ECLI:NL:RBZUT:2007:BB1491

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
79996 - HA ZA 06-867
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens inbreuk op de persoonlijke levenssfeer door observatie door een recherchebureau

In deze zaak vorderde eiser, een inwoner van België, schadevergoeding van twee gedaagden, waaronder een recherchebureau, wegens inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. Eiser was arbeidsongeschikt na een auto-ongeluk en had een verzekering bij Klaverblad. Klaverblad had het recherchebureau ingeschakeld om de arbeidsongeschiktheid van eiser te onderzoeken. Eiser stelde dat het bureau onrechtmatig had gehandeld door hem te observeren en informatie te verzamelen zonder zijn toestemming. De rechtbank oordeelde dat de observaties, die plaatsvonden in het publieke domein, geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer vormden. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af, omdat de gedaagden niet onrechtmatig hadden gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de observaties niet in strijd waren met de geldende wet- en regelgeving en dat de gedaagden niet verantwoordelijk waren voor de schade die eiser had geleden. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 79996 / HA ZA 06-867
Vonnis van 9 mei 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats], België,
eiser,
procureur mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat mr. K.F.J. Machielsen te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde A].,
gevestigd te [plaats],
2. [gedaagde B],
wonende te [plaats],
gedaagden,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. M.J. Jansma te Zwolle.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagden zullen tezamen [gedaagd[Gedaagde A]n B]. genoemd worden. Gedaagde onder 1 zal afzonderlijk [Gedaagde A] genoemd worden en gedaagden onder 2 [Gedaagde B].
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 december 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 1 februari 2007
- de akte overlegging producties van [eiser]
- de akte uitlatingen na comparitie van partijen van [Gedaagde A].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is tegen arbeidsongeschiktheid verzekerd (geweest) bij Klaverblad Schadeverzekeringsmaat-schappij N.V. (hierna: Klaverblad). Het opgegeven beroep was administratie-controller. [eiser] heeft een beroep gedaan op deze verzekering. Hij heeft als reden opgegeven een hem overkomen auto-ongeval op 16 juni 2000 waardoor hij een whiplash heeft opgelopen. Op ongevalsdatum werkte [eiser] een aantal uren per[naam betrokken bedrjif][betrokken bedrijf] te Weert (hierna: [naam betrokken bedrjif]) en daarnaast als zelfstandige. Klaverblad heeft tot 1 september 2001 uitkeringen aan [eiser] verstrekt.
2.2. Bij dagvaarding van 21 september 2004 heeft [eiser] Klaverblad gedagvaard voor de rechtbank te Den Haag. In die procedure is op 12 april 2005 een comparitie bepaald. In de voorafgaand aan de comparitie door de rechtbank toegezonden instructie aan partijen, is [eiser] onder meer opgedragen nadere informatie over de aan-rijding, in het bijzonder het procesverbaal, in het geding te brengen (productie 10 van [eiser]).
2.3. Ter comparitie heeft [eiser] een brief van zijn huisarts overgelegd. Het procesverbaal dat van de com-paritie is opgemaakt (productie 11 van [eiser]), vermeldt dat de zaak tot 30 april 2005 zal worden aangehouden opdat partijen zouden bezien of zij tot een minnelijke regeling zouden kunnen komen.
2.4. Naar aanleiding van haar bevindingen ter comparitie, heeft Klaverblad op 20 april 2005 [Gedaagde A] inge-schakeld. [Gedaagde A] is een particulier onderzoeksbureau dat zich op commerciële basis bezighoudt met het verrich-ten van feitenonderzoek in zaken met een privaatrechtelijke, bestuursrechtelijke of strafrechtelijke achtergrond. De opdracht luidde dat [Gedaagde A] een waarneming diende te verrichten met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van [eiser].
2.5. [Gedaagde A] heeft in de persoon van [Gedaagde B], bestuurder, op 13 juli 2005 een "Rapport Waarneming" opgesteld (productie 1 van [eiser]). Het rapport bestaat uit een samenvatting van uitgeschreven waarnemingen op de data zondag 8 mei 2005, maandag 4 juli 2005, woensdag 6 juli 2005, donderdag 7 juli 2005, vrijdag 8 juli 2005 en maandag 11 juli 2005, twee uittreksels van de Kamer van Koophandel en 18 fotobladen.
