ECLI:NL:RBZUT:2007:BG6908
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslaglegging door de Belastingdienst op uitkering
In deze zaak gaat eiser in beroep tegen het beslag dat de Belastingdienst heeft gelegd op een deel van zijn uitkering. Eiser ontvangt een uitkering op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw). De Belastingdienst heeft op 14 augustus 2006 beslag gelegd op een bedrag van € 8.291,00, wat resulteert in een maandelijkse inhouding van € 80,78 op zijn uitkering. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslaglegging, maar zijn beroep wordt ongegrond verklaard door de rechtbank.
De rechtbank behandelt het beroep op 26 juli 2007, maar eiser verschijnt niet. Eiser heeft eerder een wrakingsverzoek ingediend, dat door de wrakingskamer niet-ontvankelijk is verklaard. Eiser voert aan dat hij niet op de hoogte was van de beslaglegging en dat de gemeente Apeldoorn, als verweerder, moet beoordelen of de beslaglegging rechtsgeldig is. Hij stelt dat zijn inkomen door het beslag onder het wettelijk minimum daalt en dat de beslagvrije voet van 10% wordt overschreden. Eiser vraagt ook om een schadevergoeding van € 100.000,00.
De rechtbank oordeelt dat de maandelijkse inhouding op de uitkering moet worden gezien als een handeling die gelijk staat aan een besluit, waartegen bezwaar en beroep mogelijk zijn. De rechtbank stelt vast dat verweerder verplicht is om medewerking te verlenen aan de uitvoering van het beslag. Eiser kan de geldigheid van het beslag aan de civiele rechter voorleggen. De rechtbank concludeert dat verweerder binnen de grenzen van het beslag is gebleven en dat de inhouding van € 80,78 minder is dan de beslagvrije voet. Eiser heeft niet aangetoond dat hij tijdig om uitstel van de hoorzitting heeft gevraagd. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard en de schadevergoeding afgewezen.