ECLI:NL:RBZUT:2007:BB6363

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460399-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Gilhuis
  • Kleinrensink
  • Varenhorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor poging tot afpersing en bedreiging met geweld in Apeldoorn

In de nacht van 12 op 13 mei 2007 heeft de verdachte, samen met medeverdachten, geprobeerd om willekeurige voorbijgangers in Apeldoorn te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich op de Sluisoordsingel hebben geposteerd met het doel om mensen te beroven. Tijdens deze poging tot afpersing heeft de verdachte een kloofbijl gebruikt om slachtoffers te bedreigen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt voor alle ten laste gelegde feiten, maar heeft wel bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing en bedreiging. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 673,65 gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor deze schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de schadeveroorzakende datum. De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Rechtbank Zutphen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460399-07
Uitspraak d.d.: 24 oktober 2007
Tegenspraak/ dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats en datum],
wonende te [adres]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek - achter gesloten deuren - op de terechtzitting van 10 oktober 2007.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting zijn de volgende beslissingen gegeven:
De vordering tot wijziging van de tenlastelegging is toegewezen.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 12 op 13 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slacht[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (onder meer inhoudende een Bjorn Borg pas en/of een geldbedrag) en/of een horloge (merk BMW) en/of een mobiele telefoon (blauwe Nokia 3310), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of diens mededader(s)
- die [slachtoffer 1] hebben/heeft tegengehouden en/of de weg hebben/heeft versperd en/of
- een (kloof)bijl, althans een daarop gelijkend scherp en/of hard voorwerp, tegen de nek, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] hebben/heeft geduwd en/of
- aan die [slachtoffer 1] de woorden hebben toegevoegd/heeft toegevoegd: “Geef me je doekoe”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) met die (kloof)bijl, althans met dat daarop gelijkende scherpe en/of harde voorwerp, (omhoog geheven) op die [slachtoffer 1] zijn/is afgelopen en/of
- (vervolgens) aan die [slachtoffer 1] de woorden hebben/heeft toegevoegd: “kanker op, anders sla ik je kapot”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
(incident 1)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2. hij in of omstreeks de nacht van 12 op 13 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [sl[slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een (kloof)bijl, althans met een zwaar en/of hard voorwerp in zijn/hun hand(en) op een fietspad/weg is/zijn gaan staan en/of blijven staan teneinde die [slachtoffer 2] tot stoppen te bewegen en/of voor/bij die [slachtoffer 2] is/zijn gaan en/of blijven staan en/of de vrije doorgang voor die [slachtoffer 2] hebben/heeft versperd en/of tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft geroepen/gezegd: “Stap af, ik wil je geld” en/of met die (kloof)bijl/dat voorwerp tegen de brom-/snorfiets van die [slachtoffer 2] hebben/heeft geslagen en/of tegen die brom-/snorfiets hebben/heeft getrapt en/of (met) die (kloof)bijl/dat voorwerp tegen de rug en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gegooid,
Terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 3)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de nacht van 12 op 13 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke (poging tot) diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een (kloof)bijl, althans met een zwaar en/of hard voorwerp in zijn/hun hand(en) op een fietspad/weg is/zijn gaan staan en/of blijven staan teneinde die [slachtoffer 2] tot stoppen te bewegen en/of voor/bij die [slachtoffer 2] is/zijn gaan en/of blijven staan en/of de vrije doorgang voor die [slachtoffer 2] hebben/heeft versperd en/of tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft geroepen/gezegd: “Stap af, ik wil je geld” en/of met die (kloof)bijl/dat voorwerp tegen de brom-/snorfiets van die [slachtoffer 2] hebben/heeft geslagen en/of tegen die brom-/snorfiets hebben/heeft getrapt en/of (met) die (kloof)bijl/dat voorwerp tegen de rug en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 3)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. hij in of omstreeks de nacht van 12 op 13 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk [slac[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4] is/zijn toegelopen en/of (op korte afstand van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4]) een of meer slaande en/of zwaaiende beweging(en) met een (kloof)bijl, althans met een scherp en/of zwaar en/of hard voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft/hebben gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 10, incident 11)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de nacht van 12 op 13 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/of alleen, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk dreigend op die [slachtoffer 3] en/of op die [slachtoffer 4] toegelopen en/of heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (op korte afstand van die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 4]) een of meer slaande en/of zwaaiende beweging(en) met een (kloof)bijl, althans met een scherp en/of zwaar en/of hard voorwerp in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of het lichaam van die [slachtoffer 4] gemaakt;
(incident 10, incident 11)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen inzake het bewijs
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten.
2. De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit zou vrijspraak moeten volgen, omdat de verdachte geen opzet op de beroving heeft gehad. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medepleger. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman betoogd dat de verdachte geen opzet op de bedreiging heeft gehad.