2.6. In de samenvatting staat onder meer het navolgende: "In het dossier van betrokkene staat vermeld dat hij bestuurslid is van de plaatselijke schuttersvereniging. Aangezien er op zondag 8 mei 2005 een open dag was bij deze vereniging, heeft [Gedaagde A] onderzocht of betrokkene op deze dag naar deze open dag is geweest. Het doel van deze observatie is te bezien of eventuele fysieke activiteiten door de heer [eiser] in overeenstemming zijn met zijn persoonlijke oordeel over de mate van arbeidsongeschiktheid. Tijdens deze waarneming is geconsta-teerd dat betrokkene op zondag 8 mei om 13:30 uur met de auto vanaf zijn woning (...) [plaats] België naar Weert rijdt. Op het adres (...) in Weert verblijft hij van 13:45 uur tot 15:30 uur. Op dit adres is [betrokken bedrijf] gevestigd.(...)
In het kader van het bezoek van de heer [eiser] aan [naam betrokken bedrjif] op zondag 08 mei 2005 is er een onderzoek ingesteld door de schadeonderzoeker van [Gedaagde A].
Enige tijd na 8 mei 2005 deelde een anonieme bron aan de schadeonderzoeker mede dat de heer [eiser] werkzaamheden ve[naam betrokken bedrjif][betrokken bedrijf] te Weert.
Of de heer [eiser] daar in loondienst werkte wist de bron niet mede te delen. Dezelfde anonieme bron deelde mede dat de heer [eiser] geen nieuwe werkzaamheden voor derden meer aannam vanwege zijn drukke werk-zaamheden nu en in de komende periode. Ook gaf de anonieme bron aan dat de heer [eiser] gebruikelijk een uurtarief hanteert van circa
€ 62,50. De bron gaf uitdrukkelijk te kennen anoniem te willen blijven.
In vervolg op de waarneming van 08 mei 2005 en de verkregen informatie hebben wij de waarneming voortge-zet van 04 juli tot en met 11 juli 2005 met als doel te onderzoeken of de heer [eiser] arbeid verricht.
We hebben gesignaleerd dat betrokkene op 4 juli, 6 juli, 7 juli en 8 juli 2005 tijdens kantooruren aanwezig is geweest bij [naam betrokken bedrjif] in Weert en [betrokken bedrijf 2] in Weert. Beide bedrij-ven zijn in bezit van de heer [naam eigenaar] en/of zijn schoonfamilie. (...) De foto’s achter in het rapport zijn foto's van het voertuig van de heer [eiser] geparkeerd bij bovengenoemde bedrijven en betrokkene die post in een brievenbus doet. Bij de foto's zijn data en tijdstippen vermeld.
Tot slot is ons tijdens de waarnemingsperiode opgevallen dat bij de heer [eiser] geen lichamelijke be-perkingen in het functioneren zijn waar te nemen. Hij gedroeg zich normaal viel niet op door eventuele lichame-lijke gebreken en stapte in en uit zijn voertuig op een vlotte en normale manier. Ook bij de waarneming tijdens het rijden in de BMW personenauto zijn zowel bij vooruit of achteruit rijden geen bijzonderheden en of belem-meringen waargenomen."
Aan het slot van het rapport staat vermeld: "Indien zich nieuwe ontwikkelingen voordoen dan zal Klaverblad Verzekeringen hiervan direct in kennis worden gesteld."
2.7. Bij brief van 29 juli 2005 is [eiser] op de hoogte gesteld van het rapport. [eiser] is vervolgens akkoord gegaan met een schikking met Klaverblad tot een bedrag van
€ 40.000,00.
