ECLI:NL:RBZUT:2008:BC7505

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/923472-06, 06/925422-07, 06/923424-06, 06/925551-07, 06/925744-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van rundveehouder wegens overtredingen van milieuwetgeving en dierenwelzijnsregels

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 maart 2008 uitspraak gedaan tegen een rundveehouder die zijn bedrijfsvoering niet op orde had gehouden. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf, een deels voorwaardelijke geldboete van € 5.000 en een voorwaardelijke stillegging van zijn bedrijf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onder andere dode kalveren niet ter destructie had aangeboden en runderen niet goed had geregistreerd. Daarnaast werden er ernstige overtredingen van vergunningsvoorschriften vastgesteld, waaronder de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal op het terrein en vervuiling van watergangen door mestafvoer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten in strijd heeft gehandeld met de Wet milieubeheer en de Destructiewet. Tijdens een controle op 1 juni 2006 werd geconstateerd dat de verdachte mest niet op de juiste manier had opgeslagen, wat leidde tot verontreiniging van de bodem. Ook bleek dat de verdachte kadavers van kalveren had onttrokken aan destructie en dat hij zijn registratieverplichtingen met betrekking tot de identificatie van runderen niet was nagekomen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal ten laste gelegde feiten, maar oordeelde dat de bewezenverklaring van de overige feiten voldoende was onderbouwd door de verklaringen van de verdachte en de bevindingen van de verbalisanten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte door zijn handelen onaanvaardbare risico's voor het milieu en de veestapel heeft veroorzaakt, wat een zware weging in de strafmaat met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige economische kamer
Parketnummer(s): 06/923472-06, 06/925422-07, 06/923424-06 (tul), 06/925551-07 en 06/925744-07
Uitspraak d.d.: 25 maart 2008
Tegenspraak/ dip/oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats 1965],
wonende te [adres].
1. Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2008.
2. Voeging meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/923472-06, 06/925422-07, 06/925551-07 en 06/925744-07 tegen verdachte aangebrachte zaken.
3. De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 06/923472-06
hij op of omstreeks 01 juni 2006 te [woonplaats], gemeente Oldebroek, terwijl aan [verdachte] en [naam] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente
Oldebroek bij besluit van 20 december 2005 een vergunning krachtens de Wet
milieubeheer was verleend tot het in die gemeente oprichten en in werking
hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1 en/of 8.1 van bijlage I
van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een
inrichting als bedoeld in de bijlage I van voornoemd besluit, al dan niet
opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met voorschrift 6.3.1. verbonden aan
die vergunning, aangezien verdachte de vaste mest niet heeft opgeslagen op een
mestdichte mestplaat, die voorzien was van een opstaande rand of een
gelijkwaardige voorziening;
art 18.18 Wet milieubeheer
parketnummer 06/925422-07
1.
hij in of omstreeks de maand maart 2007 te [woonplaats], in de gemeente Oldebroek, al
dan niet opzettelijk, een aantal, althans een of meer kadavers van kalveren,
zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking;
art 4 lid 1 Destructiewet
2.
hij op of omstreeks 20 maart 2007, te [woonplaats], in de gemeente Oldebroek, terwijl
aan [verdachte] en [naam] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente
Oldebroek bij besluit van 20 december 2005 een vergunning krachtens de Wet
milieubeheer was verleend tot het op of nabij de (het) perce(e)l(en) Brandsweg
13 en/of [adres] oprichten en in werking hebben van een inrichting als
bedoeld in categorie 7.1 en/of 8.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer, in elk geval een inrichting als bedoeld in
de bijlage I van voornoemd besluit, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld
- in strijd met voorschrift 6.3.1. verbonden aan die vergunning, aangezien
verdachte de vaste mest niet heeft opgeslagen op een mestdichte mestplaat, die
voorzien was van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening en/of
- in strijd met voorschrift 1.1.1. verbonden aan die vergunning, aangezien er
op het terrein van de inrichting zich talrijke delen asbesthoudend
plaatmateriaal bevonden en/of
- in strijd met voorschrift 6.1.3. verbonden aan die vergunning, aangezien er
dierlijk afval op het terrein van de inrichting werd begraven;
art 18.18 Wet milieubeheer
3.
