ECLI:NL:RBZUT:2007:BD3799

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
83985 / KG RK 07-88
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in een strafzaak

Op 15 februari 2007 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris, ingediend door de verdachte [verzoeker]. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de gewraakte rechter onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van de verdediging door een rogatoire reis naar Turkije niet uit te stellen. De zaak betrof een strafprocedure tegen [verzoeker], die op dat moment in voorlopige hechtenis zat. De wrakingsgrond was dat de verdediging onvoldoende tijd had gekregen om zich voor te bereiden op de verhoren van getuigen in Turkije, die gepland stonden voor de weken van 5 en 12 februari 2007. De raadsman van [verzoeker], mr. M. Veldman, stelde dat hij pas op 26 januari 2007 het dossier had ontvangen en dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van de verhoren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de feiten en omstandigheden rondom het wrakingsverzoek. De gewraakte rechter heeft gemotiveerd waarom uitstel van de rogatoire reis niet mogelijk was, en de rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter-commissaris niet per definitie blijk gaf van partijdigheid. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en de rechtbank bepaalde dat het gerechtelijk vooronderzoek tegen [verzoeker] voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beschikking werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
rekestnummer: 83985 / KG RK 07-88
Beschikking van 15 februari 2007 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:
[verzoeker]
wonende te Westervoort,
thans verblijvende in het huis van Bewaring in Doetinchem,
verzoeker,
advocaat: mr. M. Veldman te Amsterdam,
strekkende tot wraking van:
[gewraakte rechter],
rechter in deze rechtbank in de functie van rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken,
hierna te noemen [verzoeker] en [gewraakte rechter].
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1. Het proces-verbaal van de op 13 december 2006 in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank in de zaak tegen [verzoeker], waaruit onder meer kan worden afgeleid dat de voorlopige hechtenis van [verzoeker] niet wordt opgeheven en dat de zaak wordt verwezen naar de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken, teneinde onder meer getuigen te horen in Turkije, zoals verzocht door [verzoeker].
1.2. Het verzoek van mr. J.G. Roelvink, rechter-commissaris in deze rechtbank van 27 december 2006 aan de gerechtelijke autoriteiten van de republiek Turkije om te bewerkstelligen dat de verhoren van de in Turkije wonende getuigen plaats kunnen vinden in de week van 5 februari 2007 of in de week van 12 februari 2007.
1.3. De brief van [gewraakte rechter] aan de raadsman van [verzoeker], mr. M. Veldman, hierna te noemen Veldman, van 30 januari 2007, die luidt voor zover relevant:
"In antwoord op uw brief van 28 januari jl. bericht ik u als volgt. Van mijn griffier begreep ik dat aan u reeds op of omstreeks 27 december 2006 een kopie van de brief van diezelfde datum aan de gerechtelijke autoriteiten van Turkije is gezonden. In deze brief staat het verzoek de verhoren te plannen in de week van 5 of 12 februari 2007. Dit is u dus reeds eerder aangekondigd dan afgelopen vrijdag.
In verband met het horen van de getuigen in Turkije zijn er door de Turkse autoriteiten al vele werkzaamheden verricht. Dit betekent dat de organisatie van de reis al in een dusdanig vergevorderd stadium is, dat deze niet meer kan worden afgezegd. Ik ben dit dan ook niet van plan."
1.4. De fax van Veldman aan [gewraakte rechter] van 1 februari 2007, die luidt, voor zover relevant:
"De mededeling van vorige week vrijdag over het geplande vertrek naar Istanboel komend weekend kwam voor mij als een zeer onaangename en niet te verwachten verrassing, omdat ter gelegenheid van de verlenging van de gevangenhouding van de medeverdachte (...) mijn kantoorgenote (...) op 18 januari jl. aanwezig was in de raadkamer van uw rechtbank en aldaar van de officier van justitie vernam dat de rogatoire commissie zich medio februari naar Istanboel zou gaan begeven.
(...)
Met de korte tijdspanne die ligt tussen de aankondiging en de geplande verhoren in Istanboel is het voor mij absoluut onmogelijk om deze verhoren met cliënt voor te bereiden.
(...)
Ik doe daarom een dringend beroep op u om de verhoren uit te stellen
(...)
Ik doe in geen geval afstand en lever geen vragen in om de hiervoor uiteengezette redenen."
