ECLI:NL:RBZUT:2008:BD3407

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460001-08 en 06/460013-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. van de Wetering
  • J. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en bedreiging met geweld in Doetinchem

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 10 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 december 2007 in Doetinchem een afpersing heeft gepleegd. De verdachte heeft de aangever, die op dat moment op zijn fiets zat, onder bedreiging van geweld gedwongen om zijn bankpas en pincode af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een ander, de aangever bij de kraag van zijn jas heeft gepakt en hem dreigend heeft aangesproken met de woorden: 'Geef mij je bankpas en je pincode, anders ben je dood!'. Daarnaast heeft de verdachte de aangever bedreigd met de dood in de aanwezigheid van anderen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen zorgvuldig gewogen. De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen de verklaring van de aangever ontkrachten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van de aangever geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast, waaronder een bedrag van € 35,36 en een mobiele telefoon. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460001-08
Vord. na voorw. veroord.: 06/460013-07
Uitspraak d.d.10 juni 2008
Tegenspraak / dip - oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Turkije) op [1987],
wonende te [adres en plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zutphen.
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 april en 27 mei 2008.
Bij tussenvonnis van 18 april 2008 heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
De rechtbank achtte het voor een behoorlijke strafrechtelijke afdoening noodzakelijk dat aangever [slachtoffer] en de getuigen [getuige A] en [getuige B] ter zitting zouden worden gehoord, omdat de door hen bij de politie afgelegde verklaringen - mede bezien in het licht van de door verdachte afgelegde verklaringen - op bepaalde onderdelen niet op elkaar aansloten.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 december 2007 in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en de daarbij behorende pincode, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes mededaders,
terwijl voornoemde [slachtoffer] op de fiets zat en/of fietste, voornoemde [slachtoffer] (met kracht) bij de kraag van zijn jas pakte en/of daarbij voornoemde [slachtoffer] de woorden toevoegde: "Gooi je fiets maar in het gras", en/of voornoemde [slachtoffer] (vervolgens) vasthield, en/of (daarbij) dreigend een gebalde vuist maakte en/of daarbij dreigend de woorden toevoegde: "Geef mij je bankpas en je pincode, anders ben je dood!";
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 december 2007 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een creditcard en/of een (contant) geldbedrag (van ongeveer 10 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes mededaders,
terwijl voornoemde [slachtoffer] op de fiets zat en/of fietste, voornoemde [slachtoffer] (met kracht) bij de kraag van zijn jas pakte en/of daarbij voornoemde [slachtoffer] de woorden toevoegde: "Gooi je fiets maar in het gras", en/of voornoemde [slachtoffer] (vervolgens) vasthield, en/of (daarbij) dreigend een gebalde vuist maakte en/of daarbij dreigend de woorden toevoegde: "Geef mij je bankpas en je pincode, anders ben je dood!" en/of (vervolgens) een portemonnee uit de handen van voornoemde [slachtoffer] trok/griste en/of (vervolgens) een creditcard en/of een (contant) geldbedrag (van ongeveer 10 euro) uit voornoemde portemonnee nam;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 december 2007 in de gemeente Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk: Batavus), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 30 december 2007 in de gemeente Doetinchem [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk één of meer perso(o)n(en) in de aanwezigheid van voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Houd hem vast totdat ik terug ben. Als hij geen geld op zijn rekening heeft staan, dan maak ik hem dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De bewijsmotivering (voetnoot 1)
1. De vaststaande feiten
Op 30 december 2007 is er door verdachte bij de Rabobank in Doetinchem met een bankpas ten name van [slachtoffer] een geldbedrag gepind. Verdachte is kort daarna door de politie aangehouden bij de bank met in zijn hand de voornoemde bankpas, een creditkaart en een bedrag van € 60,--.
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder 1 t/m 4 tenlastegelegde. De officier van justitie heeft zich daarbij met name gebaseerd op de zeer gedetailleerde verklaring van aangever [slachtoffer]. De officier van justitie hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte, temeer nu deze verklaring niet is bevestigd door anderen.
C. Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen [getuige A] en [getuige B] de verklaring van aangever [slachtoffer] ontkrachten en er voldoende reden is om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de aangever. Verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van [slachtoffer] geld bij de Rabobank is gaan pinnen, opdat verdachte drugs (coke) voor [slachtoffer] zou kunnen regelen.
Voorzover de rechtbank in de verklaringen van [getuige A] en [getuige B] een bevestiging mocht zien van de verklaring van aangever [slachtoffer], dient er naar het oordeel van de raadsman partiële vrijspraak te volgen van het onder 2 tenlastegelegde contant geldbedrag, nu dit enkel is gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer].