hij in of omstreeks de maand maart 2007, te [woonplaats], gemeente Oldebroek, zonder
vergunning, al dan niet opzettelijk, op andere wijze dan met behulp van een
werk, een hoeveelheid gier, zijnde (een) afvalstof(fen), verontreinigende
en/of schadelijke stof(fen) heeft gebracht in een sloot, zijnde een
oppervlaktewater, door die gier te storten, althans te laten afstromen, in die
sloot ;
art 1 lid 3 Wet verontreiniging oppervlaktewateren
art 4 lid 1 Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid WVO
4.
hij op of omstreeks 20 maart 2007, althans in of omstreeks de maand maart
2007, te [woonplaats], in de gemeente Oldebroek, als houder van een of meer dieren,
te weten acht, althans een of meer paarden, aan dat/die dier(en) de nodige
verzorging heeft onthouden, immers heeft verdachte toen aldaar er niet voor
gezorgd dat die paarden over een droge en zindelijke ligplaats konden
beschikken;
art 37 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
parketnummer 06/925551-07
1.
hij op of omstreeks 23 maart 2007, althans in of omstreeks de maand maart
2007, te [woonplaats], in de gemeente Oldebroek, althans in Nederland, al dan niet
opzettelijk, één of meerdere dieren, te weten 49, althans een of meer
runderen, althans één rund, heeft gehouden, verhandeld, vervoerd, aangevoerd
en/of afgevoerd, (zulks) terwijl dat rund/die runderen niet overeenkomstig de
Regeling identificatie en registratie van dieren was/waren geïdentificeerd
en/of geregistreerd, immers was de afvoer van die runderen / dat rund niet
overeenkomstig het gestelde in artikel 20, eerste lid van genoemde regeling
binnen 3 werkdagen gemeld aan het I & R systeem;
art 15 lid 2 Regeling identificatie en registratie van dieren
art 39 Regeling identificatie en registratie van dieren
2.
verdachte in of omstreeks de periode van 23 maart 2007 tot en met 25 juni
2007, te [woonplaats], in de gemeente Oldebroek, al dan niet opzettelijk, in de/een
situatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, artikel 3 en artikel 4 van de
verordening 494/98, zes, althans een of meer runderen op verdachtes bedrijf
heeft aangevoerd;
art 40 lid 1 Regeling identificatie en registratie van dieren
parketnummer 06/925744-07
hij op of omstreeks 12 oktober 2007, te [woonplaats], gemeente Oldebroek, zonder
vergunning, al dan niet opzettelijk, op andere wijze dan met behulp van een
werk, een hoeveelheid gier, althans een naar gier ruikende vloeistof, zijnde
(een) afvalstof(fen), verontreinigende en/of schadelijke stof(fen) heeft
gebracht in een sloot, zijnde een oppervlaktewater, door die gier te storten,
althans te laten afstromen, in die sloot;
art 4 lid 1 Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid WVO
4. Vrijspraak
1.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten.
2.
De verdachte heeft ten aanzien van het onder parketnummer 06/925422-07 onder 4 ten laste gelegde feit aangevoerd dat hij zijn paarden niet de nodige zorg heeft onthouden. De paardenstal werd twee maal per week opgestrooid met droog strooisel. Er was op 20 maart 2007 sprake van een uitzonderlijke situatie omdat kort ervoor een deel van het dak van de schuur door storm was beschadigd. Desondanks stonden de paarden in een droog gedeelte van de stal.
