ECLI:NL:RBZUT:2008:BC3974

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/45 en 08/48
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing bouwvergunning culinair centrum Nunspeet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zutphen op 5 februari 2008 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning voor een culinair centrum aan de Plesmanlaan te Nunspeet. De voorzieningenrechter heeft de bouwvergunning geschorst, omdat de motivering van de gemeente Nunspeet onvoldoende was om aan te tonen dat de in het bestemmingsplan maximaal toegestane oppervlakten voor horeca en dienstverlening niet zouden worden overschreden. Daarnaast was de motivering dat het bouwplan niet in strijd was met de bouwverordening, met betrekking tot de beschikbaarheid van parkeerplaatsen, ook ontoereikend.

De verzoekster, die een horecabedrijf in de nabijheid van het geplande centrum exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster een rechtstreeks belang heeft bij het besluit, ondanks de stelling van de derde-partij dat verzoekster niet langer als belanghebbende kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de bouwplannen niet voldoen aan de eisen van het bestemmingsplan, met name wat betreft de maximale oppervlakte voor horeca en de vereiste parkeerplaatsen.

De voorzieningenrechter heeft de besluiten van 11 juli 2007 en 19 oktober 2007 geschorst en bepaald dat de gemeente Nunspeet het griffierecht van € 285,-- aan verzoekster vergoedt. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 644,--. Het verzoek om een voorlopige voorziening ten aanzien van het besluit van 2 januari 2008 is afgewezen, omdat dit besluit enkel betrekking had op een wijziging van de eerder verleende bouwvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 08/45 en 08/48
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorzieningen in het geschil tussen:
[verzoekster]
te [plaats],
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet
verweerder.
[derde partij]
te Nunspeet,
derde-partij.
1. Feiten en procesverloop
Bij besluit van 11 juli 2007 heeft verweerder aan de derde-partij vergunning verleend voor het oprichten van een culinair centrum op het perceel kadastraal bekend [kadastraalnummer], plaatselijk bekend Plesmanlaan ongenummerd in Nunspeet.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 24 juli 2007 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Bij brief van dezelfde datum is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), welk verzoek bij uitspraak van 16 augustus 2007, reg.nr. 07/1260, is afgewezen.
Bij besluit van 19 oktober 2007 heeft verweerder de bezwaren van verzoekster conform het advies van de bezwarencommissie ongegrond verklaard. Het tegen dit besluit heeft door verzoekster ingestelde beroep is geregistreerd onder nr. 07/2026.
Bij besluit van 2 januari 2008 heeft verweerder aan de derde-partij vergunning verleend voor het gewijzigd uitvoeren van de bij besluit van 12 juli 2007 (lees: 11 juli 2007) verleende bouwvergunning. De wijziging betreft de verplaatsing van het culinair centrum met ongeveer 11 meter in noordwestelijke richting. Tegen dit besluit heeft mr. L. Bolier, juridisch adviseur te Elspeet, namens verzoekster beroep ingesteld, geregistreerd onder nr. 08/49, welk beroep met toepassing van artikel 6:15 van de Awb ter behandeling als bezwaarschrift zal worden doorgezonden aan verweerder.
Bij brief van 7 januari 2008 heeft mr. Bolier namens verzoekster verzocht de door haar bestreden besluiten te schorsen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 31 januari 2008, waar verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. L. Bolier. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
G. de Vries en J.L. van der Broek. Namens de derde-partij zijn aanwezig M. Waterman en
E. Waterman, bijgestaan door mr. V. Dolderman, advocaat te Harderwijk.
2. Motivering
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
De derde-partij stelt zich op het standpunt dat verzoekster niet langer kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van Awb nu door het wijzigingsbesluit van
2 januari 2008 geen zicht meer bestaat op het bouwplan en de verkeersproblemen op Plesmanlaan zijn opgelost. De voorzieningenrechter volgt dat standpunt niet en overweegt daartoe dat verzoekster in de nabijheid van het culinair centrum een horecabedrijf exploiteert en reeds daarom een rechtstreeks belang heeft bij het bestreden besluit.
Verzoekster heeft in beroep ondermeer aangevoerd dat met het bouwplan de maximaal toegelaten oppervlakte die ten dienste mag staan aan de horeca wordt overschreden en dat het bouwplan niet voorziet in parkeerplaatsen op eigen terrein.
Anders dan verweerder is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat er geen aanleiding is deze gronden buiten beschouwing te laten. Blijkens het verslag van de hoorzitting en de daaraan gehechte pleitnota blijkt dat verzoekster bij die gelegenheid reeds de parkeerruimte en de in het bestemmingsplan aangegeven toegelaten oppervlakte voor horeca aan de orde heeft gesteld.
Ingevolge artikel 44, aanhef en onder c, van de Woningwet moet een bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Het perceel waarop het in geding zijnde bouwplan ziet ligt binnen begrenzingen van het bestemmingsplan “Veluwetransferium”. Blijkens de bij het bestemmingsplan behorende plankaart rust op het perceel de bestemming “Transferium”.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als “Transferium” aangewezen gronden bestemd voor:
a. parkeervoorzieningen;
b. dagrecreatieve voorzieningen;
met daaraan ten dienste:
c. verkeer en verblijf;
d. groenvoorzieningen;