2.8. Op zijn verzoek heeft [eiser] bij faxen van 10 augustus 2005 en 5 september 2005 van Klaverblad de facturen en specificaties van [Gedaagde A] ontvangen. Op de specificatie die behoort bij de factuur van 13 mei 2005 is voor zover van belang opgenomen (productie 3 van [eiser]):
"Bedoelde factuur heeft betrekking op observaties op de volgende dagen:
Donderdag 21 april 2005
Vrijdag 22 april 2005
Zaterdag 23 april 2005
Zondag 24 april 2005
Zondag 08 mei 2005
Tijdens de eerste vier dagen hebben wij op het woonadres van de heer [eiser] een man, naar alle waarschijn-lijkheid de heer [eiser] zelf, waargenomen, langdurig zittend in werkhouding achter een tafel/bureau. Daar-naast hebben wij vanuit de waarnemersposities waargenomen dat dezelfde man door het huis rondloopt."
2.9. In het rapport van [Gedaagde A] is geen melding gemaakt van de waarnemingen in de periode van 21 april 2005 tot en met 24 april 2005.
2.10. Bij brieven van 6 maart 2006 heeft de raadsvrouwe van [eiser] aan [Gedaagde A] respectievelijk [Gedaagde B] een aantal vragen omtrent het rapport en de achtergronden daarvan gesteld. Daarop is niet geantwoord.
3. De vordering
3.1. [eiser] vordert - na wijziging van eis - dat de rechtbank bij uitvoerbaar voorraad te verklaren vonnis:
voorwaardelijk
1. indien en voor zover de rechtbank [gedaagden A en B]. niet zou bevelen om het complete onderzoeksdossier in het geding te brengen, hen hoofdelijk zal veroordelen om binnen twee werkdagen na betekening van het tussen-vonnis het complete onderzoeksdossier aan [eiser] af te geven, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per dag voor iedere dag dat zij daarmee nadien in gebreke blijven;
onvoorwaardelijk
2. voor recht zal verklaren dat [Gedaagde A] een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW heeft gepleegd jegens [eiser],
3. voor recht zal verklaren dat [Gedaagde B] een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW heeft gepleegd jegens [eiser],
4. [gedaagden A en B]. hoofdelijk, met dien verstande dat door betaling van de een de ander gekweten zal zijn, zal ver-oordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.000,00 wegens immateriële schade, althans een in een goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de hierover berekende wettelijke rente ingaande 15 augustus 2006 tot dit bedrag geheel zal zijn voldaan;
5. [gedaagden A en B]. hoofdelijk, met dien verstande dat door betaling van de een de ander gekweten zal zijn, zal ver-oordelen om aan [eiser] te betalen de materiële schade die hij heeft geleden door de onrechtmatige daad, al-thans zal veroordelen tot betaling van de schade nader op te maken bij staat, althans zal veroordelen tot be-taling van een in goede justitie vast te stellen schadebedrag, alles vermeerderd met de hierover berekende wettelijke rente ingaande 15 augustus 2006 tot dit bedrag geheel zal zijn voldaan;
6. [gedaagden A en B]. hoofdelijk, met dien verstande dat door betaling van de een de ander gekweten zal zijn, zal ver-oordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Aan zijn vorderingen legt [eiser] tegen de achtergrond van de vaststaande feiten het navolgende ten grondslag.
Klaverblad heeft met een beroep op het rapport van [Gedaagde A] gesteld dat [eiser] niet arbeidsongeschikt zou zijn en zou werken. [eiser] is onder meer gesommeerd de procedure in te trekken en de kosten van [Gedaagde A] te voldoen bij gebreke waarvan Klaverblad aangifte zou doen van fraude en hem op de zwarte lijst van verzekeraars zou zetten. Mede als gevolg van zijn kwetsbare gezondheid door whiplash, is [eiser] bezweken onder de druk van Klaverblad en heeft hij ingestemd met een nadelige regeling.
