RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460542-07
Uitspraak d.d.: 25 januari 2008
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [1988],
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2008.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 oktober 2007 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
[slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen
althans éénmaal met een houten honkbalknuppel, althans met een hard voorwerp
(met kracht) op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 06 oktober 2007 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet deze [slachtoffer] meermalen althans éénmaal met een houten
honkbalknuppel, althans met een hard voorwerp (met kracht) op het hoofd en/of
op de (linker) arm en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 oktober 2007 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen althans éénmaal met een
houten honkbalknuppel, althans met een hard voorwerp (met kracht) op het hoofd
en/of de (linker) arm en/of het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
1. De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de volgende overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0642/07-208278, gesloten en getekend op 24 oktober 2007.
De bewijsmiddelen zijn te vinden in de volgende stukken:
2.- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (pagina 19);
- Medische informatie (pagina 25);
- Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 32);
- Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 34);
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 38);
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 42);
- De verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Bespreking bewijsmiddelen
3. Uit de bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid:
4. Aangever heeft verklaard dat hij in [plaats] aan de [adres] op 6 oktober 2007 omstreeks 1:00 uur werd gebeld. Hij vroeg aan de beller of hij het normaal vond om op die tijd te bellen, waarop de persoon met een mannenstem zei: “Ik kom naar je toe. Ik help jou wel even”. Aangever ging naar buiten en zag een man aankomen, die een voorwerp lijkend op een honkbalknuppel in zijn hand had. Aangever heeft verklaard toen naar binnen te zijn gevlucht. Hij hoorde vervolgens dat er tegen het raam en de voordeur werd geslagen, deed de voordeur open en kreeg meteen een enorme klap tegen de linkerkant van zijn gezicht. Aangever zag toen dat het zijn neef [verdachte], verdachte, was en dat zijn neef weer met kracht in zijn richting sloeg. Hij kon deze klap opvangen met zijn arm.
5. Volgens de medische informatie, verstrekt door P.J.W. Coppens, huisarts te Ulft, heeft aangever letsel aan zijn onderarm, waarschijnlijk een breuk, en ter hoogte van zijn linker jukbeen een zwelling.
6. [Getuige A] heeft verklaard dat zij zag dat haar zoon [slachtoffer] de voordeur opendeed, waarna hij direct met een voorwerp tegen zijn hoofd werd geslagen. Toen de deur geheel open was, zag ze dat haar kleinzoon [verdachte] in de deuropening stond. Ze zag dat hij naar binnen liep, dat hij het voorwerp dat hij in zijn hand hield met een zwaai richting [slachtoffer] bewoog en dat [slachtoffer] zichzelf wilde beschermen door de klap met zijn arm tegen te houden.
7. [Getuige B] heeft verklaard dat hij op 6 oktober 2007 rond 1:00 uur wakker is geschrokken van een hoop lawaai. Toen hij bijna beneden was, zag hij dat zijn zoon [slachtoffer] bij de voordeur stond en met een voorwerp, volgens getuige een houten honkbalknuppel, tegen het gezicht werd geslagen. Hij zag [verdachte] naar binnen komen met in zijn hand waarschijnlijk een honkbalknuppel. Hij zag dat [verdachte] [slachtoffer] met de honkbalknuppel begon te slaan en dat de honkbalknuppel met kracht tegen de onderarm van [slachtoffer] kwam.
8. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] zijn moeder een grote mond had gegeven en dat dit voor hem aanleiding was [slachtoffer] op te bellen. Hij heeft toen tegen [slachtoffer] gezegd dat hij op moest passen want anders kwam hij wel even langs. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] tegen hem zei dat hij dat maar moest doen en heeft vervolgens een honkbalknuppel uit de schuur gehaald. Hij zag dat [slachtoffer] voor de woning aan de [adres] te [plaats] stond te wachten en dat hij naar binnen ging toen hij, verdachte, eraan kwam. Verdachte verklaart dat hij heeft aangebeld en op het raam heeft geklopt. Verdachte heet ter terechtzitting verklaard geen precieze herinnering aan het voorval te hebben.