Ten aanzien van het onder 3 en 4 tenlastegelegde is door de verdediging eveneens vrijspraak bepleit, aangezien de aangifte niet wordt gesteund door enig ander bewijsmiddel.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
Naar aanleiding van de verklaring van aangever [slachtoffer] ter terechtzitting, waaruit volgt dat hij zijn portemonnee aan verdachte heeft afgegeven, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Verdachte moet hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Over het onder 3 tenlastegelegde feit is onvoldoende duidelijk geworden wat zich daar nu precies heeft afgespeeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat om die reden eveneens vrijspraak dient te volgen.
De rechtbank acht voor het bewijs de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Aangever [slachtoffer] (voetnoot 2) is op 30 december 2007 uitgeweest in Doetinchem en is omstreeks 04.45 uur richting huis gefietst. Onderweg ter hoogte van de New York Pizza aan de Terborgseweg is hij een meisje ([getuige B]) en een groepje jongeren (waaronder [getuige A]) gepasseerd. Door [getuige A] was aangever aangeroepen vanwege een opmerking die aangever tegen zijn vriendin [getuige B] had gemaakt. Korte tijd later is er een Turks uitziende jongen naast aangever [slachtoffer] komen fietsen, die hem tijdens het fietsen bij zijn kraag vastpakte en hem tot stoppen heeft gedwongen. De jongen zei tegen hem: “Gooi je fiets maar in het gras”. Aangever zag dat de jongen hem nog steeds stevig bij zijn kraag vasthield en dat de jongen zijn gebalde rechtervuist dreigend voor hem hield en daarbij tegen hem zei: “Geef me je bankpas en je pincode, anders maak ik je dood”. Aangever was erg bang.
Ter terechtzitting heeft aangever verklaard dat hij daarop zijn portemonnee aan die jongen heeft afgegeven en dat de jongen vervolgens aangevers bankpas en creditcard uit de portemonnee heeft gepakt.
De jongen vroeg naar aangevers pincode en wanneer het niet de goede pincode zou zijn, zou hij terugkomen. Aangever heeft daarop de jongen zijn pincode (op)gegeven. Daarop is de jongen weggefietst, daarbij tegen een inmiddels andere ter plaatse gekomen jongen zeggend: “Houd hem vast tot ik terug ben”.
Tegen de politie heeft aangever kort na het gebeurde verklaard dat de jongen daarbij tevens heeft gezegd: “Als hij geen geld op zijn rekening heeft, maak ik hem dood!”.
Op een gegeven moment zag aangever een politieauto rijden en heeft daarop de agent aangesproken dat hij zojuist onder bedreiging met geweld was beroofd door twee jongens.
Aangever heeft via de Rabofoon te horen gekregen dat er op 30 december € 60,-- van zijn rekening was gepind.
Verdachte heeft verklaard (voetnoot 3) dat hij die nacht inderdaad aangever heeft ontmoet en dat die jongen hem zijn pinpas, een mastercard en pincode heeft gegeven. Hij heeft vervolgens bij de Rabobank € 60,-- van de rekening van die jongen gepind.
Op 30 december 2007 omstreeks 05.05 uur reed er een surveillanceauto (voetnoot 4) over de Terborgseweg in Doetinchem. Nadat de bestuurder van de surveillanceauto is gestopt omdat hij op het naastgelegen fietspad twee manspersonen en een vrouw zag staan en een fiets op het fietspad heeft zien liggen, kwam er een man op hem toegelopen die hem vertelde dat hij zojuist was beroofd van zijn pinpas door twee Turkse mannen en vermoedde dat zijn rekening bij de Rabobank geplunderd zou gaan worden. De surveillant beeft vervolgens de meldkamer ingelicht en om assistentie van twee collega’s gevraagd. Kort daarop hoorde surveillant dat collega’s bij de Rabobank een persoon bij de pinautomaat staande hadden gehouden met een bankpasje van rekeninghouder [slachtoffer]. De man die op hem toegelopen was gaf hem vervolgens te kennen dat hij [slachtoffer] was.
Op 30 december 2007 hebben de twee collega politiemensen (voetnoot 5) zich naar de Rabobank begeven, gelegen op een afstand van ongeveer 300 meter vanaf de plaats delict. Daar troffen zij een Turks uitziende man aan, naar later bleek verdachte, die aldaar stond te pinnen. Zij zagen op het moment dat deze man zich omkeerde dat hij een pinpas, creditcard en een bankbiljet van 10 en 50 euro in zijn handen had. Zij zagen vervolgens dat de bankpas en de creditcard op naam stond van [slachtoffer].
Door de [getuige A] is verklaard dat een jongen uit het groepje waarbij hij stond achter [slachtoffer] is aangefietst. Ter hoogte van de rotonde met de Terborgseweg kwam hij [slachtoffer] en die jongen weer tegen en hij zag dat ze elkaar vasthadden. [slachtoffer] heeft toen tegen hem gezegd dat hij was beroofd door die jongen. Getuige heeft toen nog tegen die jongen gezegd dat hij de spullen moest teruggeven.
