Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 85371 / HA ZA 07-428
Vonnis van 10 oktober 2007
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
procureur: voorheen mr. A.J.H. Ozinga, thans mr. R. Klein,
advocaat mr. L.C. Wennekers te Breukelen,
de naamloze vennootschap
ACHMEA PENSIOEN- EN LEVENSVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
procureur mr. E.G.M. Wiggers,
advocaat mr. G.C. Enderdijk te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Achmea genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 juli 2007
- het proces-verbaal van comparitie van 5 september 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op verzoek[assurantiekantoor]et assurantiekantoor [naam] v.o.f. hierna [assurantiekantoor], heeft de rechtsvoorgangster van Achmea, Royal & SunAlliance, op 22 mei 2000 een offerte uitgebracht aan [eiser] voor het Lijfrentemaatwerkplan in verband met een uitkering van een lijfrenteverzekering. In die offerte staat, voor zover hier van belang:
“Omschrijving van uw Lijfrentemaatwerkplan
Als de verzekerde op de overeengekomen lijfrente-uitkeringsdata in leven is, keert Royal & SunAlliance de overeengekomen lijfrente uit, zolang de waarde van het totaal aantal alsdan nog aanwezige participaties voldoende is.
(…)
LET OP!
- Beleggen bij wie en in welke vorm dan ook brengt financiële risico’s met zich mee.
Dat geldt ook voor deze levensverzekering met beleggingsrisico.
Beleggen geeft u kans op een hoger, maar ook op een lager dan gemiddeld rendement. Dit risico is voor u.
- Naarmate wordt belegd in meer risicovolle beleggingsvormen, zullen de te behalen rendementen onderhevig zijn aan grotere schommelingen en kan dus ook de eindopbrengst meer afwijken van de in de voorbeelden gehanteerde bedragen. (…)
- Wij wijzen u erop, dat de gehanteerde rendementen zijn gebaseerd op behaalde rendementen uit het verleden en daarom geen garantie bieden voor in de toekomst te behalen rendementen. (…)”
2.2. [assurantiekantoor] heeft [eiser] drie verschillende offertes aangeboden. Op 26 mei 2000 heeft [eiser] via [assurantiekantoor] een aanvraag gedaan voor een levensverzekering, een lijfrentemaatwerkplan bij Royal & SunAlliance. Op het aanvraagformulier staat met de hand geschreven: “cliënt wil wel in aandelenfonds maar geen hoog risico. Hierdoor gekozen voor mix fonds.”
2.3. [eiser] heeft op 9 augustus 2000 op basis van die aanvraag een levensverzekering afgesloten bij Royal & SunAlliance. In de polis Royal & SunAlliance Lijfrentemaatwerkplan is als ingangsdatum van de verzekering vermeld 1 juli 2000, is vermeld dat de koopsom ƒ 206.743,06 bedraagt en dat de lijfrente-uitkering van 01-01-2001 tot 01-01-2011 ƒ2.481,90 per maand bedraagt. Voorts staat onder meer in de polis: “Fonds: de investeringspremie wordt voor 100% in het Royal & SunAlliance Onderscheidend Mixfonds belegd.” en “De lijfrente wordt per maand achteraf uitgekeerd, voor het eerst op 01-02-2001, zolang en voor zover de guldenswaarde van de verzekering dit toelaat en mits de verzekerde op de betreffende vervaldatum in leven is. Zodra er geen participaties meer aanwezig zijn om een lijfrente-uitkering mee te verrekenen, vervalt de verzekering zonder enige verdere uitkering.” en “Als de verzekerde op 01-01-2011 in leven is keert Royal & Sun Alliance de guldenswaarde uit van het dan nog aanwezige aantal participaties.”
2.4. Op deze verzekering zijn de Algemene Voorwaarden Royal & SunAlliance Lijfrentemaatwerkplan, hierna de algemene voorwaarden, van toepassing verklaard.
In die algemene voorwaarden staat, voor zover hier van belang:
“Artikel 7: De investeringspremies worden belegd in de door de Premiebestemming verzekering aangewezen fondsen.
Het aantal toe te wijzen participaties zal worden bepaald door de investeringspremie om te rekenen tegen de aankoopkoers op de eerstvolgende koersdatum na de ontvangst van de koopsom.
(…)
Artikel 10: Royal & SunAlliance zal de verzekeringnemer jaarlijks Informatie informeren over de bestaande verzekeringsdekking en de
ontwikkeling van de waarde van de verzekering.
