ECLI:NL:RBZUT:2007:BB8025
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verevening van pensioenrechten bij scheiding en de toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen werd behandeld, ging het om de verevening van pensioenrechten bij scheiding tussen een vrouw en een man. De rechtbank heeft op 1 augustus 2007 uitspraak gedaan in deze civiele procedure, die zowel conventionele als reconventionele vorderingen omvatte. De vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, was vertegenwoordigd door procureur mr. A.J. Zeyl en advocaat mr. M.J.H. Mühlstaff. De man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, werd bijgestaan door procureur mr. J.M. Snellink.
De procedure volgde op een tussenvonnis van 11 april 2007, waarin de rechtbank de man had opgedragen om zich uit te laten over de benoeming van een pensioendeskundige. De vrouw had bewijsstukken overgelegd met betrekking tot afschrijvingen van een flexibel krediet bij de ABN Amro Bank. De man had een brief van ZwitserLeven overgelegd, waarin uitleg werd gegeven over de berekening van de pensioenrechten. De rechtbank oordeelde dat de pensioenuitvoerder voldaan had aan haar wettelijke verplichtingen en dat de vrouw zich in geval van onenigheid met de berekeningen tot ZwitserLeven moest wenden.
De rechtbank concludeerde dat de door ZwitserLeven gehanteerde berekeningswijze niet ongebruikelijk was en paste binnen de strekking van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). De rechtbank stelde vast dat de vrouw recht had op een bedrag van € 38.571,00 ter zake van ouderdomspensioen, dat zij diende te gebruiken voor de aankoop van een ouderdomspensioen op het leven van de man. De rechtbank oordeelde verder dat de vrouw recht had op een deel van de aflossingen op het flexibel krediet, en dat de man aan de vrouw een bedrag van € 19.946,02 moest betalen wegens overbedeling.
De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 1 augustus 2007.