Onrechtmatige daad
[Gedaagde A] heeft onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] door:
- te weigeren informatie te geven over de anonieme bron. Daarbij handelt zij in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor dat voor een onderzoeker als [Gedaagde A] geldt,
- observaties te verrichten in en rond de privé woning van [eiser] zodat de observaties niet zijn beperkt tot de openbare weg,
- foto's te nemen zonder toestemming en deze aan Klaverblad te verstrekken. Hierdoor is inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser], althans is hij in zijn persoon aangetast als bedoeld in artikel 6: 106 lid 1 sub b BW,
- het rapport is suggestief en onzorgvuldig. Zo staat in het rapport vermeld "Bij reconstructie achteraf is het mogelijk dat hij een bezoek heeft gebracht aan het postkantoor in Weert. Dit lag op de route van het object. Daarnaast verzorgt het object zelf de poststukken". Deze suggestie is niet gebaseerd op feiten. Ook is ten on-rechte geïnterpreteerd: de specificatie bij de factuur (zie onder 2.8) spreekt over een "werkhouding" waardoor het zitten aan tafel door [eiser] wordt ingekleurd op een wijze die [Gedaagde A] niet kan waarmaken. Daarbij wordt gesproken over een man, maar kon [Gedaagde A] liet weten of dat [eiser] betrof.
- [Gedaagde A] is geen medicus en/of arbeidsdeskundige. Of fysieke activiteiten bij de schuttersvereniging in overeen-stemming zijn met de gestelde mate van arbeidsongeschiktheid kan [Gedaagde A] dus niet beoordelen. Dit geldt ook voor de opmerkingen over het in- en uitstappen van de auto en het gebruik van die auto,
- in het rapport staat niets over de observaties van 21 april tot en met 24 april 2005 terwijl dat wel relevant is. [Gedaagde A] heeft meer oog gehad voor de belangen van Klaverblad en onvoldoende of geen rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van [eiser]. Door alleen gunstige waarnemingen te vermelden, handelde [Gedaagde A] onrechtmatig jegens [eiser],
- gelet op het open einde van het rapport heeft [Gedaagde A] haar onrechtmatige werkzaamheden na 13 juli 2005 niet gestaakt. Dit is opnieuw onrechtmatig jegens [eiser],
- het rapport is in strijd met de Gedragscode Expertiseorganisaties. Deze gedragscode geldt voor verzekeraars, ook voor Klaverblad. Omdat [Gedaagde A] handelde in opdracht van een aan de gedragscode gebonden verzekeraar, had [Gedaagde A] haar opdracht dienen uit te voeren met inachtneming van die gedragscode. Gewezen wordt op de eisen van een gedegen en objectief schadeonderzoek (art. 1) en dat de expertiseorganisatie zich dient te onthou-den van het verstrekken van onjuiste informatie en de opdracht zorgvuldig, discreet en naar beste weten moet uitvoeren (art. 3).
[Gedaagde B] heeft onrechtmatig gehandeld:
- door waarnemingen te verrichten die onrechtmatig waren jegens [eiser],
- als feitelijke bestuurder van [Gedaagde A]. Nu [Gedaagde A] onrechtmatig heeft gehandeld staat daarmee vast dat [Gedaagde B] onrechtmatig heeft gehandeld. [Gedaagde B] is hoofdelijk aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade.
De aard, de intensiteit, de duur en de wijze waarop [Gedaagde A] en [Gedaagde B] de waarnemingen hebben gedaan, foto's hebben gemaakt en hebben gerapporteerd, brengen met zich dat zij het recht op eerbiediging van de per-soonlijke levenssfeer van [eiser] op ernstige wijze hebben geschonden, althans daarop op onrechtmatige wijze inbreuk hebben gemaakt. In elk geval is [eiser] daardoor in zijn persoon aangetast. [Gedaagde A] kan zich niet ver-schuilen achter haar opdrachtgever daar zij als professionele organisatie een eigen verantwoordelijkheid heeft. De normen van de gedragscode beogen verzekerden als [eiser] te beschermen tegen onderzoeken die niet mi-nimaal voldoen aan de daaraan redelijkerwijs te stellen eisen. Het recht van privacy beoogt [eiser] te bescher-men tegen onrechtmatige inbreuk daarop. De overtreden normen strekken ter bescherming van het risico dat zich heeft verwezenlijkt. Aan de eis van relativiteit is dus voldaan.
