RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser] en [eiser]
te Epe,
eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Epe
verweerder.
Besluit van verweerder van 31 augustus 2007, nummer 2007-13758.
Bij brieven van 8 januari 2007 en 5 april 2007 hebben eisers bij verweerder klachten ingediend met betrekking tot het naar hun mening met het vigerende bestemmingsplan strijdige gebruik van de woning [adres] te Epe als pensiongebouw.
Bij besluit van 15 mei 2007 heeft verweerder eisers meegedeeld dat de woning niet gebruikt wordt als pension en dat er derhalve geen sprake is van strijd met het vigerende bestemmingsplan.
Bij brief van 20 juni 2007 hebben eisers een bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers conform het advies van de commissie voor de bezwaarschriften ongegrond verklaard.
Bij brief van 4 oktober 2007 hebben eisers beroep ingesteld op de daarin aangegeven gronden. Verweerder heeft een verweerschrift en de op zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. Bij brief van 14 januari 2008 hebben eisers een reactie gegeven op het verweerschrift. [eigenaar woning] heeft niet gereageerd op de brief van de rechtbank waarbij hij in de gelegenheid is gesteld om als partij aan het geding deel te nemen.
Het beroep is behandeld ter zitting van 20 februari 2008, waar eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Verberk-Jansen.
De rechtbank is van oordeel dat de reactie op de klacht van eisers kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu er feitelijke sprake is van een weigering van verweerder om handhavend op te treden.
De woning op het perceel [adres] is in eigendom van [eigenaar woning] en wordt door hem verhuurd aan een uitzendbureau, welk uitzendbureau de woning onderverhuurt aan tijdelijke arbeidskrachten.
Beoordeeld dient te worden of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij niet bevoegd is om handhavend op te treden.
Op het in geding zijnde perceel is het bestemmingsplan “Vegtelarij” van kracht. Blijkens de plankaart behorende bij dit bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming “Woondoeleinden”. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de planvoorschriften is de op de plankaart voor “Woondoeleinden” aangewezen grond bestemd voor woningen, bijgebouwen, erven en tuinen, met de daarbij behorende bouwwerken. In artikel 1, aanhef en onder k, van de planvoorschriften is bepaald dat onder woning wordt verstaan een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bestemd is voor de huisvesting van een zelfstandig wonend persoon of een samenwonende groep van personen. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden grond en opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming en met de in deze voorschriften gegeven gebruiksbepalingen.
Eisers hebben aangevoerd dat het aantal bewoners van de in geding zijnde woning sterk fluctueert – de ene week overnachten er 4 personen in de woning, de andere week zijn dat volgens eisers 11 – en dat er ook telkens andere personen in de woning wonen. Naar eisers ter zitting hebben gesteld is er de afgelopen periode sprake geweest van wel 50 verschillende bewoners. Verweerder heeft een en ander niet weersproken.
Anders dan verweerder meent kan gelet hierop niet worden gesproken van een samenhangende groep van personen als bedoeld in de planvoorschriften. Naar het oordeel van de rechtbank impliceert het begrip “samenhangende groep van personen” een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de leden van de groep en ook een zekere continuïteit in de samenstelling. Daarvan is gezien het sterk wisselende aantal en de vele mutaties geen sprake. De rechtbank neemt daarbij voorts in aanmerking dat, naar verweerder ter zitting heeft verklaard, alle bewoners elk voor zichzelf huur betalen aan het uitzendbureau via welke zij de woning betrekken en dat er ook niet zoiets is als een gezamenlijke huishoudpot. Dat in de woning gebruik kan worden gemaakt van een gezamenlijke huiskamer en keuken leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van met de bestemming “ Woondoeleinden” strijdig gebruik, zodat verweerder bevoegd is om handhavend op te treden. Het beroep van eisers is derhalve gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat gemeente Epe het betaalde griffierecht van € 143,-- aan eisers vergoedt.
Aldus gegeven door mrs. N.K. van den Dungen-Dijkstra, voorzitter, E.G. de Jong en
L.J.P. Lambooij, leden, en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2008 in tegenwoordigheid van W.C. Knoester als griffier.