(…)”
2.5. Royal & SunAlliance heeft [eiser] bij brief van 23 december 2006 op de hoogte gebracht van de overname door Achmea.
In die brief is voorts vermeld: “Alle andere zaken met betrekking tot uw verzekering blijven ongewijzigd, met dien verstande dat wij van de gelegenheid gebruik maken om de naam van het “Royal & SunAlliance Onderscheidend Mixfonds” te wijzigen in “Avéro Achmea Onderscheidend Aandelenfonds”. Vanaf 1 januari 2003 zijn de koersen van uw beleggingsfondsen te volgen via ons nieuwe internetadres www.averobenelux.com.”
2.6. Op 15 december 2004 heeft Achmea [eiser] geïnformeerd over de gevolgen van de samenvoeging van de levensverzekeringsadministraties als gevolg van die overname. Onder het kopje Fondsen en koersen is voorts vermeld:
“Met betrekking tot fondsen en koersen is het volgende voor u van belang:
(…)
? Alle huidige beleggingsfondsen blijven beschikbaar voor uw huidige verzekering. Wel gaan we het aanwezige vermogen van drie beleggingsfondsen herinvesteren. (…)
Bij de herinvestering wordt het beheer van het vermogen overgedragen aan F&C Asset Management plc. F&C herinvesteert in beleggingsfondsen die in het verleden aantoonbaar beter gepresteerd hebben. Uiteraard is dit geen garantie voor de toekomst. De overdracht betekent ook dat de beheerkosten lager worden. Met als voordeel voor u een verwacht hoger kapitaal op de einddatum. De overige beleggingsfondsen worden op dit moment niet aangepast. Hierbij verwachten we namelijk op korte termijn geen performanceverbetering of kostenreductie te realiseren en dus ook geen voordeel voor u te behalen. (…)”
2.7. Op 9 februari 2005 heeft [assurantiekantoor] aan [eiser] het volgende geschreven:
“Op grond van de verzekering onder bovengenoemd polisnummer ontvangt u van Avéro Achmea een bruto-uitkering van EUR 1.126,24 per maand, zolang u in leven bent en de unitwaarde van de verzekering dit toelaat. Op 1 januari 2005 bedroeg de unitwaarde van uw verzekering EUR 73,35. Dit betekent dat de bruto-uitkering over januari 2005 niet meer volledig aan de unitwaarde onttrokken kon worden. (…)
Door een fout van de maatschappij hebben zij de volledige uitkering over januari nog overgemaakt en dus teveel uitbetaald. (…) In totaal heeft de maatschappij EUR 879,14 netto teveel uitgekeerd. De maatschappij verzoekt u thans vriendelijk dit bedrag terug te storten (…)”
2.8. Namens [eiser] heeft [assurantiekantoor] op 28 februari 2005 een klacht ingediend bij Achmea over het feit dat bij de overname van Royal door Achmea het mix fonds gewijzigd zou zijn in het AA Onderscheidend Aandelenfonds. Bij brief van 13 maart 2005 heeft Achmea daarop als volgt gereageerd, voor zover hier van belang:
“(…) Het Royal en SunAlliance Onderscheidend Mixfonds, thans Avéro Achmea Onderscheidend Aandelenfonds genaamd, heeft in aanvang hoofdzakelijk belegd in een mix van internationaal gespreide aandelen en voor circa 13% in obligaties. Deze obligatiecomponent speelde vanaf aanvang een ondergeschikte rol. (…) Het beleggingsbeleid wordt thans voortgezet onder de nieuwe fondsnaam. Deze obligatiecomponent is in de loop van 2000 verwijderd uit de fondssamenstelling.
De waardedaling van het fonds is veroorzaakt door het slechte beursklimaat van de afgelopen jaren. Met kennis achteraf kan worden vastgesteld dat een andere verhouding tussen aandelen en obligaties een beter rendement tot gevolg zou kunnen hebben gehad. De afgelopen tijd heeft weer een ander beeld geschetst. Aangezien dit onlosmakelijk verbonden is aan beleggen, zijn wij niet aansprakelijk voor de waardedaling van het fonds.
Echter, gezien het dossier, komt het ons aannemelijk voor dat een reden voor de keuze van verzekeringnemer voor het Mixfonds gelegen is in de obligatiecomponent.