De schade
[eiser] had een claim van maximaal € 21.005,00 per jaar op Klaverblad. Het schikkingsbedrag is een fractie van de claim. Zonder het rapport van [Gedaagde A] was een schikking voor een hoger bedrag bereikt (eerder was € 75.000,00 geboden) of was de procedure voortgezet met benoeming van deskundigen. Klaverblad zou veroor-deeld zijn tot betaling van een volledige of gedeeltelijke uitkering vanaf 1 september 2001. De schending van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer levert een zelfstandige grond op voor toekenning van vergoeding van immateriële schade. Bij de vaststelling van de omvang van de schade dient te worden onder-zocht hoe de procedure tegen Klaverblad zou zijn verlopen indien de onrechtmatige daad niet was gepleegd. [eiser] heeft zich begluurd gevoeld en onveilig; hij dacht dat hij psychisch ziek werd. Het was onduidelijk waarvoor hij werd geschaduwd. Het heeft tot grote spanningen geleid. De echtgenote heeft een miskraam gehad.
[eiser] heeft voorshands het causaal verband tussen de fout en zijn schade bewezen, behoudens door [gedaagden A en B]. te leveren tegenbewijs. Subsidiair meent [eiser] dat de omkeringsregel van toepassing is. [eiser] biedt aan te bewijzen dat Klaverblad op 28 april 2005 een aanbod heeft gedaan de zaak af te kopen tegen een bedrag van € 75.000,00, dat hij nog steeds 80 - 100% arbeidsongeschikt is volgens de WAZ en WAO en dat hij immateriële schade heeft geleden.
[eiser] meent dat [gedaagden A en B]. conform artikel 21 Rv het complete onderzoeksdossier in het geding dient te bren-gen. Zo zij daar zelf niet toe overgaat, verzoekt [eiser] de rechtbank uit hoofde van artikel 22 Rv dit te bevelen. Meer subsidiair vordert [eiser] dit voorwaardelijk.
4. Het verweer
4.1. [gedaagden A en B]. concludeert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eiser] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, althans hem deze zal ontzeggen, met veroordeling van hem in de kosten van deze procedure, te voldoen aan [gedaagden A en B]. binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis tegen behoorlijk bewijs van kwijting, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede met de na-kosten en de betekeningskosten in geval van betekening.
4.2. [gedaagden A en B]. voert onder meer het navolgende aan.
Onrechtmatige daad
[Gedaagde B] heeft zelf geen observaties verricht. Er is hem geen ernstig verwijt te maken als feitelijke be-stuurder zodat [Gedaagde B] geen onrechtmatige daad heeft gepleegd.
[Gedaagde A] heeft evenmin onrechtmatig gehandeld. Het toetsingskader voor particuliere onderzoeksbureaus als [gedaagde A] is de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, de Wet bescherming persoonsgegevens en de Privacy gedragscode, die als Wijziging particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus in het Staatsblad is gepubliceerd en per 1 juni 2004 geldt. De Gedragscode Expertiseorganisaties is niet van toepassing op recherchebureaus maar op de verzekeringsbranche. Bovendien is een recherchebureau niet aan te merken als een expertiseorganisatie. Een recherchebureau stelt geen omvang, oorzaken en hoogte van schade vast. Er wor-den slechts waarnemingen verricht.
Het gebruik van een anonieme bron is niet strijdig met de regelgeving. De bron heeft zich spontaan gemeld en ook [Gedaagde A] weet de naam van de bron niet. De observatie is heimelijk maar daarmee niet onrechtmatig. Ook is er geen inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] omdat de observaties alleen betrekking heb-ben gehad op gedragingen die voor iedere willekeurige buitenstaander met het blote oog waargenomen konden worden. De foto's zijn genomen van plaatsen die vanaf het publieke domein waarneembaar waren. Er zijn geen observaties uitgevoerd van situaties waarbij [eiser] aanspraak mocht maken onbevangen zichzelf te zijn. Bo-vendien geldt dat het observeren en verstrekken van de informatie aan Klaverblad niet onevenredig is nu Kla-verblad er veel belang bij heeft dat frauduleuze praktijken kunnen worden voorkomen. In dit geval had Klaver-blad ter comparitie betwist dat het ongeval had plaatsgevonden omdat [eiser] niet met de verzochte informatie over de brug kwam. Ook kwam de fysieke gesteldheid van [eiser] tijdens de comparitie niet overeen met het klachtenbeeld dat geschetst was. [eiser] deed verder een beroep op zijn bedrijfscontinuïteitpolis terwijl hij geen bedrijf meer had. Klaverblad had dus gerede twijfel over de juistheid en volledigheid van de feiten en omstan-digheden waarop [eiser] zich beriep en heeft daarin aanleiding gezien [Gedaagde A] in te schakelen.
