Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
1.[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 februari 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 15 mei 2008.
2.De feiten
- op of omstreeks 12 november 2004 een bedrag van € 2.749,-- naar de bankrekening van [gedaagde sub 1]
- op of omstreeks 22 november 2004 een bedrag van € 13.992,-- naar de Belastingdienst Amsterdam ten behoeve van een belastingschuld van[gedaagde sub 2]
- op of omstreeks 22 november 2004 een bedrag van € 7.487,-- naar de Belastingdienst ten behoeve van een belastingschuld van [gedaagde sub 1]
- op of omstreeks 22 november 2004 een bedrag van € 4.243,-- naar de bankrekening van [gedaagde sub 1]
- op of omstreeks 26 januari 2005 een bedrag van € 20.000,-- naar de bankrekening van[gedaagde sub 2]
- op of omstreeks 4 april 2005 een bedrag van € 10.250,-- naar de bankrekening van [gedaagde sub 1]
- op of omstreeks 24 augustus 2005 een bedrag van € 3.000,-- naar de bankrekening van [gedaagde sub 1]
- op of omstreeks 7 november 2005 een bedrag van € 1.000,-- naar de Visa Creditcardrekening van [gedaagde sub 1]
- op of omstreeks 16 december 2005 een bedrag van € 10.000,-- naar de bankrekening van[gedaagde sub 2].
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
betaaldeCAK, terwijl volgens [gedaagden] het CAK nog betaald moest worden. Daar komt bij dat partijen op grond van het bepaalde in artikel 21 van het Wetboek van Burgerljke Rechtsvordering (Rv) verplicht zijn de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Vast staat dat in de door [gedaagden] overgelegde kopie van het dagafschrift geen andere omschrijving dan de naam van de vader is vermeld. [gedaagden] heeft er geen verklaring voor gegeven dat de omschrijving op het door hem overgelegde kopie ontbreekt. Aangenomen moet worden dat ook op zijn dagafschrift deze omschrijving is opgenomen, nu het een feit van algemene bekendheid is dat de omschrijving bij een binnenkomende betaling afkomstig is van degene die de overboeking doet. Dit leidt tot de conclusie dat [gedaagden] de in verband met deze betaling gedane feiten niet volledig heeft aangevoerd. Mede gelet op de lange tijdsduur tussen eerste en de tweede overboeking en het feit dat vader volgens [gedaagden] zelf in die tijd goed bij was, maakt de rechtbank hieruit de gevolgtrekking dat de op 16 juni 2006 gedane betaling van € 1.000,-- niet een terugbetaling van het ten onrechte op 7 november 2005 overgemaakte bedrag betreft. Dit bedrag dient [gedaagde sub 1] dan ook nog aan zijn ouders te vergoeden.
5.160,00(2 punten × tarief € 2.580,00)