ECLI:NL:RBZUT:2008:BD3207

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
4 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460075-08 en 06/801472-07 (tul)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. de Bie
  • J. Tas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en veroordeling voor bedreiging en wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 4 juni 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal, bedreiging met geweld en wapenbezit. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou zijn in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie een ruime vrijheid heeft bij het nemen van vervolgingsbeslissingen. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van een sleutelbos, omdat niet bewezen kon worden dat deze wederrechtelijk was weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de sleutelbos uit de handen van het slachtoffer had gegrist, maar dat niet vaststond wie de eigenaar was, waardoor de diefstal niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en voor het voorhanden hebben van een vuurwapen. De bedreiging vond plaats op 12 februari 2008, waarbij de verdachte dreigende woorden richtte aan het slachtoffer. De rechtbank achtte de bedreiging bewezen op basis van getuigenverklaringen en de eigen verklaring van de verdachte. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen van categorie III in zijn bezit had, wat eveneens bewezen werd door de verklaring van de verdachte en het in beslag genomen wapen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet ontoerekeningsvatbaar was, omdat er geen aanknopingspunten waren voor deze stelling in de rapporten van de Reclassering en de psychiater. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij de rechtbank rekening hield met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde geldboete werd afgewezen, omdat het voorarrest van de verdachte langer had geduurd dan de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460075-08 en 06/801472-07 (tul)
Uitspraak d.d.: 4 juni 2008
Tegenspraak / dip – oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],[plaats]te [plaats 1970],
wonende te [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 mei 2008.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Voorvragen
Door de raadsman is bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat het een feit van niets is. Als het Openbaar Ministerie alle personen gaat vervolgen die in het kader van het uiteengaan van partners iets meenemen waarvan de ander vindt dat hij/ zij daar recht op heeft, dan krijgen we het allemaal nog erg druk. Zeker als het gaat om iets onbetekenends als een sleutelbos. Vervolging van dit soort feiten is zo inopportuun dat de raadsman meent dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Door de officier van justitie is betoogd dat hij wel ontvankelijk is in zijn vervolging van verdachte. Hij vindt het geen “flutfeit”. Diefstal met geweld is een heel goed vervolgbaar feit, dus is de officier van justitie van mening dat hij ontvankelijk is in zijn vervolging.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Het Openbaar Ministerie heeft een grote vrijheid bij het nemen van een vervolgingsbeslissing. Er lijkt in deze sprake van diefstal met geweld, waardoor het niet onbegrijpelijk is dat tot vervolging is overgegaan.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 12 februari 2008 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sleutelbos , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte de sleutelbos bij die [slachtoffer] uit de handen heeft gegrist en/of gegrepen
en/of gepakt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
Hij op of omstreeks 12 februari 2008 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood. Dit leven heeft zo geen zin, jij gaat met mij mee naar waar ik ook ga" en/of "Ik ga mezelf doodmaken en ik neem jou ook mee" en/of "Je hebt me een belofte gedaan en deze moet je nakomen, anders ga je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 februari 2008 in de gemeente Apeldoorn een of meer wapens van categorie III, te weten een vuurwapen (merk Walther,
Type PPK), en/of munitie van categorie III, te weten zeven, althans een of meer (scherpe) patro(o)n(en), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte heeft bekend een sleutelbos uit de handen van [slachtoffer] te hebben gegrist. Niet is vast komen te staan wie de eigenaar van deze sleutelbos is, waardoor evenmin is vast komen te staan dat het afpakken en meenemen van de sleutelbos van [slachtoffer] wederrechtelijk was. Het was voor de politie vrij eenvoudig geweest om meer duidelijkheid hierover te verkrijgen en dat is nagelaten.
Verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het eerste en tweede tenlastegelegde heeft [slachtoffer] aangifte gedaan en heeft [getuige] een getuigenverklaring afgelegd. Verdachte kwam bij [slachtoffer] binnen en er ontstond ruzie. Verdachte verklaart dat hij opgefokt en boos was en verschillende dingen heeft geroepen. Ten aanzien van het derde feit bekent verdachte dat hij het pistool in zijn bezit had. Verdachte heeft het geladen pistool in de struiken gegooid en [slachtoffer] heeft de politie verteld waar het lag.
2. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat ten aanzien van de bedreiging, naar zijn mening, vaststaat dat verdachte behoorlijk de kluts kwijt was onder invloed van de bedreigingen die hij de periode voorafgaand aan de feiten heeft moeten verduren. Vaststaat dat welke uitingen hij ook heeft gedaan, dat eerder uitingen van grote onmacht en overspannenheid zijn geweest dan concrete, echte bedreigingen. De raadsman meent dat deze uitingen niet als bedreiging kunnen zijn opgevat en volgt daarbij de recente jurisprudentie van de Hoge Raad die bijvoorbeeld “ik verzuip je in het Twentekanaal” geen bedreiging vond. Bovendien kent [slachtoffer] verdachte als geen ander. Zij moet geweten hebben dat er geen kans was dat de bedreigingen zouden worden uitgevoerd. Ten aanzien van het wapenbezit refereert de raadsman zich voor wat betreft de bewezenverklaring.
3. De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de – navolgende – overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL 0624/08-201454, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant], hoofdagent van politie Team Apeldoorn Zuid West, gesloten en getekend d.d. 13 februari 2008.
a. Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] (p. 16-17);
b. Proces-verbaal van verhoor van [getuige] (p. 19);
c. Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p. 21-24 en 40-41);
d. Proces-verbaal van bevindingen (p. 30-33);
e. Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4. In haar aangifte verklaart [slachtoffer] dat zij op 12 februari 2008 in haar woning in Apeldoorn in gesprek was met twee medewerkers van de gemeente. Zij zag verdachte aan komen rijden. Zij heeft hem binnengelaten en op dat moment begon hij hard te schreeuwen. Zij zag dat hij wild uit zijn ogen keek en psychotisch was. Ze hoorde dat hij zei: “je hebt me een belofte gemaakt en deze moet je nakomen, anders ga je dood”. Ook zei hij dat hij zichzelf dood ging maken en haar mee zou nemen. Zij zag dat hij tijdens het schreeuwen hard op de tafel sloeg (p. 16).
5. Getuige [getuige] verklaart dat zij op 12 februari 2008 met haar collega bij [slachtoffer] in Apeldoorn was. Zij zag een man aan komen rijden en uit de reactie van [slachtoffer] begreep ze dat het om verdachte ging. Hij kwam de kamer binnenstormen en zij vond dat hij psychotisch overkwam. Hij zei tegen [slachtoffer]: “ik maak je dood, dit leven heeft zo geen zin, jij gaat met mij mee naar waar ik ook ga” (p. 19).
6. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 12 februari 2008 bij [slachtoffer] in Apeldoorn is geweest. Hij zag dat er mensen van de gemeente bij haar waren. Hij was opgefokt en heeft gezegd dat hij zichzelf kapot zou rijden. Hij snapt dat [slachtoffer] bang voor hem is, omdat zijn gedrag de laatste tijd behoorlijk veranderd is (p. 21). Verdachte bekent een vuurwapen (merk: Walther) voorhanden te hebben gehad. Hij heeft het geladen pistool in de struiken gegooid (p. 40).
7. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat van verdachte een pistool van het merk Walther en 7 kogelpatronen in beslag werden genomen.
8. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat toen hij op 12 februari 2008 bij [slachtoffer] aankwam, opgefokt en psychotisch was. Verdachte is tegen haar uitgevallen. Verdachte bevestigt dat hij heeft gezegd dat hij zichzelf van kant zou maken. Het pistool heeft verdachte, naar zijn verklaring, zelf gekocht. Hij had het geladen pistool in de struiken gegooid.
9. De rechtbank acht op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. [slachtoffer] moet zich in haar eigen huis heel onveilig hebben gevoeld. Verdachte was daar toen opgefokt en wild en wist niet goed wat hij aan het doen was op dat moment.
Bewezenverklaring
10. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
Hij op 12 februari 2008 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:"Ik maak je dood. Dit leven heeft zo geen zin, jij gaat met mij mee naar waar ik ook ga" en "Ik ga mezelf doodmaken en ik neem jou ook mee" en "Je hebt me een belofte gedaan en deze moet je nakomen, anders ga je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
3.
Hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 12 februari 2008 in de gemeente Apeldoorn een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen (merk Walther, Type PPK), en munitie van categorie III, te weten zeven scherpe patronen, voorhanden heeft gehad;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
11. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
12. Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 3: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, en het feit begaan is met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
13. De raadsman doet ter zitting namens verdachte een beroep op de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte. Daartoe voert hij aan dat hij, hoewel de psychiater er weinig over zegt, gelet op alle verklaringen van betrokken getuigen, de stelling aandurft dat verdachte op het moment van de uitlatingen richting [slachtoffer] onder invloed van hevige stress, slaapgebrek en dergelijke volledig ontoerekeningsvatbaar moet zijn geweest. De raadsman acht de zaak onvoldoende ernstig om nu een heel onderzoek daarnaar te laten doen. Dat leidt alleen maar tot vertraging, waar verdachte al te lang vastzit.
14. De officier van justitie stelt hiertegenover dat wat betreft de toestand van verdachte ten tijde van de uitlatingen richting [slachtoffer], hij zich moet aansluiten bij wat in het rapport van het NIFP staat. Hierin wordt niet gesproken over ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte.
15. Artikel 39 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat niet strafbaar is degene die een feit begaat, dat hem wegens een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens niet kan worden toegerekend.
16. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten, ontoerekeningsvatbaar was. In het voorlichtingsrapport d.d. 24 april 2008 van de Reclassering worden geen aanknopingspunten voor eventuele ontoerekeningsvatbaarheid gegeven en psychiater J.H. Verhoef rapporteert evenmin in het rapport van het NIFP d.d. 1 april 2008 over ontoerekeningsvatbaarheid.
17. Verdachte is strafbaar. Het beroep op ontoerekeningsvatbaarheid slaagt niet en ook overigens is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
18. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van € 400,-, aan verdachte voorwaardelijk opgelegd bij na te melden vonnis van de politierechter te Zutphen.
19. De raadsman van verdachte heeft bepleit rekening te houden met de gemoedsgesteldheid van verdachte ten aanzien van het tweede ten laste gelegde feit. Hij heeft verzocht hiermee bij de strafoplegging rekening te houden. Verdachte had een zeer goede reden voor het wapen. Verdachte heeft verklaard dat hij meermalen de hulp van politie heeft ingeroepen omdat hij ernstig werd bedreigd. De politie heeft hem echter nooit het gevoel gegeven dat er met zijn meldingen iets werd gedaan en verdachte heeft uiteindelijk niet beter weten te doen dan een vuurwapen aanschaffen om zichzelf en zijn dierbaren te beschermen. De raadsman is van mening dat verdachte genoeg gezeten heeft. Dagvaarding voor de meervoudige kamer heeft hem verbaasd, vooral gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie zelf. De raadsman legt deze over en vraagt de met geel gemerkte passages met hem door te nemen (de richtlijn wordt aan dit vonnis gehecht). Voor bedreiging zonder wapen (zo al bewezen) staan 8 punten, voor het wapen 60 punten en er wordt 10 % gerekend vanwege de recidive. In totaal zijn dat dus 74 punten. Volgens diezelfde richtlijn betekent dat, dat er een taakstraf had moeten worden geëist en wel één van 148 uur: twee uur per punt. Zo er al een gevangenisstraf zou moeten worden geëist, zou dat er één moeten zijn voor de duur van 74 dagen. Die zitten er al ruim op. Mede op grond hiervan en in verband met de persoonlijke en andere omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan (bedreigingen, aangifte, stress, verbroken relatie en slaapgebrek), meent de raadsman dat aan verdachte geen hogere straf zou moeten worden opgelegd dat de duur van de voorlopige hechtenis, eventueel met een voorwaardelijke straf. Ten slotte verzoekt de raadsman onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte verzocht.
20. Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend en geboden.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De vordering tot tenuitvoerlegging dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen. De rechtbank stelt vast dat verdachte 98 dagen in voorarrest heeft gezeten. De hoogte van de vordering tot tenuitvoerlegging bedraagt € 400,- subsidiair 8 dagen vervangende hechtenis. Nu het voorarrest precies acht dagen langer heeft geduurd dan de voor de nieuwe feiten op te leggen straf, houdt de rechtbank hier rekening mee en wijst zij de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 57, 91 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 31 maart 2008, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 22 november 2007 (parketnummer 06/801472-07) voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 400,-.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, De Bie en Tas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Ter Haar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 juni 2008.
Mr. Tas is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.