RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/558134-07
Uitspraak d.d.: 29 april 2008
Tegenspraak/ dnip
[verdachte],
geboren te [plaats 1943],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2008.
Aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 mei 2007 te Gorssel, althans in de gemeente Lochem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Gorsselse Enkweg, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is hij, verdachte,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
de kruising van de Gorsselse Enkweg en de Zutphenseweg opgereden,
terwijl op de Gorsselse Enkweg (kort) voor de kruising met de Zutphenseweg door middel van bord B6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en/of door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden, was aangegeven dat de Zutphenseweg een voorrangsweg was, en/of terwijl op de Zutphenseweg een wettelijk maximale toegestane snelheid gold van 80 kilometer per uur,
waarbij hij, verdachte, zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of geen voorrang heeft verleend aan een motorfiets, bestuurd door de heer [slachtoffer 1], die voor hem, verdachte, van links (vanuit de Zutphenseweg) voornoemde kruising op reed,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaats gevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de door voornoemde heer [slachtoffer 1] bestuurde motorfiets,
waardoor voornoemde heer [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een open onderbeenfractuur met compartimentsyndroom en/of meervoudige breuken en/of splinterbreuken in het/de onderbe(e)n(en) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 30 mei 2007 te Gorssel, althans in de gemeente Lochem, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Gorsselse Enkweg, althans enige weg,
de kruising van de Gorsselse Enkweg en de Zutphenseweg is opgereden,
terwijl op de Gorsselse Enkweg (kort) voor de kruising met de Zutphenseweg door middel van bord B6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden, was aangegeven dat de Zutphenseweg een voorrangsweg was, en/of terwijl op de Zutphenseweg een wettelijk maximale toegestane snelheid gold van 80 kilometer per uur,
waarbij hij, verdachte, zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of geen voorrang heeft verleend aan een motorfiets, bestuurd door de heer [slachtoffer 1], die voor hem, verdachte, van links (vanuit de Zutphenseweg) voornoemde kruising op reed,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaats gevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de door voornoemde heer [slachtoffer 1] bestuurde motorfiets,
waarbij voornoemde heer [slachtoffer 1] en/of mevrouw [slachtoffer 2], letsel heeft/hebben bekomen en/of schade heeft/hebben geleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan, nu uit de stukken niet blijkt dat verdachte (zeer) onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden. Uit de verklaringen van de getuige, het slachtoffer en de verdachte blijkt dat verdachte bij de haaientanden is gestopt om het verkeer op de voorrangsweg voorrang te geven.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de - navolgende - overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen onder meer naar de paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer PL0633/07-295966, gesloten en ondertekend op 15 juni 2007 door [verbalisant], brigadier van Team Verkeer, en [verbalisant], buitengewoon opsporingsambtenaar, en de daarbij behorende bijlagen.
a. de verkeersongevalsanalyse;
b. de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 1] (pag. 18);
c. de verklaring van getuige [getuige] (pag. 20);
d. de verklaring van verdachte (pag. 22);
Uit deze bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid
- Uit de verkeersongevalsanalyse blijkt dat de Zutphenseweg te Gorssel een voorrangsweg is, welke kruist met de Gorsselse Enkweg. Op het tijdstip van het ongeval was het daglicht en het was droog/helder. De voertuigen, personenauto Renault Megane Scenic en de motorfiets, [slachtoffer 1], vertoonden geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval. De bestuurder van de Renault wilde vanuit de Gorsselse Enkweg linksaf de Zutphenseweg oprijden. [slachtoffer 1] reed op de Zutphenseweg, vanuit Gorssel richting Eefde/Zutphen. [slachtoffer 1] werd aan de rechterzijde aangereden door de rechtervoorzijde van de Renault.