2.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 06/925422-07 onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ontbreken van een deel van het dak een tijdelijke situatie is geweest die is ontstaan door een slechte weersituatie kort voor 20 maart 2007. Uit de inhoud van het proces-verbaal en de als bijlagen gevoegde foto’s blijkt wel dat een deel van het dak van de schuur waarin de paarden stonden is beschadigd, maar blijkt niet dat het dak zodanig beschadigd is geraakt dat de paarden daardoor niet konden beschikken over een droge en zindelijke ligplaats. Aan de hand van de foto’s heeft de rechtbank waargenomen dat de paarden er op 20 maart 2007 goed doorvoed uitzagen. Voorts heeft de rechtbank op die foto’s waargenomen dat de – deels witte – onderbenen van de paarden geen sporen vertonen van mest, hetgeen wel te verwachten zou zijn indien de paarden niet zouden beschikken over een droge en zindelijke ligplaats.
De verdachte behoort van dit feit te worden vrijgesproken.
5. Bewijsoverweging
5.1
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
5.2
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de - navolgende - overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van de in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal.
Het feit met parketnummer 06/923472-06:
1. Het proces-verbaal met dossiernummer PL0617/06-204310, inhoudende het relaas van verbalisant (pag. 7);
2. De foto’s die tijdens de controledag op 1 juni 2006 zijn gemaakt (vanaf pag. 20, foto’s 1 tot en met 6);
3. Het afschrift van de Beschikking Wet-milieubeheer-vergunning (met bijlagen) van 20 december 2005, afgegeven aan [verdachte] en [naam] door de burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;
4. De verklaring van de [getuige], opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0617/06-282315 (pag. 3 en 4)
De onder parketnummer 06/925422-07 onder 1, 2 en 3 vermelde feiten:
1. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2008;
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 45202, gesloten en ondertekend op 28 maart 2007;
3. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0617/07-202617, gesloten en ondertekend op 3 mei 2007;
4. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0617/06-282315, gesloten en ondertekend op 2 maart 2007;
5. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd HHRB20032007, op ambtsbelofte opgemaakt op 16 mei 2007;
De onder 2 tot en met 5 vermelde processen-verbaal zijn opgenomen in dossiernummer PL0617/07-202617.
6. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0650/07-202617, gesloten en ondertekend op 18 mei 2007.
De onder parketnummer 06/925551-07 onder 1 en 2 vermelde feiten:
1. de deels bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2008;
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd 44328, gesloten en ondertekend op 13 augustus 2007.
Het feit met parketnummer 06/925744-07:
1. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2008;
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd HHFH2007001, opgemaakt op 14 december 2007;
3. het proces-verbaal van verhoor van verdachte (als bijlage gevoegd bij het onder 2 genoemde proces-verbaal)
5.3
Uit deze bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid.
Ten aanzien van het feit met parketnummer 06/923472-06:
Verdachte heeft een bedrijf dat is gevestigd te [woonplaats], gemeente Oldebroek. Op naam van [verdachte] en [naam] is op 20 december 2005 een Beschikking Wet-milieubeheer-vergunning afgegeven door de burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek.
Op 1 juni 2006 heeft een controle plaatsgevonden op het bedrijf van verdachte, omdat tijdens een eerdere controle was gebleken dat vergunningsvoorschriften niet goed werden nageleefd, onder andere voorschrift 6.3.1, welk voorschrift ziet op het behandelen en bewaren van vaste mest. Tijdens de controle is geconstateerd dat er mest werd opgeslagen op een betonnen plaat waarin allerlei scheuren zaten. Er was geen opstaande rand of een andere voorziening getroffen waardoor voorkomen werd dat uittredend percolaat in de bodem terecht kon komen. Verdachte heeft destijds geweigerd een verklaring af te leggen, maar heeft wel tegen de verbalisant verklaard dat hij wist dat de mestplaat niet goed was. De [getuige] - die op 1 juni 2006 als toezichthouder van de gemeente bij de controle aanwezig is geweest - heeft naar aanleiding van het verweer van verdachte ter terechtzitting van 8 januari 2007 dat er geen mest op de mestplaat werd opgeslagen, nader verklaard dat zij heeft geconstateerd dat op de mestplaat vaste mest was opgeslagen waaraan ook voerresten waren toegevoegd. De rechtbank heeft voornoemde situatie bovendien waargenomen op de in het dossier aanwezige foto’s die tijdens de controle op 1 juni 2006 zijn genomen.
