ECLI:NL:RBZUT:2007:BB2284

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580297-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Hödl
  • Kleinrensink
  • Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de aanwezigheid van verdovende middelen in een strafzaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen, is op 24 augustus 2007 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van grote hoeveelheden speed (amfetamine) in de periode van 1 januari 2007 tot en met 28 mei 2007. De verdachte, geboren in 1981 en thans verblijvende in de penitentiaire inrichting “Achterhoek” te Zutphen, heeft zich volgens de tenlastelegging schuldig gemaakt aan meerdere overtredingen van de Opiumwet. Tijdens de zitting op 10 augustus 2007 is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, wat heeft geleid tot de beslissing van de rechtbank om het onderzoek te heropenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is, maar dat het rapport niet duidelijk maakt op welke in beslag genomen middelen het onderzoek betrekking heeft. Dit gebrek aan informatie heeft de rechtbank doen besluiten dat het noodzakelijk is om het strafdossier uit te breiden met de aan het NFI gerichte brief waarin het verzoek om onderzoek is neergelegd. De rechtbank heeft daarom het onderzoek heropend en geschorst, met de opdracht aan de officier van justitie om de benodigde stukken aan het dossier toe te voegen.

De rechtbank heeft aangegeven dat het onderzoek voor een langere periode dan één maand geschorst zal worden, met een uiterste termijn van drie maanden voor de hervatting van het onderzoek ter terechtzitting. De beslissing om het onderzoek te heropenen en te schorsen is genomen om ervoor te zorgen dat de strafrechtelijke afdoening op een behoorlijke wijze kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de oproeping van de verdachte voor de nader te bepalen terechtzitting bevolen, evenals de kennisgeving van de datum en het tijdstip aan de raadsman. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Meerdink.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580297-07
Uitspraak d.d.: 24 augustus 2007
Tegenspraak / dip
TUSSENVONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1981,
wonende te [adres en woonplaats],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting “Achterhoek” te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 10 augustus 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 28 mei 2007 in Bocholtz, gemeente Simpelveld, en/of in Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of
vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (grote) hoeveelheden speed (amfetamine), zijnde (telkens) amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2007 in Bocholtz, gemeente Simpelveld, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2,6 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid speed (amfetamine), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Heropening onderzoek
Het is de rechtbank onder de beraadslaging gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Zij acht het daarom noodzakelijk dat nader onderzoek plaatsvindt.
Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat blijkens het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 18 juli 2007 onderzoek is gedaan naar de op 27 juni 2007 door het NFI ontvangen verdovende middelen. Deze middelen zijn aan het NFI toegezonden door de Technische Recherche Noord- en Oost-Gelderland in de zaak met nummer PL0642/07-271929, hetgeen de onderhavige strafzaak betreft. Uit het deskundigenrapport is echter niet te herleiden op welke in beslag genomen middelen het door het NFI verrichte onderzoek betrekking heeft.
De rechtbank is van oordeel dat voor een behoorlijke strafrechtelijke afdoening noodzakelijk is dat het strafdossier wordt uitgebreid met de aan het NFI gerichte brief waarin het verzoek is neergelegd om onderzoek in te stellen naar aanwezigheid van middelen, welke vallen onder de bepalingen van de Opiumwet.
Zij zal daartoe het onderzoek heropenen, vervolgens schorsen en de stukken in handen stellen van de officier van justitie teneinde hem in de gelegenheid te stellen voornoemde brief aan het dossier toe te voegen.
In de omstandigheid dat er enige tijd mee gemoeid zal zijn alvorens aan het doel van de huidige schorsing van het onderzoek beantwoord zal zijn, alsmede in het volle zittingsrooster van de rechtbank, ziet de rechtbank klemmende redenen om het onderzoek voor langere duur dan één maand te schorsen. Zij stelt de uiterste termijn waarbinnen het onderzoek ter terechtzitting dient te worden hervat op drie maanden.
Beslissing
De rechtbank heropent het onderzoek en schorst het onderzoek voor onbepaal¬de tijd, doch ten hoogste voor drie maanden.
Zij stelt de stukken in handen van de officier van justitie ter fine als voormeld.
Zij beveelt de oproeping van verdachte tegen de nader te bepalen terechtzitting en kennisgeving van die datum en het tijdstip aan de raadsman.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Kleinrensink en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzit¬ting van deze rechtbank van 24 augustus 2007.