- [slachtoffer 1] verklaart dat hij 30 juni 2007, op zijn motorfiets, over de Zutphenseweg te Gorssel reed. Zijn vrouw reed mee als passagier. Van rechts kwam een zilverkleurige auto. Deze auto reed iets op en liet het verkeer op de Zutphenseweg voorgaan. Op het moment dat hij ter hoogte van de zilverkleurige auto was, trok deze op. Hierbij werd [slachtoffer 1] door de auto in de flank aangereden. Hij en zijn vrouw zijn ten val gekomen en doorgeschoven. Volgens de artsen had hij meerdere gecompliceerde beenbreuken in zijn rechteronderbeen.
- [getuige] verklaart dat hij op 30 mei 2007 over de Zutphenseweg te Gorssel reed. Ongeveer 3 auto’s voor hem reed een motorfiets, met daarop 2 personen. Vanuit de Gorsselse Enkweg kwam een personenauto rijden. Deze wilde de Zutphenseweg oprijden. Deze auto reed heel iets de weg op, vermoedelijk om zicht te halen voor het verkeer komende uit de richting van Zutphen. Het zicht werd voor deze bestuurder enigszins wat ontnomen door een lange muur. Vervolgens zag hij hoe de auto de motorrijder raakte en hierbij raakte de motorfiets uit balans. De bijrijder viel van de motor. De motorrijder zelf gleed met de motor door en kwam een eindje verderop in de berm terecht.
- De verdachte verklaart dat hij op 30 mei 2007 over de Gorsselse Enkweg te Gorssel reed. Ter hoogte van de kruising met de Zutphenseweg wilde hij linksaf slaan. Hij is gestopt bij de stopstreep/haaientanden. Op het moment dat hij wilde optrekken, kwam er van links een motorfiets aangereden. Hij raakte met de voorzijde van zijn auto de motorfiets. De motorfiets viel om en de berijders kwamen ten val.
- Uit de medisch verklaring [slachtoffer 1] blijkt: open onderbeenfractuur rechts met compartimentsyndroom, wondinfectie. Plaatsing van een fixateur.
Standpunt openbaar ministerie
De officier van justitie acht het onder primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 30 mei 2007 te Gorssel, althans in de gemeente Lochem, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Gorsselse Enkweg,
de kruising van de Gorsselse Enkweg en de Zutphenseweg is opgereden,
terwijl op de Gorsselse Enkweg (kort) voor de kruising met de Zutphenseweg door middel van bord B6 van bijlage I van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 en door middel van op het wegdek aangebrachte haaientanden, was aangegeven dat de Zutphenseweg een voorrangsweg was en terwijl op de Zutphenseweg een wettelijk maximale toegestane snelheid gold van 80 kilometer per uur,
waarbij hij, verdachte, zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en geen voorrang heeft verleend aan een motorfiets, bestuurd door de heer [slachtoffer 1], die voor hem, verdachte, van links (vanuit de Zutphenseweg) voornoemde kruising op reed,
waardoor een aanrijding heeft plaats gevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de door voornoemde heer [slachtoffer 1] bestuurde motorfiets,
waarbij voornoemde heer [slachtoffer 1], letsel heeft bekomen en schade heeft geleden.
6. Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
9. Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, gevorderd. Daarnaast vorderde zij een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouwe verzoekt de rechtbank rekening te houden met medische situatie van verdachte en een geldboete op te leggen in plaats van een werkstraf.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen de aanzienlijke gevolgen die het door verdachte veroorzaakte ongeval hebben gehad.
In het voordeel van verdachte weegt dat hij niet eerder voor dit soort delicten met justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een straf als na te melden op zijn plaats.
De rechtbank acht in de sfeer van het onderhavige delict het opleggen van een geldboete passend, waarbij rekening is gehouden met de financiële draagkracht van verdachte.
Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen, teneinde de verdachte in te scherpen nog meer oplettend in het verkeer te zijn.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 8, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank:
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, niet bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan en spreek verdachte hiervan vrij.
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld
en verklaart verdachte strafbaar.
• veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 dagen.
• veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) maanden.
• Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2008.