Ten aanzien van de onder parketnummer 06/925422-07 onder 1, 2 en 3 vermelde feiten:
De bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten is gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2008 dat hij te [woonplaats], gemeente Oldebroek opzettelijk:
- in de maand maart 2007 een aantal kadavers van kalveren heeft onttrokken aan destructie;
- op 20 maart 2007 op de percelen [adres] en [adres] vaste mest had opgeslagen op een niet mestdichte mestplaat terwijl die mestplaat niet was voorzien van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening; dat zich op het terrein van de inrichting talrijke delen asbesthoudend plaatmateriaal bevonden; dat hij dierlijk afval op het terrein had begraven, dit alles in strijd met de voorschriften 6.3.1, 1.1.1 en 6.1.3 van voornoemde vergunning.
De bewezenverklaring is voorts mede gebaseerd op de processenverbaal, opgenomen in dossiernummer PL0617/07-202617, namelijk het proces-verbaal van bevindingen,
genummerd 45202 (pagina’s 21-25), het proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0617/07-202617 (pagina’s 32-34 en de daarbij behorende foto’s), het proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0617/06-282315 (pagina’s 71-75), het proces-verbaal van bevindingen, genummerd HHRB20032007 (pagina’s 119 en 120 en de daarbij behorende foto’s) en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0650/07-202617 (pagina’s 3-8).
Ten aanzien van de onder parketnummer 06/925551-07 onder 1 en 2 vermelde feiten:
De bewezenverklaring van het ten laste gelegde is gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 11 maart 2008 dat hij in de maand maart 2007 te [woonplaats], gemeente Oldebroek, opzettelijk heeft nagelaten te voldoen aan zijn registratieverplichtingen met betrekking tot de registratie van 49 door hem gehouden en afgevoerde runderen, onder meer door de afvoer van deze runderen niet binnen de gestelde termijn van 3 werkdagen te melden aan het I&R systeem.
Met betrekking tot het onder 2 vermelde feit blijkt uit het proces-verbaal dat sinds 23 maart 2007 een aan- en afvoerverbod van toepassing was voor het bedrijf van verdachte. Tijdens een bedrijfscontrole op 25 juni 2007 zijn er vijf kadavers van runderen en één levend rund aangetroffen. De leeftijd van de aangetroffen runderen is door een dierenarts geschat op variërend tussen maximaal één maand en maximaal zes à zeven weken. Uit onderzoek is gebleken dat de bij de runderen aangetroffen merken behoorden bij runderen die voor het ingaan van het aan- en afvoerbod zijn geboren.
Verdachte heeft ter terechtzitting enerzijds verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode geen dieren heeft aangevoerd, maar anderzijds heeft hij verklaard dat in die periode in goed vertrouwen kalveren zijn gebracht om op een later moment te taxeren.
Gelet op de geschatte leeftijd van de runderen, de omstandigheid dat er in de periode van 23 maart 2007 tot en met 25 juni 2007 door verdachte geen registratie aan het I&R systeem is gedaan en de verklaring van verdachte dat hem in die periode kalveren zijn gebracht, concludeert de rechtbank, dat de verdachte merken heeft verwisseld teneinde aanvoer van runderen tijdens het aan- en afvoerverbod te maskeren. Het verweer dat hem in die periode in goed vertrouwen kalveren zijn gebracht om op een later moment te taxeren wordt als niet aannemelijk en niet onderbouwd verworpen.