Ter terechtzitting heeft [getuige A] (nogmaals, evenals bij de rechter-commissaris) verklaard dat hij in de bewuste avond en nacht verdachte niet heeft gezien. Door de getuige is verder verklaard dat hij achter de man ([slachtoffer]) is aangerend vanwege een opmerking die deze tegenover zijn vriendin had gemaakt. Hij wilde verhaal halen, maar kon de man niet inhalen. Toen hij kort daarop bij [slachtoffer] kwam, heeft hij tegen de jongen die bij [slachtoffer] stond gezegd dat hij de spullen moest teruggeven. Zijn vriendin kwam kort daarop aangelopen met haar fiets.
De verklaring die deze getuige over de persoon van de dader heeft afgelegd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet juist zijn. Zowel aangever als de [getuige A] heeft verklaard dat [getuige A] tegen die persoon heeft gezegd dat hij het afgenomene moest teruggeven.
Zowel de [getuige B] als [getuige A] hebben ter terechtzitting verklaard dat zij verdachte niet bij de aangever hebben gezien.
Daar tegenover staan echter de verklaringen van zowel de aangever als verdachte, op basis waarvan als vaststaand kan worden aangenomen dat deze beide personen bij elkaar zijn geweest en dat in die samenhang de verklaring van [getuige A] niet anders kan doelen dan op de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft aangever [slachtoffer] ter zitting gezien en gehoord. Aangever heeft verklaard - in het licht van wat verdachte daarover heeft verklaard - geen drugs te gebruiken. De rechtbank heeft op grond van de indruk die aangever ter zitting heeft gemaakt geen reden om daaraan te twijfelen.
Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank aantoonbaar over een aantal dingen, die op de avond voorafgaand aan het incident zijn voorgevallen, onwaarheid gesproken.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij die avond samen met de vriendin van [getuige A] ([getuige B]) vanuit Gaanderen naar Doetinchem is gefietst op een damesfiets die hij van [getuige B] had geleend. Dat verhoudt zich niet met de verklaring van [getuige B] ter terechtzitting. Getuige [getuige B] heeft verklaard dat zij slechts 1 fiets heeft en dat zij die avond omstreeks middernacht vanuit Gaanderen naar de disco in Doetinchem is gefietst, waar haar vriend [getuige A] was. Getuige heeft verklaard dat verdachte die avond niet bij haar is geweest en dat zij evenmin een fiets aan hem heeft uitgeleend.
De rechtbank hecht geloof aan de gedetailleerde verklaring van aangever, mede gelet op de indruk die de rechtbank van aangever ter zitting heeft gekregen, de verklaring van de [getuige B] dat aangever paniekerig en bang klonk toen zij hem ter plekke zag, terwijl ook het feit dat aangever de ter plekke verschijnende bestuurder van de surveillancewagen heeft aangeklampt een aanwijzing is dat er iets was voorgevallen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 30 december 2007 in de gemeente Doetinchem met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte,
terwijl voornoemde [slachtoffer] op de fiets zat, voornoemde [slachtoffer] met kracht bij de kraag van zijn jas pakte en daarbij voornoemde [slachtoffer] de woorden toevoegde: "Gooi je fiets maar in het gras", en voornoemde [slachtoffer] vervolgens vasthield, en daarbij dreigend een gebalde vuist maakte en daarbij dreigend de woorden toevoegde: "Geef mij je bankpas en je pincode, anders ben je dood!";
4.
hij op 30 december 2007 in de gemeente Doetinchem [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk één of meer perso(o)n(en) in de aanwezigheid van voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Houd hem vast totdat ik terug ben. Als hij geen geld op zijn rekening heeft staan, dan maak ik hem dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Door de steller van de tenlastelegging is onder 1 onder meer ten laste gelegd ‘afgifte van de daarbij behorende pincode’, maar met het noemen van een pincode wordt niet voldaan aan de vereiste van afgifte van enig goed in de zin van het beoogde artikel (317 van het Wetboek van Strafrecht). Om die reden moet van dat onderdeel dan ook worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1: afpersing;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft terzake alle tenlastegelegde feiten gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie met name betrokken het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in april 2007 nog is veroordeeld terzake van onder meer twee pogingen tot afpersing.
2. Door de raadsman van verdachte is - voor zover de rechtbank tot enige bewezenverklaring mocht komen - aangevoerd dat een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd gewenst is. Een voorwaardelijk deel is daarbij op zijn plaats als stok achter de deur, aangezien verdachte niet over inkomen beschikt en hij daardoor wellicht in de verleiding komt nieuwe strafbare feiten te plegen.
