ECLI:NL:RBZUT:2007:BC0910

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460498-07 en 06/460596-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Bos
  • mr. De Bie
  • mr. Van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en vrijspraak voor poging tot moord

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 21 december 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot moord, poging tot zware mishandeling en mishandeling. De verdachte werd ervan beschuldigd op 8 september 2007 in Doetinchem met een mes in de richting van [slachtoffer 1] te hebben gestoken en op 11 november 2007 [slachtoffer 2] een kopstoot te hebben gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen met betrekking tot [slachtoffer 1]. De enige verklaring kwam van de aangever, die stelde dat de verdachte met een mes naar hem had gezwaaid, maar er was geen andere getuige die deze verklaring kon bevestigen. Hierdoor heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 06/460498-07.

Wat betreft de mishandeling van [slachtoffer 2] op 11 november 2007, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte opzettelijk een kopstoot heeft gegeven, wat heeft geleid tot letsel en pijn bij het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de impact van het delict op het slachtoffer en de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard voor een deel van de schade, omdat deze niet eenvoudig genoeg was voor afdoening in het strafgeding. De rechtbank heeft de vordering voor het overige ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat het causaal verband tussen de bewezen gedraging en de gevorderde schade ontbrak.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460498-07 en 06/460596-07
Uitspraak d.d.: 21 december 2007
Tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats 1975],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2007.
Voeging meerdere dagvaardingen
Ter terechtzitting heeft de rechtbank in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder de parketnummers 06/460498-07 en 06/460596-07 tegen verdachte aangebrachte zaken.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
Het door verdachte gedane verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis is toegewezen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer: 06/460498-07
1.
hij op of omstreeks 8 september 2007 in de gemeente Doetinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp (op korte afstand) in (de richting van) het
(boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of zwaaiende bewegingen met dat
mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp naar die [slachtoffer 1] heeft
gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 8 september 2007
in de gemeente Doetinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in (de
richting van) het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of zwaaiende
bewegingen met dat mes, althans met dat scherpe en/of puntige voorwerp naar
die [slachtoffer 1] heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 8 september 2007
in de gemeente Doetinchem
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] met een mes, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp in een vinger heeft gestoken en/of gesneden, waardoor deze
[slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 8 september 2007
in de gemeente Doetinchem
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van het lichaam
van die [slachtoffer 1] zwaaiende bewegingen gemaakt, althans een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 1] getoond;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
parketnummer: 06/460596-07
hij op of omstreeks 11 november 2007 te Doetinchem opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde (parketnummer 06/460498-07) heeft begaan.
Aangever [slachtoffer 1] is de enige die heeft verklaard verdachte met een mes een zwaaiende beweging naar hem te hebben zien maken, waarbij aangever in zijn vingers is gesneden. Verdachte ontkent. In het dossier bevindt zich verder geen enkele ondubbelzinnige verklaring van een getuige, die verdachte met een mes (althans met een scherp en/of puntig voorwerp) in diens hand heeft gezien, laat staan een verklaring van een getuige die de verklaring van aangever bevestigt.
Op grond hiervan kan niet bewezen worden dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde (parketnummer 06/460596-07) heeft begaan, te weten dat:
hij op 11 november 2007 te Doetinchem opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze letsel heeft gekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
parketnummer 06/460596-07
- mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zonder enige aanleiding een kopstoot heeft gegeven aan
[slachtoffer 2]. De ervaring leert dat een delict als het bewezenverklaarde veelal de oorzaak is van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer en bovendien bijdraagt tot de in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 294,80 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder parketnummer 06/460596-07 ten laste gelegde.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering met betrekking tot het gederfde loon, nu zij van oordeel is dat de vordering met betrekking tot dat deel niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor dat deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De rechtbank acht de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering, nu zij van oordeel is dat daarbij het causaal verband tussen de bewezen gedraging en de gevorderde schade ontbreekt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder (parketnummer 06/460498-07) 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder parketnummer 06/460596-07 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering als hiervoor vermeld slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. Bos, voorzitter, mr. De Bie en mr. Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van Van Aalst, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2007.