A.J.M. Thomassen, griffier.