3. De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft na afloop van een uitgaansavond - onder invloed van alcohol en wetende welke uitwerking dit op hem kan hebben - in het centrum van Doetinchem een willekeurige fietser onder druk gezet, zodanig dat deze hem doodsbang zijn bankpas en pincode heeft gegeven. Het slachtoffer is bij zijn keel gegrepen en verbaal - direct en indirect - bedreigd. Dit soort gewelddadige feiten kunnen traumatische gevolgen hebben voor degenen die daarvan het slachtoffer zijn geworden, terwijl in de samenleving het gevoel van toenemende onveiligheid wordt aangewakkerd.
5. Gelet op de grote inbreuk die met het plegen van dit soort feiten op de persoonlijke vrijheid en het vermogen van het slachtoffer wordt gemaakt heeft de wetgever aan dit soort feiten een aanzienlijke strafbedreiging verbonden.
6. Uit het strafblad van verdachte van 24 januari 2008 blijkt, dat verdachte op jeugdige leeftijd al in aanraking is gekomen met politie en justitie en dat hij in januari 2007 onder meer betrokken is geweest bij pogingen tot afpersingen en daarvoor een aanzienlijke straf opgelegd heeft gekregen. Van de daarbij voorwaardelijk opgelegde straf is thans ook de tenuitvoerlegging gevorderd.
7. Door de reclassering (voetnoot 6) is in verband met de ontkenning van verdachte geen strafadvies uitgebracht. Tegenover de reclassering heeft verdachte aangegeven die bewuste avond drie tot vier glazen whisky te hebben gedronken en dat hij van zichzelf weet dat hij onder invloed van alcohol makkelijk beïnvloedbaar is en in agressie vervalt.
8. De rechtbank ziet niettemin aanleiding een kortere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd, temeer nu de verdachte van een tweetal feiten zal worden vrijgesproken.
In beslag genomen voorwerpen
Door de officier van justitie is de teruggave gevorderd van het onder verdachte inbeslaggenomen 10 euro biljet aan de rechthebbende, te weten aangever [slachtoffer].
De onder verdachte inbeslaggenomen mobiele telefoon kan naar het oordeel van de officier worden teruggegeven aan verdachte.
Door de raadsman is betoogd dat verdachte heeft verklaard dat een bedrag van in totaal
€ 25,36 van hem - verdachte – is en dat al herhaaldelijk is verzocht om teruggave van de telefoon aan verdachte.
Uit de kennisgeving van inbeslagneming blijkt dat (behoudens het bedrag van € 60,-- dat ook onder verdachte in beslag was genomen, waarvan verdachte afstand heeft gedaan en welk bedrag is teruggegeven aan de benadeelde [slachtoffer]) onder verdachte in beslag is genomen een bedrag van in totaal € 35,36.
[slachtoffer] (voetnoot 7) heeft verklaard dat verdachte ongeveer 10 euro aan kleingeld uit zijn portemonnee heeft gehaald.
Verdachte (voetnoot 8) heeft verklaard dat het bedrag van € 35,36 aan hem toebehoort.
Nu verdachte evenwel zal worden vrijgesproken van het hem onder 2 tenlastegelegde feit, zal de rechtbank de teruggave gelasten van het totaal bedrag aan verdachte.
Nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen meer verzet, zal de teruggave worden gelast van de mobiele telefoon aan de verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft tevens de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij vonnis van 25 april 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Door de raadsman is aangevoerd dat het, gelet op de aan de strafeis ten grondslag gelegde motivering, veel meer op de weg had gelegen dat de officier van justitie een verlenging van de proeftijd had gevorderd.
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van deze rechtbank van 25 april 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden. Verdachte wist immers dat hij zich niet meer moest inlaten met het plegen van strafbare feiten en heeft dit desondanks toch gedaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
* Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
* Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
* Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
* Gelast de teruggave van na te melden inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven
voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
- een bedrag van € 35,36;
- een lichtgrijze telefoon (GSM), merk Sony Ericsson.
* Gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis (parketnummer 06/460013-07) van deze rechtbank van 25 april 2007 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van de Wetering en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juni 2008.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij (Stam) proces-verbaal nr. PL0644/08-200959, gedateerd 28 januari 2008
2 Proces-verbaal van aangifte, afgenomen op 10 december 2007 te 05.31 uur, doorgenummerde dossierpag. 19/22
3 Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpag. 34/35
4 Proces-verbaal ambtelijk verslag, doorgenummerde dossierpag. 23
5 Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpag. 24/25
6 Adviesrapport Justitiële Verslavingszorg van 22 februari 2008
7 Proces-verbaal van aangifte, doorgenummerde dossierpag. 20
8 Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde dossierpag. 35