Ten aanzien van het feit met parketnummer 06/925744-07:
De bewezenverklaring van het ten laste gelegde is gebaseerd op de bekennende verklaringen van verdachte ter terechtzitting en tegenover de verbalisanten dat hij op of omstreeks 12 oktober 2007 te [woonplaats], gemeente Oldebroek, zonder vergunning opzettelijk een hoeveelheid gier in een sloot heeft laten aflopen. Bij het slopen van een stal is een gierkelder los komen te liggen en een afvoerbuis van hemelwater losgetrokken. Daardoor is tijdens regenbuien hemelwater in de met oude mest gevulde gierkelder gelopen waardoor de kelder is overstroomd en mest via het terrein naar de sloot is uitgelopen.
De bewezenverklaring is voorts gebaseerd op het proces-verbaal. De verbalisanten hebben tijdens de controles op 11 en 12 oktober 2007 geconstateerd en gemeten dat er meststof met extreem hoog geleidend vermogen - dat overeenkomt met het geleidend vermogen van gier -over het terrein van verdachte afstroomde naar de sloten, zijnde oppervlaktewater.
6. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 06/923472-06, het onder 06/925422-07 onder 1, 2 en 3, het onder
parketnummer 06/925551-07 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 06/925744-07 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 06/923472-06:
hij op 01 juni 2006 te [woonplaats], gemeente Oldebroek, terwijl aan [verdachte] en [naam] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oldebroek bij besluit van 20 december 2005 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1 en 8.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met voorschrift 6.3.1. verbonden aan die vergunning, aangezien verdachte de vaste mest niet heeft opgeslagen op een mestdichte mestplaat, die voorzien was van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening;
parketnummer 06/925422-07
1.
hij in de maand maart 2007 te [woonplaats], in de gemeente Oldebroek, opzettelijk een aantal kadavers van kalveren, zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking;
2.
hij op 20 maart 2007, te [woonplaats], in de gemeente Oldebroek, terwijl aan [verdachte] en [naam] door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oldebroek bij besluit van 20 december 2005 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het op de percelen [adres] en [adres] oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 7.1 en 8.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, opzettelijk heeft gehandeld
- in strijd met voorschrift 6.3.1. verbonden aan die vergunning, aangezien verdachte de vaste mest niet heeft opgeslagen op een mestdichte mestplaat, die voorzien was van een opstaande rand of een gelijkwaardige voorziening en
- in strijd met voorschrift 1.1.1. verbonden aan die vergunning, aangezien er op het terrein van de inrichting zich talrijke delen asbesthoudend plaatmateriaal bevonden en
- in strijd met voorschrift 6.1.3. verbonden aan die vergunning, aangezien er dierlijk afval op het terrein van de inrichting werd begraven;
3.
hij in de maand maart 2007, te [woonplaats], gemeente Oldebroek, zonder vergunning, opzettelijk, op andere wijze dan met behulp van een werk, een hoeveelheid gier, zijnde een afvalstof, verontreinigende en schadelijke stof heeft gebracht in een sloot, zijnde een oppervlaktewater, door die gier te laten afstromen in die sloot ;
parketnummer 06/925551-07
1.
hij in de maand maart 2007, te [woonplaats], in de gemeente Oldebroek, opzettelijk dieren, te weten 49 runderen heeft gehouden, verhandeld, vervoerd en/of afgevoerd, zulks terwijl die
runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd, immers was de afvoer van die runderen niet
overeenkomstig het gestelde in artikel 20, eerste lid van genoemde regeling binnen 3 werkdagen gemeld aan het I & R systeem;
2.
verdachte in de periode van 23 maart 2007 tot en met 25 juni 2007, te [woonplaats], in de gemeente Oldebroek, opzettelijk in de situatie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, artikel 3 en artikel 4 van de verordening 494/98, zes runderen op verdachtes bedrijf heeft aangevoerd;
parketnummer 06/925744-07
hij op of omstreeks 12 oktober 2007, te [woonplaats], gemeente Oldebroek, zonder vergunning, opzettelijk op andere wijze dan met behulp van een werk, een hoeveelheid gier, zijnde
een afvalstof, verontreinigende en schadelijke stof heeft gebracht in een sloot, zijnde een oppervlaktewater, door die gier te laten afstromen, in die sloot.
7. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
8. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
- parketnummer 06/923472-06:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
- parketnummer 06/925422-07:
1.
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 4, eerste lid, van de Destructiewet, opzettelijk begaan;
2.
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18.18 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
3.
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 1, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, opzettelijk begaan;
- parketnummer 06/925551-07:
1.
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 105 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd, opzettelijk begaan;
2.
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 105 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, meermalen gepleegd, opzettelijk begaan;
- parketnummer 06/925744-07:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 1, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, opzettelijk begaan.
9. Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de
strafbaarheid van verdachte uitsluit.
10. Oplegging van straf en/of maatregel
10.1
De officier van justitie heeft, er vanuitgaande dat alle ten laste gelegde feiten in de opzetvariant bewezen kunnen worden verklaard, gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- een geldboete van € 5.000,--, subsidiair 100 dagen hechtenis waarvan € 1.000,--, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- stillegging van de onderneming voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat hij bij het samenstellen van zijn eis niet elk feit op zich heeft gewaardeerd, maar dat hij het gehele feitencomplex heeft bezien. Indien hij volgens de richtlijnen per feit de daarbij behorende straf zou eisen, dan zou in zijn visie in plaats van een voorwaardelijke gevangenisstraf een onvoorwaardelijke werkstraf en ook een veel hogere geldboete opgelegd moeten worden.
De officier van justitie heeft ter motivering van zijn eis aangevoerd, dat verdachte naar zijn oordeel een hard werkend man is die in de loop der jaren vanuit niets een groot bedrijf heeft opgezet, maar ondermeer door de MKZ-crisis in problemen is gekomen. Om zijn doelen toch te bereiken heeft hij een aantal zaken uit het oog heeft verloren. Daardoor heeft verdachte in zijn visie in korte tijd verschillende regels overtreden. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de eis er op is gericht om recidive te voorkomen. Hij heeft benadrukt dat verdachte zich moet realiseren dat zijn bedrijf gedurende de proeftijd met regelmaat zal worden gecontroleerd.
10.2
De verdachte heeft aangevoerd dat de eis van de officier van justitie niet in verhouding staat met de door hem gepleegde feiten. Hij is al gestraft door de negatieve publiciteit. Verder heeft hij de nodige stappen ondernomen om dit soort feiten in de toekomst te voorkomen.
10.3
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist. Verdachte is vrij recent veroordeeld voor twee overtredingen van de Destructiewet. Gezien de voor die feiten voorwaardelijk opgelegde lage geldboetes betroffen dit kennelijk geringe delicten. De rechtbank is van oordeel dat recidive met betrekking tot die feiten het nu nog steeds opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet rechtvaardigt.
Wel zal de rechtbank verdachte een voorwaardelijke werkstraf en een deels voorwaardelijke geldboete opleggen. Ook acht de rechtbank het opleggen van de voorwaardelijke bijkomende straf van stillegging van de onderneming voor een korte duur passend en geboden.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door een combinatie van financiële problemen en een te veel aan werkzaamheden zijn bedrijfsvoering niet op orde gehouden. Om kosten te besparen heeft verdachte een aanzienlijke hoeveelheid dode kalveren niet ter destructie heeft aangeboden, maar op zijn bedrijf opgeslagen. De kadavers verkeerden in verregaande staat van ontbinding. Door de handelwijze van verdachte kon er gevaar ontstaan voor verspreiding van allerlei ziekten die een gevaar konden vormen voor het overige deel van veestapel. Voorts heeft verdachte de bedrijfsvoering niet overeenkomstig de regelgeving gevoerd. Zo is het I&R-systeem onder meer opgezet om in geval van uitbraak van ernstige dierziekten dieren snel te kunnen traceren. Verdachte heeft de dieren niet goed geregistreerd, aangemeld en gemerkt. Ongeveer 10% van de veestapel was niet juist in het I&R-systeem opgenomen. Daardoor werd controle van verdachtes bedrijf met betrekking tot de betrokken regelingen bemoeilijkt.
