RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460640
Uitspraak d.d.: 1 april 2008
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1983],
wonende te [plaats], [adres],
op de zittingsdatum gedetineerd in HvB Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 maart 2008.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte naar voren is gebracht.
2. Ter terechtzitting gegeven beslissing
Ter terechtzitting heeft de rechtbank bevolen dat de voorlopige hechtenis wordt opgeheven met ingang van dinsdag 18 maart 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 december 2007, althans in of omstreeks de periode van 29 november 2007 tot en met 5 december 2007, te [plaats], gemeente Oost Gelre, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [verdachtes moeder] (zijnde verdachtes moeder) van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de (onder)rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 5 december 2007, althans in of omstreeks de periode van 29 november 2007 tot en met 5 december 2007, te [plaats], gemeente Oost Gelre, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verdachtes moeder] (zijnde verdachtes moeder), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de (onder)rug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 15 november 2005 te [plaats] opzettelijk mishandelend [vriendin verdachte] tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(Parketnummer 460631/05)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4. De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan
4.1. Standpunt van het openbaar ministerie
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, de poging tot doodslag op zijn moeder, vraagt de officier van justitie vrijspraak. Het was niet de bedoeling van verdachte zijn moeder te doden en gelet op de aard van de verwonding is hier ook geen sprake van kans op dodelijk letsel.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde, dat verdachte - kort gezegd - geprobeerd heeft zijn moeder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een zwaaiende beweging met een mes in zijn in haar onderrug te steken. Voorts acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte zijn vriendin [vriendin verdachte] heeft mishandeld. Voor dit feit is verdachte nu gedagvaard omdat hij zich niet gehouden heeft aan de voorwaarden waaronder de zaak in 2005 is geseponeerd.
4.2. Standpunt van de verdediging
De verdediging sluit zich aan bij de vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit is door de raadsman aangevoerd dat hier sprake is van psychiatrische problematiek en cultuurverschil. De moeder wilde alleen maar bereiken dat haar zoon geholpen zou worden. De ouders van verdachte spreken onvoldoende Nederlands en dit veroorzaakt twijfels over de werkelijke bedoeling. Het strafrecht is hier als instrument gebruikt om verdachte opgenomen te krijgen. Verder stelt de raadsman dat er onvoldoende overtuigend bewijs is voor zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 Wetboek van Strafrecht. De toegebrachte verwonding is te klein en te oppervlakkig. Ook zijn er nog teveel vragen over het mes. Welk mes is gebruikt, waar is dit mes gebleven? De raadsman vraagt vrijspraak voor het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Feit 2 kan op grond van de verklaring van het slachtoffer, verdachte en getuige worden bewezen, aldus de raadsman.
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de - navolgende - overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen onder meer naar de paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal en de daarbij behorende bijlagen, dossiernummer PL0649/07-220739, gesloten en ondertekend op 06 december 2007 (p. 4-7)
a) de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
b) aangifte door [verdachtes moeder] (zonder tolk p. 21 )
c) getuigenverklaring van [verdachtes moeder] (met tolk) van 24 januari 2008 bij de rechter-commissaris
d) medische verklaring (p.27)
e) foto’s (p.24-25)
f) de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting
g) de getuigenverklaring van [verdachtes moeder]
Ad 1) Ter zitting heeft verdachte - kort samengevat - bekend dat hij boos was op zijn moeder en hij haar met een mes heeft gestoken.
Aangeefster verklaart bij de politie, samengevat, dat zij op 5 december 2007 in de woonkamer lag te slapen op de bank. Zij schrok wakker omdat verdachte (haar zoon) met twee handen haar keel dicht drukte, zij kon nog wel lucht krijgen. Hij was boos en schreeuwde tegen haar. Aangeefster was bang omdat haar zoon, naar haar verklaring, gek is, hij is schizofreen. Zij ging daarna naar de keuken. Verdachte kwam haar achterna en zei: “Jij bent een slang”. Hij pakte een schilmes uit de keukenla en terwijl zij met de rug naar hem toestond voelt zij pijn in haar onderrug. Terug in de woonkamer zag ze bloed op de plek waar ze pijn had. Haar man zat op dat moment op de WC en heeft daarna de wond schoongemaakt en haar een paracetamol gegeven. Haar zoon was naar boven gegaan. Op 6 december 2007 was haar zoon weer boos en heeft zij GGNet gevraagd hem op te nemen, maar dat deed GGNet niet en daarom heeft ze de politie gebeld.
In haar 2de verklaring bij de rechter-commissaris verklaart zij met behulp van een tolk als volgt: Op 6 december 2007 is zij naar GGNet gegaan, omdat zij wilde dat haar zoon opgenomen zou worden. Die ochtend heeft de politie haar zoon meegenomen. De dag ervoor heeft haar zoon zijn handen tegen haar keel gezet. Hij was toen niet boos. Vervolgens is hij naar de keuken gegaan, naar buiten en naar boven om TV te kijken. Vader lag boven op bed. Een week eerder op donderdag zat zij op de bank en kwam haar zoon met een mes uit de keuken. Hij prikte haar in de rug en riep:”Ik ga je steken”. Zij was bang en rende naar haar man die op de wc was. Hij heeft de wond schoongemaakt. Haar zoon is met zijn vrouw vertrokken.
