ECLI:NL:RBZUT:2007:BB2739
Rechtbank Zutphen
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot verbod op executie van ontbindingsbeschikking en schorsing
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 maart 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Philadelphia Zorg en een gedaagde. De vordering van Philadelphia, die strekte tot een verbod op de executie van een ontbindingsbeschikking van de kantonrechter, werd afgewezen. De ontbindingsbeschikking, die op 15 januari 2007 was gegeven, had de arbeidsovereenkomst van de gedaagde met Philadelphia per 15 februari 2007 ontbonden, met een vergoeding van EUR 15.000,-- voor de gedaagde. Philadelphia stelde dat de gedaagde op goede gronden op staande voet was ontslagen, en dat de executie van de beschikking door de gedaagde misbruik van recht zou opleveren.
De voorzieningenrechter overwoog dat een ontbindingsbeschikking rechtskracht heeft, ook als de arbeidsovereenkomst op het moment van ontbinding niet meer bestaat. De rechter benadrukte dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet zich pas na de ontbindingsbeschikking had voorgedaan. Dit betekent dat de gedaagde niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelde door de beschikking te executeren. De rechter concludeerde dat de vorderingen van Philadelphia niet konden worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de gedaagde zich negatief had uitgelaten over Philadelphia of cliënten had benaderd.
De rechtbank wees de vorderingen van Philadelphia af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde op EUR 1.067,-- werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en heeft belangrijke implicaties voor de rechtskracht van ontbindingsbeschikkingen en de voorwaarden waaronder ontslag op staande voet kan worden gerechtvaardigd.