Gegeven deze keuze zou het achteraf gezien beter zijn geweest dat Avéro Achmea hem specifiek te kennen zou hebben gegeven dat het aandeel van de obligaties in de mix geenszins vast zou zijn. Hoewel het hier gaat om een “wijsheid achteraf” en er naar onze mening geen sprake is van civielrechtelijke aansprakelijkheid, willen wij onder deze omstandigheden de heer [eiser] tegemoetkomen door te doen alsof wij, gezien zijn voorkeur voor een obligatiecomponent, ruim de helft van de oorspronkelijke obligatiecomponent in het Mixfonds behouden zouden hebben tot op 11 maart 2005. Derhalve zijn wij coulancehalve bereid éénmalig de fondswaarde te verhogen met een bedrag alsof gedurende de looptijd tot het moment van fondsswitch 7,5% van de premies een rendement zou hebben behaald gelijk aan dat van het Onderscheidend Obligatiefonds dat belegt op Euro-obligatiemarkten. Dit verschil bedraagt EUR 2.335,96. (…)”
2.9. Per januari 2005 heeft [eiser] geen maanduitkeringen meer ontvangen.
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht zal verklaren dat Achmea jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten als verzekeraar en volledig aansprakelijk is voor de door hem geleden schade;
II. Achmea zal veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
III. Achmea zal veroordelen in de kosten van het geding.
3.2. [eiser] legt, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag aan zijn vorderingen.
[eiser] heeft bij het aangaan van de verzekering aan [assurantiekantoor] meegedeeld dat hij zijn vrijgekomen levensverzekeringsuitkering wilde aanwenden als oudedagsvoorziening, dat hij geen enkel financieel risico wilde lopen en dat hij geen andere pensioenvoorziening had dan de vrijgekomen uitkering. Hij had geen kennis op het gebied van financiële zaken en hoefde dat ook niet te hebben gelet op zijn achtergrond – grimeur bij de studio’s van Joop van den Ende – zijn leeftijd – ten tijde van het aangaan van de verzekering 67 jaar – en zijn opleiding.
[eiser] heeft nimmer toestemming gegeven voor wijziging in de fondssamenstelling en is daarover ook niet tijdig geïnformeerd. [eiser] is in strijd met artikel 10 van de algemene voorwaarden nooit geïnformeerd over de verzekeringsdekking en de ontwikkeling van de waarde van de verzekering. Achmea heeft in strijd met haar algemene voorwaarden de verzekering gedurende de looptijd ongevraagd herbelegd in een kennelijk meer risicovol fonds.
Achmea heeft [eiser] niet gewezen op de kennelijke risico’s van deze lijfrentepolis als pensioenvoorziening. Aan [eiser] was in het vooruitzicht gesteld dat hij gedurende 10 jaar een maandelijkse uitkering van ƒ 2.481,90 en na ommekomst van die periode nog een restbedrag zou ontvangen. [eiser] heeft schade geleden door de onvolledige en onjuiste advisering in het kader van de gewenste pensioenvoorziening alsmede door het nalaten van het verschaffen van informatie omtrent de kennelijke herbelegging van de gelden van de afgesloten lijfrentepolis met als gevolg de afname van de waarde van de verzekering. Op Achmea rust een bijzondere zorgplicht. Achmea is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis nu de maandelijkse uitkeringen zijn gestaakt.
4. Het verweer
4.1. Achmea concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [eiser] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, althans deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
4.2. Achmea voert, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de volgende verweren. Het Onderscheidend Mixfonds bestond voor ongeveer 80% uit aandelenfondsen, 15% uit obligaties en 5% uit (vastrentende) liquiditeiten. De vraag of de maandelijkse uitkeringen zouden kunnen worden gefinancierd en de vraag of er op einddatum nog een bedrag aanwezig was, was volledig afhankelijk van de ontwikkeling van de beleggingsportefeuille.
Achmea heeft [eiser] voldoende geïnformeerd over de ontwikkeling van de waarde van de portefeuille door hem jaarlijks waardeoverzichten toe te sturen. Bovendien kon [eiser] via internet en de beurspagina’s van de kranten vrijwel dagelijks op de hoogte blijven van de ontwikkeling van het Onderscheidend Misfonds. De koersontwikkeling van het Onderscheidend Mixfonds is in de jaren 2001 tot en met 2004 slecht geweest. Hierdoor moesten meer participaties worden verkocht om de maandelijkse uitkeringen aan [eiser] te kunnen financieren. Dat de waarde van de portefeuille begin 2005 niet langer toereikend was om die uitkeringen te doen, kan voor [eiser] niet onverwacht zijn geweest, gelet op de toegezonden waardeoverzichten.