Ten aanzien van feit 1
3. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde onder 1 heeft begaan aangezien niet voldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte op een zodanig nabije afstand van [slachtoffer 1] heeft gestaan dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
4. De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
In de nacht van zaterdag 12 op zondag 13 mei 2007 heeft verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C] en [medeverdachte D] op de Sluisoordsingel geposteerd, nadat zij op initiatief van [medeverdachte A] hadden afgesproken om mensen te gaan beroven . Omstreeks 04.00 uur in die nacht is de snorfietser [slachtoffer 2] door de groep tot stoppen gedwongen, doordat medeverdachte [medeverdachte A] hem de weg versperde met een kloofbijl in zijn hand. Deze [medeverdachte A] heeft tegen [slachtoffer 2]: “Stap af, ik wil je geld”, gezegd. [slachtoffer 2] is vastgegrepen bij zijn jas. [slachtoffer 2] is er weliswaar in geslaagd om weg te rijden, maar terwijl hij wegreed is met de bijl op de achterzijde van zijn snorfiets geslagen en ook is tegen zijn snorfiets getrapt.
Het namens de verdachte door de raadsman gevoerde verweer dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt wordt verworpen. Er is immers sprake geweest van bewuste samenwerking, die nauw en volledig is geweest. Vast staat weliswaar dat de bijl uitsluitend door medeverdachte [medeverdachte A] is gehanteerd, maar ook uit onder meer de eigen verklaring van de verdachte [verdachte] blijkt dat ook anderen uit de groep schoppende bewegingen naar de snorfietser hebben gemaakt . Voorts staat vast dat de verdachte [verdachte] zich - in ieder geval nadat de snorfietser tot stoppen was bewogen - op het fietspad op korte afstand en in het zicht van de snorfietser bevond.
5. Gezien het voorgaande acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte het hem primair onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna onder het kopje ‘bewezenverklaring’ is omschreven.
Ten aanzien van feit 3
6. De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
In de nacht van zaterdag 12 op zondag 13 mei 2007 heeft verdachte zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte A], [medeverdachte B], [medeverdachte C] en [medeverdachte D] op de Sluisoordsingel geposteerd, nadat zij op initiatief van [medeverdachte A] hadden afgesproken om mensen te gaan beroven . Tussen 03.30 uur en 04.00 uur in die nacht fietste [slachtoffer 3] over het fietspad langs de bovengenoemde groep. Toen hij de groep voorbij fietste heeft [medeverdachte A], die voorop liep, met zijn bijl in de richting van [slachtoffer 3] gezwaaid en “Stop!” geroepen, met het doel om hem tot stilstand te brengen. De bijl miste [slachtoffer 3] op een haar na. [slachtoffer 3] heeft zich hierdoor bedreigd gevoeld.
Niet is vast komen te staan dat de verdachte [verdachte] opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 3] -ook niet in voorwaardelijke zin- , zodat [verdachte] moet worden vrijgesproken van het primair onder feit 3 ten laste gelegde. Dit geldt echter niet met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde bedreiging. Het opzet op de beroving van [slachtoffer 3] impliceert immers het opzet op de bedreiging van die [slachtoffer 3]; die bedreiging was onderdeel van de beroving.
7. Kort nadat [slachtoffer 3] de groep voorbij was geweest, passeerde [slachtoffer 4] de groep. Hoewel [medeverdachte A] op het moment dat [slachtoffer 4] voorbij fietste eveneens met zijn bijl gezwaaid heeft, dan wel deze op de grond heeft geslagen, heeft [slachtoffer 4] zich hierdoor niet bedreigd gevoeld . Dit brengt met zich dat de verdachte [verdachte] zal worden vrijgesproken van de bedreiging van [slachtoffer 4].
8. Gezien het voorgaande acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte het subsidiair onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierna onder het kopje ‘bewezenverklaring’ is omschreven.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2. primair:
hij in de nacht van 12 op 13 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren), toebehorende aan die [slachtoffer 2], met een kloofbijl in zijn/hun hand(en) op een fietspad/weg is/zijn gaan staan en blijven staan teneinde die [slachtoffer 2] tot stoppen te bewegen en voor/bij die [slachtoffer 2] is/zijn gaan en blijven staan en de vrije doorgang voor die [slachtoffer 2] hebben/heeft versperd en tegen die [slachtoffer 2] hebben/heeft geroepen/gezegd: “Stap af, ik wil je geld” en met die kloofbijl tegen de brom-/snorfiets van die [slachtoffer 2] hebben/heeft geslagen en tegen die brom-/snorfiets hebben/heeft getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. subsidiair:
hij in de nacht van 12 op 13 mei 2007 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is een van zijn mededaders opzettelijk dreigend op die [slachtoffer 3] toegelopen en heeft zijn mededader opzettelijk dreigend op korte afstand van die [slachtoffer 3] een of meer slaande en/of zwaaiende beweging(en) met een kloofbijl in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 3] gemaakt;
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
2. primair:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3. subsidiair:
Bedreiging met zware mishandeling
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte zal opleggen:
-een taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen
-een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaar, waaraan de bijzondere voorwaarde moet worden verbonden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar aanwijzingen van de jeugdreclassering
2. De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij een strafmaatverweer gevoerd en in dat kader een geheel voorwaardelijke taakstraf bepleit.
3. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, alsmede de inhoud van het reclasseringsrapport van 10 oktober 2007, met inbegrip van de toelichting daarop die ter terechtzitting is gegeven, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte zich in een korte periode heeft schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en een bedreiging, waarbij een van zijn mededaders met een kloofbijl heeft gezwaaid. De verdachte heeft, door te handelen als bewezenverklaard, de willekeurig uitgekozen slachtoffers een traumatische ervaring bezorgd en bovendien bijgedragen aan de in de samenleving levende onveiligheidsgevoelens.
4. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, erg geschrokken is van de feiten waarbij hij betrokken is geweest en, zoals blijkt uit het rapport van de jeugdreclassering een geregeld leven leidt met opleiding en nuttige vrije tijdsbesteding vanuit een betrokken gezin. Ten voordele van verdachte wordt voorts meegewogen dat hij zelf een gering aandeel had in de beide feiten en heeft geprotesteerd tegen het opgevatte plan om mensen te beroven. Daar staat echter tegenover dat de verdachte heeft nagelaten weerstand te beiden tegen de groepsdruk om mee te doen aan de berovingsplannen en zich niet heeft ontrokken aan de groep, nadat het eerste feit had plaatsgevonden. Ter zitting heeft de verdachte evenwel meermaals gezegd veel spijt te hebben van de feiten.
5. Mede gelet op de vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde komt de rechtbank tot een lagere straf dan de officier van justitie. De rechtbank zal de verdachte een onvoorwaardelijk taakstraf van 150 uur met aftrek van 2 uur in verband met de dag die door de verdachte in verzekering is doorgebracht opleggen. De rechtbank zal de verdachte daarnaast een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden opleggen om de veroordeelde ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Zij zal het advies van de reclassering volgen om een verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres], heeft zich door middel van een formulier, als bedoeld in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering, ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van in totaal
€ 673, 65, bestaande uit materiële schade ten bedrage van € 55,45 aan de snorfiets en € 103,20 aan diens jas en voorts uit immateriële schade ten bedrage van € 515,00. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd vanaf de schadeveroorzakende datum en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van deze vordering, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft voorts de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gevorderde schade met betrekking tot diens jas betwist. De raadsman heeft voorts bepleit dat de verdachte slechts voor één vijfde deel verantwoordelijk gehouden kan worden voor de schade van [slachtoffer 2].
Naar het oordeel van de rechtbank, is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan, dat de benadeelde partij, als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. Ook de schade aan de jas is naar het oordeel van de rechtbank een direct gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde, nu vast is komen te staan dat [slachtoffer 2] aan zijn jas is getrokken. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verdachte slechts voor één vijfde deel van de schade van [slachtoffer 2] aansprakelijk te houden, nu de verdachte op grond van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek hoofdelijk aansprakelijk is voor de gehele schade van [slachtoffer 2]. De verdachte zal dan ook hoofdelijk worden veroordeeld tot vergoeding van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de schadeveroorzakende datum.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h lid 4, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstaf gedurende 150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt, dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die de veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de jeugdreclassering, zolang dit noodzakelijk wordt geoordeeld.
Geeft de jeugdreclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres] door overmaking op [rekeningnummer] van een bedrag van € 673,65, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2007 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 673,65, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 13 (dertien) dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde, dan wel zijn mededader en/of mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde, dan wel zijn mededader en/of mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter tevens kinderrechter, Kleinrensink en Varenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2007.
Mr. Varenhorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 juni 2007 inhoudende de verklaring van [medeverdachte A], p. 154 en een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.19 juli 2007 inhoudende de verklaring van [verdachte], p. 232
2. Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 mei 2007 inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2], p. 222-223, een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 2 juli 2007 inhoudende de verklaring van [medeverdachte A], p. 167, een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.19 juli 2007 inhoudende de verklaring van K. [verdachte], p. 233-234, een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.25 juli 2007 inhoudende de verklaring van [medeverdachte C], p.236 en een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.25 juli 2007 inhoudende de verklaring van [medeverdachte B], p. 240.
3. Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.19 juli 2007 inhoudende de verklaring van [verdachte], p. 233-234, en een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.25 juli 2007 inhoudende de verklaring van [medeverdachte B], p. 240.
4. Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 mei 2007 inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2], p. 222-223, en een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.19 juli 2007 inhoudende de verklaring van [verdachte], p. 233-234.
5. Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 juni 2007 inhoudende de verklaring van [medeverdachte A], p. 154 en een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.19 juli 2007 inhoudende de verklaring van [verdachte], p. 232
6. Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 11 juli 2007 inhoudende de aangifte van [slachtoffer 3], p. 375, een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 21 mei 2007 inhoudende een verklaring van [slachtoffer 3], een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 9 juli 2007 inhoudende de verklaring van [medeverdachte A], p. 172, een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.19 juli 2007 inhoudende de verklaring van [verdachte], p. 193, een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.25 juli 2007 inhoudende de verklaring van [medeverdachte C], p.200 en een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d.25 juli 2007 inhoudende de verklaring van [medeverdachte B], p. 204.
7. Een in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 22 mei 2007 inhoudende de aangifte van [slachtoffer 4], p. 136