1.5. De brief van [gewraakte rechter] van 2 februari 2007 aan Veldman van 2 februari 2007 die luidt, voor zover relevant:
"Ik heb kennis genomen van uw fax van 1 februari jl. waarin u mij mededeelde dat u niet meegaat naar Turkije en geen vragen indient. U verzocht mij de rogatoire commissie uit te stellen. Zoals ik reeds schreef in mijn brief van 30 januari jl., behoort dit niet tot de mogelijkheden. Ik zal u na terugkomst informeren over de resultaten van de verhoren."
1.6. Het op 2 februari 2007 binnengekomen verzoek van Veldman waarin hij namens zijn cliënt [verzoeker] [gewraakte rechter] wraakt.
1.7. Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek waaruit blijkt dat [verzoeker] van persoonlijke verschijning heeft afgezien en in tegenstelling tot Veldman [gewraakte rechter] wel is verschenen en vervolgens een schriftelijk verweer heeft overgelegd.
2. De oproeping van [verzoeker] en het verzoek om uitstel van zijn raadsman
2.1. Bij fax van 9 februari 2007 is Veldman opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 13 februari 2007 om 10.00 uur.
2.2. Nadat Veldman op 9 februari 2007 mondeling aan de rechtbank had doorgegeven dat zijn cliënt niet bij de mondelinge behandeling van het verzoek aanwezig zou zijn, is ervan afgezien [verzoeker] afzonderlijk op te roepen voor de zitting.
2.3. Op 13 februari 2007 te 09.40 is bij de rechtbank een fax van Veldman binnengekomen, waarin hij verzoekt de behandeling van het verzoek uit te stellen tot 14 februari 2007.
2.4. Dit verzoek is niet gehonoreerd.
Veldman heeft een uitgebreid wrakingsverzoek ingediend waaruit af te leiden valt wat de motieven van zijn cliënt zijn om [gewraakte rechter] te wraken. Een wrakingsverzoek is - zoals Veldman bekend moet zijn - per definitie spoedeisend. Deze spoedeisendheid is des te meer aanwezig nu [gewraakte rechter] op de zitting heeft medegedeeld dat a.s. vrijdag wederom een rechter-commissaris naar Turkije zal vertrekken; voordien moet tijdig duidelijk zijn, wie de reis moet maken. Indien een advocaat verhinderd is om de mondelinge behandeling van een wrakingsverzoek bij te wonen, is het zijn verantwoordelijkheid om adequate maatregelen te treffen, zoals het sturen van een vervanger.
3. Het wrakingsverzoek en het verweer
3.1. Hoewel strikt genomen het wrakingsverzoek is ingediend door [verzoeker] zal om praktische redenen in het hierna volgende steeds de naam van zijn raadsman gebruikt worden, tenzij er aanleiding bestaat om dit niet te doen.
3.2. Uit de hiervoor vermelde correspondentie en het wrakingsverzoek volgt dat [verzoeker] [gewraakte rechter] wraakt op - samengevat - de volgende gronden.
3.3. Veldman heeft, anders dan [gewraakte rechter] stelt, niet tijdig een kopie van het rechtshulpverzoek van 27 december 2006 ontvangen. Het was hem dus niet bekend dat de verhoren in de week van 5 februari dan wel van 12 februari 2007 plaats zouden vinden. Op 26 januari 2007 is hem bekend geworden dat hij op 5 februari 2007 in Istanboel werd verwacht om daar getuigen te horen. Indien Veldman eind vorig jaar al had geweten in welke weken de verhoren plaats zouden vinden, zou hij tijdig hebben kunnen doorgeven dat hij in de week van 5 februari verhinderd was. Veldman heeft in de brief van 1 februari 2007 aan [gewraakte rechter] gemotiveerd uiteengezet waarom het verhoor in Turkije niet kon doorgaan. [gewraakte rechter] heeft zich echter op het standpunt gesteld dat uitstel van de rogatoire reis niet mogelijk was.
3.4. Op 26 januari 2007 heeft Veldman pas het dossier van 21 ordners gekregen. Veldman heeft, gelet op de datum van 5 februari 2007, onvoldoende de gelegenheid gehad om het dossier zodanig te bestuderen dat hij vragen kon formuleren die hij aan de getuigen gesteld wilde zien.