e. horeca, met uitzondering van automatenhallen, dancings en discotheken;
f. dienstverlening en detailhandel, zoals fietsverhuur, educatie, voorlichting en verkoop van producten/goederen in de sfeer van toerisme en recreatie.
Ingevolge artikel 4, derde lid, onder d, van de planvoorschriften mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten dienste van horeca binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 300 m2 bedragen.
Ingevolge artikel 4, derde lid, onder e, van de planvoorschriften mag de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten dienste van dienstverlening en detailhandel binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 450 m2 bedragen.
Blijkens de bouwaanvraag en de bijbehorende de tekeningen voorziet het bouwplan in een bouwwerk in drie bouwlagen met een bebouwde oppervlakte van 540 m2 en een bruto vloeroppervlakte van 1054 m2. Op bouwtekening B-1 is aangegeven dat op de begane grond 245m2 ten dienste staat van horeca, 66 m2 ten dienste van informatievoorziening, en 168m2 ten dienste van dienstverlening.
Naar voorlopig oordeel kan verzoekster worden gevolgd in het standpunt dat in de 245m2 aan horeca toegeschreven oppervlakte niet alle (mede) voor de horeca in gebruik zijnde ruimtes omvat omdat daarin niet het zich in het souterrain bevindende magazijn, de koel/vriescellen, personeelsruimte en toiletten zijn betrokken. Blijkens de bouwtekening hebben die ruimten een gezamenlijke oppervlakte van circa 180 m2. Ook indien de genoemde ruimten slechts voor de helft ten dienste zouden staan aan de horecafunctie wordt de maximaal toegestane oppervlakte voor de horecafunctie overschreden. De juistheid van het standpunt van de derde-partij dat de zich op de begane grond bevindende spoelkeuken en informatieruimte niet ten dienste staat aan de horecafunctie kan, evenals de vraag of de oppervlakte van het overdekte terras bij de berekening van de ten dienste van de horeca staande oppervlakte moet worden meegerekend, daarbij voorlopig in het midden worden gelaten.
Het betoog van de derde partij dat de verblijfsruimte restaurant/kookstudio niet gerekend moet worden tot de horeca kan hem niet baten. Gelet op de ter zitting door de derde partij gegeven toelichting op het gebruik van de ruimten in het souterrain moet van die ruimten naar voorlopig oordeel een oppervlakte van circa 380 m2 worden betrokken in de door de derde partij op bouwtekening B-1 aangegeven oppervlakte van 168 m2. Als de verblijfsruimte restaurant/kookstudio daaraan nog wordt toegevoegd wordt de maximaal voor dienstverlening toegestane oppervlakte ruim overschreden. De voorzieningenrechter wijst er voorts op dat in de aanvraag (op bouwtekening B-1) die verblijfsruimte restaurant/kookstudio wél bij de voor horeca bestemde oppervlakte is gerekend.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder naar voorlopig oordeel ontoereikend gemotiveerd dat het bouwplan niet in strijd is met de bepalingen van het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, onder b, van de Woningwet moet een bouwvergunning
worden geweigerd indien het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening.
Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, van de in verweerders gemeente geldende
bouwverordening moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s voldoende ruimte zijn aangebracht op of onder het te bouwen gebouw, dan wel in op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Ingevolge het vierde lid kan van het bepaalde in het eerste lid ontheffing worden verleend.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bouwplan geen aanleiding geeft tot toepassing van artikel 2.5.30 van de bouwverordening. Volgens verweerder zijn de bezoekers van het culinair centrum reeds aanwezig op het transferium zodat het culinair centrum op zichzelf geen behoefte meer heeft aan parkeerruimte. De voorzieningenrechter overweegt dat de derde-partij heeft aangegeven dat de in het culinair centrum gevestigde kookstudio onderdeel is van toeristische arrangementen die in Nunspeet worden aangeboden. Voorts is aannemelijk dat het culinair centrum medewerkers heeft die per auto komen. Nu voorts vaststaat dat het bouwplan in geen enkele parkeervoorziening op eigen terrein voorziet kan naar voorlopig oordeel niet worden volgehouden dat het bouwwerk geen aanleiding geeft voor het toepassen van artikel 2.5.30 van de bouwverordening. Verweerder heeft ontoereikend gemotiveerd dat het bouwplan niet in strijd is met de bouwverordening.
De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de besluiten van 11 juli 2007 en 19 oktober 2007 naar verwachting niet (ongewijzigd) in stand kunnen blijven. Het verzoek komt voor inwilliging in aanmerking. Voor wat betreft het besluit van 2 januari 2008 behoeft geen voorlopige voorziening te worden getroffen, nu dat besluit alleen ziet op het gewijzigd kunnen uitvoeren van het bouwplan waarvoor bij besluit van 11 juli 2007 een bouwvergunning is verleend.
Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van verzoekster . Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend, waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- schorst de besluiten van 11 juli 2007 en 19 oktober 2007;
- bepaalt dat de gemeente Nunspeet het betaalde griffierecht van € 285,-- aan verzoekster vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 644,--, te betalen door de gemeente Nunspeet.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening ten aanzien van het besluit van
2 januari 2008 af.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op
5 februari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.