ECLI:NL:RBZUT:2007:BD3792
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- G. Vrieze
- E.G. de Jong
- R. Krijger
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 15 februari 2007 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek werd ingediend door een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, hierna aangeduid als [verzoeker], tegen de gewraakte rechter, die als kantonrechter bij de rechtbank fungeerde. De procedure begon met een oproep voor een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, waarbij de raadsman van [verzoeker], mr. L. Lancée, opmerkte dat de oproep voor de zitting van 30 januari 2007 te kort was om adequaat te kunnen reageren. De rechtbank oordeelde dat de tijdspanne tussen de oproep en de zitting inderdaad kort was, maar dat het de verantwoordelijkheid van de raadsman was om tijdig maatregelen te nemen.
Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de gewraakte rechter [verzoeker] eerder had gediskwalificeerd in een kort geding. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank concludeerde echter dat het enkele feit dat [verzoeker] en de gewraakte rechter eerder hadden geprocedeerd niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid.
De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. Aangezien [verzoeker] haar wrakingsverzoek niet voldoende had onderbouwd met relevante argumenten, werd het verzoek afgewezen. De rechtbank besloot dat de procedure bij het kantongerecht Apeldoorn, die onder nummer 292193 HA 06-718 bekend was, voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.