3.5. [gewraakte rechter] heeft door het niet willen honoreren van zijn verzoek om uitstel van de rogatoire reis naar Turkije, onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de verdediging. [gewraakte rechter] is uit dien hoofde onvoldoende onpartijdig om nog in de zaak tegen [verzoeker] te functioneren.
3.6. [gewraakte rechter] heeft zich gemotiveerd verweerd op welk verweer - zo nodig - in het hierna volgende zal worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Op de voet van artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een verdachte of het openbaar ministerie een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Onder rechter dient ook te worden verstaan de rechter-commissaris.
4.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De rechtbank voegt daaraan toe dat rechterlijke beslissingen weliswaar onvermijdelijk partijen in het gelijk respectievelijk ongelijk stellen, maar daaruit nog niet partijdigheid kan worden afgeleid. Een partij ongelijk geven is niet partij kiezen.
4.3. In het licht van deze jurisprudentie dient te worden beoordeeld of het niet ingaan door [gewraakte rechter] op het verzoek van Veldman om de rogatoire reis naar Turkije uit te stellen dan wel het zich niet bereid tonen om bij de Turkse autoriteiten een verzoek tot uitstel in te dienen, kan worden gekwalificeerd als een onder 4.2 bedoelde uitzonderlijke omstandigheid.
4.4. Ter zitting heeft [gewraakte rechter] gemotiveerd toegelicht wat haar beweegredenen zijn geweest om geen uitstel te vragen aan de Turkse autoriteiten. Normaal gesproken staat in een rechtshulpverzoek geen datum. Dit is om te voorkomen dat de plaatselijke autoriteiten zich onder druk gezet voelen. Er bestaat dus doorgaans tot het laatste moment onduidelijkheid over de datum waarop de verhoren plaats kunnen vinden. Dit is bij advocaten bekend. Zij zorgen dan zo nodig voor vervanging. Veldman heeft duidelijk gemaakt waarom dat voor hem niet mogelijk is. Dat in het rechtshulpverzoek van 27 december 2006 data stonden is een vergissing geweest, sterker nog volgens Nederlandse diplomaten een "faux pas" geweest. De Turkse autoriteiten hebben desondanks veel werk verzet om het mogelijk te maken dat de getuigen in de week van 5 februari gehoord konden worden Door allerlei administratieve rompslomp was het zeer moeilijk om de getuigen op te sporen. Pas in de laatste week van januari 2007 wisten de rechter-commissaris en Veldman dat de reis een week later zou plaats vinden. Eerder kon de reis niet geregeld worden en langer wilde men in Turkije niet wachten met het verlenen van medewerking.
Veldman heeft weliswaar op 26 januari 2007 pas het bijbehorende dossier ontvangen maar dit was het einddossier. In dit dossier zitten vele stukken die Veldman reeds in zijn bezit had. Veldman heeft daarmee voldoende tijd gehad om de vragen te formuleren die hij aan de Turkse getuigen gesteld wilde zien, aldus [gewraakte rechter].
4.5. De rechtbank is van oordeel dat [gewraakte rechter] aldus op begrijpelijke en op voldoende inzichtelijke wijze heeft toegelicht waarom zij na afweging van de diverse belangen, tot het besluit is gekomen om de rogatoire reis niet uit te stellen. De rechtbank is voorts van oordeel dat het nemen van een dergelijke beslissing niet per definitie blijk geeft van partijdigheid nu het een beslissing is geweest van organisatorische aard op verdedigbare gronden.
Er dus geen sprake geweest van een omstandigheid zoals hiervoor beschreven in rechtsoverweging 4.2.
De vraag of de verdediging door de beslissing van [gewraakte rechter] op onaanvaardbare wijze is geschaad in haar belangen, is niet ter beoordeling van de wrakingskamer maar is ter beoordeling van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank die aan een bevestigend antwoord de consequenties kan verbinden die haar geraden voorkomen.
4.6. De beslissing luidt daarom als volgt.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. wijst het verzoek tot uitstel van de behandeling van het wrakingsverzoek af;
5.2. wijst het verzoek tot wraking van [gewraakte rechter] af;
5.3. bepaalt dat het gerechtelijk vooronderzoek tegen [verzoeker], bij deze rechtbank bekend onder parketnummer 06/580352-06 wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek bevond.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Vrieze, president, mr. J.B. de Groot en
mr. E.G. de Jong, beiden vice-president, en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2007 in aanwezigheid van mr. H.C. Wichers Hoeth, griffier.