Ze weet nu heel zeker dat het bij de keel pakken en het prikken met het mes op twee verschillende dagen heeft plaatsgevonden. Haar zoon moet - wat haar betreft -worden opgenomen.
Volgens de medische verklaring van 6 december 2007 bestaat het waargenomen letsel uit een wond verticaal t.p.v. rechter S1 gewricht. L. 1 centimeter; breedte 2-3 mm. Geen bloedverlies. Wondje zou kunnen passen bij steekwondje van 1-2 dgn oud (zonder gestoorde wondgenezing)
Ad 2) Verdachte heeft ter terechtzitting bekend zijn vriendin [vriendin verdachte] - naar aanleiding van een ruzie over de afstandsbediening - te hebben geslagen.
Getuige [verdachtes moeder], (moeder van verdachte) verklaart, zakelijk weergegeven, dat [vriendin verdachte] de afstandsbediening wilde pakken die [verdachte] in zijn handen had. [verdachte] wilde deze niet geven. [vriendin verdachte] schopt hem vervolgens tegen zijn been. [verdachte] wordt kwaad en slaat [vriendin verdachte] met platte hand tegen haar nek en daarna in haar gezicht en haar buik. Moeder stuurt [verdachte] naar boven om af te koelen. Daarna hebben ze GGNet gebeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Uit de plaats en de aard van de verwonding, valt geen opzet op de dood af te leiden, zelfs niet in voorwaardelijke zin (zie medische verklaring p.27). De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 29 november 2007 tot en met 5 december 2007, te [plaats], gemeente Oost Gelre, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [verdachtes moeder] (zijnde verdachtes moeder), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de onderrug heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. (Parketnummer 06/460631/05)
hij op 15 november 2005 te [plaats], opzettelijk mishandelend [vriendin verdachte] tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
5. Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
6. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
7. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
8. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat, nu verdachte naar zijn mening vrijgesproken dient te worden van het onder 1 primair tenlastegelegde, een lagere straf opgelegd moet worden dan door de officier van justitie gevorderd is. Dit zou tevens inhouden dat de voorlopige hechtenis op grond van artikel 67a lid 3 Wetboek van Strafvordering opgeheven moet worden.
Verder heeft hij aangevoerd in het dossier niets heeft gelezen over een persoonlijkheidsstoornis, vastgesteld door een deskundige. Verdachte onderkent dat er problemen zijn, maar dat hij in staat is deze zelf op te lossen. Na zijn vrijlating kan hij
- volgens eigen zeggen - terug naar zijn vriendin. De raadsman verzoekt de rechtbank derhalve een beslissing te nemen over de voorlopige hechtenis van verdachte.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Anders dan de raadsman heeft bepleit is de rechtbank van oordeel dat het maken van een stekende beweging met welk mes dan ook in de richting van de onderrug het aanmerkelijke risico oplevert dat zwaar lichamelijk letsel ontstaat.
Dat het thans geconstateerde letsel niet als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken doet daar niet aan af, evenmin als de onderliggende bedoeling van verdachte om geen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Waar de raadsman heeft aangevoerd dat sprake was van psychiatrische problematiek en cultuurverschil is mede door toedoen van verdachte daaromtrent niets wat van belang is voor zijn straf(baarheid) komen vast te staan.
Los van welke door de raadsman gestelde bijbedoeling ook tilt de rechtbank zwaar aan de gezondheid en veiligheid die de huisgenoten van verdachte in de huiselijke kring mogen verwachten. Daarnaast acht de rechtbank de gevaarzetting, voortvloeiend uit verdachtes handelen, groot.
Een en ander maakt dat de rechtbank enerzijds een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats vindt van na te melden duur, maar anderzijds een voorwaardelijke straf, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst de veiligheid van zijn familieleden in gevaar te brengen.
Tenslotte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte blijkt, dat hij niet eerder voor geweldsdelicten met politie of justitie in aanraking is geweest. De mishandeling, parketnummer 06/460631, welke in 2006 door het openbaar ministerie voorwaardelijk is geseponeerd, staat nu als feit 2 op de dagvaarding wegens het overtreden van de sepotvoorwaarden en heeft slechts in zeer beperkte mate aan de strafmaat bijgedragen.
Na te noemen strafoplegging brengt met zich mee dat de rechtbank tot de onder 2 vermelde ter terechtzitting gegeven beslissing komt.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 57, 300, 302 van
het Wetboek van Strafrecht.
• Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
• Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
• Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
• Verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten:
Feit 1 subsidiair:
Poging tot zware mishandeling.
Feit 2:
mishandeling
.
• Verklaart verdachte deswege strafbaar.
• Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
• Bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf groot 5 (vijf) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt.
• Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mr. Prisse, voorzitter, mr. Kleinrensink en mr. Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 april 2008.