Achmea heeft met de offerte voldaan aan de uit hoofde van artikel 2 lid 2 sub 2 van de Regeling Informatieverstrekking aan Verzekeringnemers 1998 (RIaV 1998) op haar rustende verplichting om de verzekeringnemer schriftelijk op de hoogte te stellen van de aan de polis verbonden beleggingsrisico’s. Ook in het rekenvoorbeeld van Achmea, dat op
17 juli 2000 aan [assurantiekantoor] is gestuurd, is een waarschuwing opgenomen. Op grond van de offerte en de polis moet het [eiser], die werd bijgestaan door een ter zake deskundige assurantietussenpersoon, duidelijk zijn geweest dat de polis een beleggingsproduct betrof. Achmea betwist dat [eiser] te kennen heeft gegeven dat hij geen enkel financieel risico wenst te lopen. Zij betwist bovendien dat [eiser] aan haar kenbaar heeft gemaakt dat hij een oudedagsvoorziening wenste te hebben en dat hij daarom geen risico’s wilde lopen.
Achmea heeft [eiser] niet geadviseerd; dat heeft [assurantiekantoor] gedaan die in opdracht werkte van [eiser] en niet kan worden beschouwd als een tussenpersoon van Achmea. Eventuele fouten van [assurantiekantoor] kunnen niet aan Achmea worden toegerekend.
De door [eiser] gevraagde verklaring voor recht kan niet worden gegeven nu [eiser] verzuimt te stellen waarom hij een belang daarbij heeft. Het verzoek tot schatting van de schade is evenmin toewijsbaar omdat dit verzoek veel te vaag is. Het is niet aan de rechter de schade te schatten nadat deze (op vordering) niet te begroten is.
5. De beoordeling
5.1. Ter comparitie heeft [eiser] de grondslag van zijn vordering gewijzigd, in die zin dat namens hem is gesteld dat sprake is van dwaling nu [eiser] de polis nooit zou hebben afgesloten als hij zou hebben geweten dat op deze polis een beleggingsrisico zit. Aangezien [eiser] aan die stelling niet het rechtsgevolg verbindt dat de overeenkomst vernietigd moet worden, zal hieraan voorbij worden gegaan.
5.2.Daarnaast heeft [eiser] aangevoerd dat Achmea toerekenbaar is tekortgeschoten in haar zorgplicht jegens hem. Ziet de rechtbank het goed, dan heeft [eiser] daaraan drie argumenten ten grondslag gelegd:
- Achmea heeft [eiser] onvolledig en onjuist geadviseerd, in het bijzonder hierin bestaande dat zij hem niet heeft geïnformeerd over de risico’s van de aangegane levensverzekering;
- Achmea heeft, zonder [eiser]’s toestemming, het fonds waarin werd belegd, gewijzigd, zulks in strijd met haar algemene en contractuele zorgplicht; en
- Achmea heeft [eiser] niet geïnformeerd over de daling van de waarde van de verzekering, zodat hem niet de mogelijkheid is geboden tussentijds in te grijpen.
Deze gronden zullen hierna een voor een worden behandeld.
5.3. Vast staat dat de levensverzekering is aangegaan na bemiddeling door [assurantiekantoor]. [eiser] heeft gesteld dat hij [assurantiekantoor] voorafgaand aan de totstandkoming van de verzekering op de hoogte heeft gebracht van zijn wensen en eisen, waaronder het gegeven dat hij geen risico wilde lopen. Door [eiser] is echter niet gesteld, terwijl ook niet is gebleken, dat hij dergelijke mededelingen evenzeer heeft gedaan aan Achmea, althans haar rechtsvoorgangster. [eiser] heeft slechts gesteld dat hij een aantekening heeft doen plaatsen op het aanvraagformulier voor een levensverzekering. Uit die aantekening blijkt echter niet dat [eiser] heeft medegedeeld dat hij geen (enkel) risico wilde lopen. Integendeel, daaruit blijkt dat hij wel wilde participeren in aandelenfondsen maar dat hij geen hoog risico wilde lopen. Tussen partijen staat vast dat ten dele belegd werd in obligaties. Het is een feit van algemene bekendheid dat belegging in obligaties een minder hoog risico oplevert dan belegging in aandelen. Door [eiser] is onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat Achmea uit meer of andere mededelingen van hem had moeten afleiden dat hij geen risico wilde lopen. Voor zover [eiser] heeft gesteld dat Achmea hem in zijn algemeenheid niet (voldoende of juist) heeft geïnformeerd over de risico’s die aan dit product kleven, heeft het volgende te gelden. Achmea heeft er op gewezen dat zij zowel in de offerte – waarvan door [eiser] niet is betwist dat die ten grondslag heeft gelegen aan de aanvraag en de uiteindelijke polis – als in het rekenvoorbeeld, dat naar Achmea onbetwist heeft gesteld aan [assurantiekantoor] ter beschikking is gesteld, heeft gewezen op de algemene risico’s die verbonden zijn aan een dergelijk beleggingsproduct. In die stukken is in zijn algemeenheid aangegeven dat beleggen financiële risico’s met zich brengt en dat de gepresenteerde bedragen uitsluitend bedoeld zijn als voorbeeld en niet als garantie of prognose. Daarmee heeft Achmea voldaan aan de op haar rustende verplichting de verzekeringnemer te wijzen op de algemene risico’s.