Verder heeft verdachte een aantal vergunningsvoorschriften niet nageleefd. Over het terrein verspreid lag asbesthoudend materiaal en mest werd niet volgens de voorschriften opgeslagen. Het buitenterrein was gedeeltelijk bevuild met mest. Ook heeft verdachte mest uit een volle kelder gepompt en weg laten vloeien, zodanig dat naastgelegen watergangen ernstig verontreinigd zijn geraakt.
De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk, omdat hij daarmee in zijn verantwoordelijkheid als veehouder ernstig is tekort geschoten en onaanvaardbare risico’s voor het milieu en de veestapel heeft veroorzaakt.
Bij bepaling van de op te leggen straffen heeft de rechtbank anderzijds rekening gehouden met de inhoud van het voorlichtingsrapport. Uit dit rapport blijkt dat verdachte na de MKZ crisis in 2001 in een slechte financiële is gekomen, die hij niet heeft kunnen opvangen. Hij is niet in staat geweest om hulp te zoeken, maar heeft in die moeilijke situatie zelf doorgeploeterd. Sinds kort is een grote verandering gekomen in zijn status als zelfstandig ondernemer. Verdachte heeft een contract gesloten met een kalvermesterij waarmee hij zijn kwetsbaarheid als zelfstandig ondernemer heeft beperkt. Dit garandeert hem een vast inkomen. Ook wordt in dat kader het bedrijf in opdracht van de contractgever veelvuldig gecontroleerd. Verdachte heeft er alle belang bij om een juiste bedrijfsvoering na te streven omdat anders het contract ontbonden kan worden. Om die redenen en ook omdat een lange stillegging van de onderneming het einde van verdachtes bedrijf zal betekenen, zal er een kortere voorwaardelijke stillegging worden opgelegd dan door officier van justitie is gevorderd.
11. Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft een vordering tot tenuitvoerlegging ingediend in de zaak met parketnummer 06/923424-06.
Tijdens het requisitoir en zijn eis is de officier van justitie daar niet meer op teruggekomen. De rechtbank leidt daaruit af dat de officier van justitie zijn vordering niet heeft willen handhaven en zij zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
12. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 1, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24a, 24c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1, 1a, 1a (oud), 2, 6, 7 en 8 van de Wet op de economische delicten;
- 18.18 van de Wet milieubeheer;
- 2.1 van het Inrichtingen en vergunningsbesluit milieubeheer;
- 4 van de Destructiewet;
- 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
- 4 van het Uitvoeringsbesluit artikel 1, derde lid WVO;
- 105 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
- 3 van het Besluit identificatie en registratie voor dieren;
- 15, 39 en 40 van de Regeling identificatie en registratie van dieren
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder parketnummer 06/923472-06 onder 4 ten lastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/923472-06, het onder 06/925422-07 onder 1, 2 en 3, het onder parketnummer 06/925551-07 onder 1 en 2 en het onder parketnummer 06/925744-07 tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot:
* de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.
Bepaalt, dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt..
* een geldboete van € 5.000,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Bepaalt, dat een gedeelte van de geldboete, groot € 2.500,--, bij gebreke van betaling
en verhaal te vervangen door 50 dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat het onvoorwaardelijke deel van de geldboete mag worden voldaan in 10 tweemaandelijkse termijnen van telkens € 250,--.
- verder bovendien:
Gelast de stillegging van de onderneming van veroordeelde waarin de economische delicten zijn begaan voor de tijd van één maand.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter
later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- wijst af de vordering van de officier van justitie van 7 februari 2008, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de economische politierechter in deze rechtbank van 8 januari 2007 voorwaardelijk opgelegde geldboetes in de zaak met parketnummer 06/923424-06.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Van Harreveld en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2008.