Door verbalisant Rijks-te Beest is aan verdachte de houten honkbalknuppel met het opschrift “Homerun” getoond die onder hem in beslag is genomen. Verdachte heeft verklaard dat hij de knuppel herkende als de honkbalknuppel die hij bij zich had.
9. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wist dat het met een honkbalknuppel tegen het hoofd slaan, de dood tot gevolg kan hebben.
10. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
11. Namens verdachte is aangevoerd dat de poging tot doodslag en de poging tot zware mishandeling niet kunnen worden bewezen, omdat verdachte de honkbalknuppel niet heeft meegenomen met de bedoeling om zijn oom opzettelijk van het leven te beroven, dan wel ernstig letsel toe te brengen. Van voorwaardelijke opzet kan voor wat betreft de poging tot doodslag geen sprake zijn, nu verdachte bij het geven van de klap niet goed kon uithalen gezien de beperkte ruimte bij de voordeur en hal. Verdachte kan wel het meer subsidiair ten laste gelegde verweten worden, aldus de raadsman.
12. Uit de aangifte en de getuigenverklaringen komt naar voren dat verdachte, direct nadat zijn oom de voordeur had geopend, met kracht tegen het hoofd van zijn oom heeft geslagen. Een volgende klap richting het hoofd heeft de oom afgeweerd met zijn arm, waardoor hij letsel aan zijn arm heeft opgelopen. Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met een honkbalknuppel tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. Het verweer dat hij onvoldoende ruimte had om met de honkbalknuppel uit te halen, mist daarmee feitelijke grondslag.
13. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat het slaan met een honkbalknuppel tegen het hoofd de dood tot gevolg kan hebben. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte door zijn handeling willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. De stelling van verdachte dat hij niet de bedoeling heeft gehad om zijn oom van het leven te beroven, wordt daarom eveneens gepasseerd.
14. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Bewezen wordt verklaard dat:
hij op 6 oktober 2007 te [plaats], gemeente Oude IJsselstreek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met een houten honkbalknuppel met kracht op het hoofd en het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychiatrisch rapport uitgebracht, gedateerd 30 oktober 2007 en opgemaakt door S. de Jong, psychiater.
De rechtbank neemt de conclusie van dit rapport, inhoudende dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder behandeling zal laten stellen bij Iriszorg en/of een andere instelling.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de op te leggen straf het volgende.
Onder invloed van een overmaat aan alcohol is verdachte gewapend met een honkbalknuppel naar de woning van zijn grootouders gegaan. Daar heeft hij onmiddellijk de confrontatie gezocht met zijn oom, met wie hij kort tevoren een verhit telefoongesprek had gevoerd. Hij heeft zijn oom met die knuppel tegen het hoofd geslagen op een plek, die heel gemakkelijk tot veel ernstiger gevolgen had kunnen leiden. De tweede klap heeft zijn oom met zijn arm kunnen afweren, waardoor die arm brak. Het laat zich denken wat de gevolgen zouden zijn geweest, indien die klap niet op aangevers arm, maar op zijn hoofd terecht zou zijn gekomen.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf, dat op zichzelf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.
Aan de andere kant houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en dat hij al direct, maar ook ter zitting, erge spijt van het gebeurde heeft laten zien. Ook blijkt uit de stukken en uit het verhandelde ter zitting, dat de omstandigheden in de gezinssituatie van verdachte niet bepaald gunstig zijn geweest of waren ten tijde van het ten laste gelegde feit. Daarnaast neemt de rechtbank de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte in aanmerking. Tenslotte wordt rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte en met de omstandigheid, dat verdachte in een bijna voltooid opleidingstraject zit, dat door detentie ernstig verstoord zou raken met alle gevolgen van dien voor verdachtes toekomst.
Al het voorgaande in aanmerking nemend komt de rechtbank tot de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als na te melden met de bijzondere voorwaarde van toezicht door de reclassering, ook als dat behandeling inhoudt door een door die instelling aan te wijzen instituut, en tot een werkstraf van na te melden duur.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 weken.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 22 weken niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door een door de Reclassering aan te wijzen instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van deze instelling zullen worden gegeven.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [plaats] (bankrekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 1.000,-, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.000,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Roessingh, voorzitter, Hemrica en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 januari 2008.