[eiser] kan dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat Achmea hem – meer dan zij al heeft gedaan – zou hebben moeten wijzen op de risico’s die verbonden zijn aan dit product.
5.4. De vraag die vervolgens rijst is of dit anders zou zijn als als vaststaand moet worden aangenomen dat [eiser] tijdig aan [assurantiekantoor] heeft meegedeeld dat hij zijn gelden wilde aanwenden als oudedagsvoorziening, dat hij geen risico wilde lopen en dat hij zeker wilde zijn van een maandelijkse uitkering gedurende de periode van tien jaren. [eiser] heeft gesteld dat [assurantiekantoor] moet worden beschouwd als een hulppersoon van Achmea in de zin van het bepaalde in artikel 6:76 BW, zodat Achmea op gelijke wijze aansprakelijk is voor de gedragingen van tussenpersoon [assurantiekantoor] als voor haar eigen gedragingen. Achmea heeft gemotiveerd betwist dat [assurantiekantoor] als hulppersoon in de zin van de wet kan worden beschouwd. Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:76 BW bestaat alleen voor personen van wie de hulp wordt gebruikt bij de uitvoering van de verbintenis ten aanzien waarvan de aansprakelijkheid in het geding is.
De kring van personen waarop dit artikel betrekking heeft, moet niet ruim worden getrokken, blijkens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer HR 10.10.2003, NJ 2005, 89). Overeenkomstig de tekst bestaat alleen aansprakelijkheid op grond van deze bepaling voor personen van wie de hulp wordt gebruikt bij de uitvoering van de verbintenis ten aanzien waarvan de aansprakelijkheid in het geding is. Door [eiser] is niet gesteld, terwijl ook niet is gebleken, dat Achmea, althans haar rechtsvoorgangster, de hulp van [assurantiekantoor] heeft ingeschakeld bij het aangaan van de verzekering. Vast staat dat [eiser], die via [assurantiekantoor] eerder een levensverzekering had afgesloten bij Nationale Nederlanden, met hem heeft gesproken over het afsluiten van een pensioenvoorziening, in welk kader [assurantiekantoor] [eiser] heeft geadviseerd. Door [eiser] is daarnaast onbetwist gesteld dat [assurantiekantoor] hem drie verschillende polissen heeft aangeboden waarna gekozen is voor het Royal & SunAlliance Onderscheidend Mixfonds. Gelet hierop kan [eiser] niet worden gevolgd in zijn betoog dat [assurantiekantoor] als hulppersoon in de zin van artikel 6:76 BW moet worden beschouwd. Waar [eiser] een beroep doet op het vonnis van de rechtbank Middelburg van 20 september 2006, gaat dat beroep niet op nu uit dit vonnis blijkt dat de daar betrokken assurantietussenpersoon met grote regelmaat zaken deed met de betrokken verzekeraar en aldus de belangen van die verzekeraar behartigde. Gesteld noch gebleken is dat dat hier ook het geval is. Dit betekent dat deze grondslag van de vordering komt te vervallen.
5.5. [eiser] heeft voorts het verwijt aan Achmea gemaakt dat zij, zonder zijn medeweten en in strijd met de algemene bepalingen, het fondsenpakket heeft gewijzigd als gevolg waarvan hij schade heeft geleden. Achmea heeft bij haar brief van 13 maart 2005 (r.o. 2.8.) erkend dat de obligatiecomponent in de loop van 2000 is verwijderd uit de fondssamenstelling. Achmea heeft geen verweer gevoerd tegen de stelling dat dit is geschied zonder medeweten en derhalve zonder toestemming van [eiser]. In artikel 7 van de algemene voorwaarden (r.o. 2.4.) staat dat de investeringspremies worden belegd in de door de verzekeringnemer aangewezen fondsen. Daarmee staat vast dat voor de fondsenwijziging de toestemming van [eiser] noodzakelijk was. Ook overigens heeft Achmea geen verweer gevoerd tegen deze stelling van [eiser], zodat Achmea in zoverre toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. [eiser] heeft gesteld dat de gewijzigde fondssamenstelling uiteindelijk tot gevolg heeft gehad dat de toegezegde maandelijkse uitkeringen niet langer werden uitbetaald en er geen gelden meer resteerden. Uitgaande van de juistheid van de stelling van Achmea dat het Onderscheidend Mixfonds bij het aangaan van de verzekering voor 15% bestond uit obligaties en dat het latere Avéro Achmea Onderscheidend Aandelenfonds in het geheel niet belegde in obligaties, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat bedoelde wijziging tot gevolg heeft gehad dat de waarde van de polis zodanig is gedaald dat geen uitkeringen meer konden worden gedaan aan [eiser]. Dit klemt te meer nu tussen partijen vast staat dat sprake was van een slecht beursklimaat. Achmea heeft in 2005 een schadebedrag van € 2.335,96 aan [eiser] aangeboden. [eiser] heeft dit aanbod niet afgewezen maar heeft bij dagvaarding slechts gesteld dat deze tegemoetkoming in geen verhouding staat met de werkelijke schade. Achmea heeft eveneens betoogd dat [eiser] dit bedrag niet heeft afgewezen. Dit betekent dat het [eiser] vrij staat het gedane aanbod alsnog te aanvaarden. [eiser] zal zich over die vraag bij akte kunnen uitlaten. Aanvaardt [eiser] dit aanbod niet alsnog, dan dient hij zich in die akte uit te laten over de vraag welke schade is voortgevloeid uit de gewijzigde fondssamenstelling, rekening houdend met hetgeen hierboven is geoordeeld.
5.6.[eiser] heeft Achmea ten slotte verweten dat zij hem niet – zowel voorafgaand aan het afsluiten van de polis als tijdens de looptijd daarvan – informatie heeft verschaft omtrent de daling van de waarde van de verzekering, zodat [eiser] niet de mogelijkheid is geboden tussentijds in te grijpen. [eiser] heeft in dat kader gewezen op het bepaalde in artikel 10 van de algemene voorwaarden, waarin de verplichting voor de verzekeraar is opgenomen om de verzekeringnemer jaarlijks te informeren over de bestaande verzekeringsdekking en de ontwikkeling van de waarde van de verzekering. Volgens [eiser] heeft hij dergelijke berichtgeving nimmer ontvangen.
5.7. Achmea heeft als producties 5 tot en met 8 overgelegd respectievelijk een jaaropgave 2001, een waarde-opgave per 31 december 2002 van 17 maart 2003, een waarde-opgave per 31 december 2003 van 3 maart 2004 en een overzicht unitwaarde per
1 januari 2005 van 8 februari 2005. Deze stukken zijn alle gericht aan [eiser] op het adres zoals dat destijds op het aanvraagformulier voor de levensverzekering is gegeven. Ter comparitie heeft [eiser] ook niet betwist dat dat zijn adres is. Weliswaar heeft [eiser] te zelfder tijd verklaard dat hij nooit rechtstreeks post heeft ontvangen van Achmea, maar die blote betwisting is in het licht van de door Achmea overgelegde stukken onvoldoende. Aldus wordt ervan uitgegaan dat Achmea heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om de verzekeringnemer jaarlijks te informeren en niet toerekenbaar is tekortgeschoten jegens [eiser] op dit punt.
5.8. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. draagt [eiser] op zich bij akte uit te laten omtrent hetgeen is overwogen onder rechtsoverweging 5.5., waartoe de zaak wordt verwezen naar de rol van 7 november 2007, ambtshalve peremptoir;
6.2. bepaalt dat Achmea in de gelegenheid zal worden gesteld op deze akte bij antwoordakte te reageren;
6.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op
10 oktober 2007.