Het rapport is suggestief noch onzorgvuldig. Het bevat de waarnemingen die gedaan zijn. Dat [eiser] geen post-stukken zou verzorgen wordt gelogenstraft door fotobladen 10,11, 12,17 en 18. De urenspecificaties maken geen onderdeel van het rapport uit en kunnen het rapport dus niet onrechtmatig maken. Er zijn bovendien ontlastende mededelingen opgenomen het rapport zoals dat [eiser] niet op een dag van de schuttersvereniging is geweest. [Gedaagde A] heeft zich beperkt tot de waarneming van fysieke activiteiten. Zij pretendeert niet arbeidsdeskundige of arts te zijn. De informatie die tussen 21 en 24 april 2005 is verkregen, had niets met het doel van de opdracht te maken en is niet in het rapport verwerkt. Het is geen ontlastende informatie.
Na 13 juli 2005 heeft [Gedaagde A] haar werkzaamheden gestaakt.
Schade
Het is de vraag of de geschonden norm (bescherming van de persoonlijke levenssfeer) wel strekt tot bescher-ming van schade die zou zijn geleden doordat frauduleuze praktijken aan het licht zijn gekomen. Dat [eiser] akkoord is gegaan met een schikking is niet aan [gedaagden A en B]. tegen te werpen. Hij kan ook niet de vordering die hij tegen Klaverblad had ingesteld incasseren bij [gedaagden A en B]. [gedaagden A en B]. neemt de verweren van Klaverblad over dat het ongeval niet heeft plaatsgevonden, dat het causaal verband tussen de vermeende arbeidsongeschiktheid en de geclaimde schade ontbreekt en dat er sprake is van beperkingen die tot arbeidsongeschiktheid leiden in de zin van de polis. Zij wenst de huisartsgegevens omdat er aanleiding is te veronderstellen dat er eerdere klachten waren. Ten slotte heeft Klaverblad op goede gronden de verzekeringsovereenkomst beëindigd zodat alleen daarom al [eiser] geen schade heeft geleden door het vermeende onrechtmatig handelen van [Gedaagde A] en [Gedaagde B]. Voor zover schade is geleden waarop aanspraak bestaat, dan is die schade vergoed in het kader van de met Klaverblad bereikte schikking. Er is geen causaal verband tussen de vermeende inbreuk en de geclaimde schade. Er sprake van eigen schuld: wie fraude pleegt, loopt de kans te worden gepakt.
Mocht er sprake zijn van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, dan is die niet dermate ernstig dat er aan-sprakelijkheid is voor immateriële schade. Het gaat bovendien enkel om psychisch onbehagen. Dat is onvol-doende. Het gevorderde bedrag is te hoog in vergelijking met vergelijkbare zaken. Bovendien is de bekendheid van de vermeende aantasting van de eer en goede naam van [eiser] beperkt gebleven tot partijen en Klaverblad. De schending van de eer en goede naam is daarnaast grotendeels te wijten aan het handelen van [eiser] zelf. Hij had maar geen fraude moeten plegen.
Ten aanzien van de gewijzigde eis stelt [gedaagden A en B]. zich op het standpunt dat een vordering op grond van 843a Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) alleen kan worden ingediend bij incidentele conclusie en niet met een vermeerdering van eis. Daar komt bij dat er helemaal geen dossier is behoudens het rapport. De twee A-viertjes met gegevens die Klaverblad heeft gezonden aan [Gedaagde A] zijn teruggestuurd. De vordering is een fishing expedition. De vordering is onnodig voor een behoorlijke rechtsbedeling. [Gedaagde A] kan alleen aan de vordering voldoen door getuigen te laten horen omdat de stukken zich bij een derde, Klaverblad, bevinden. Ze betreffen ook de relatie tussen [Gedaagde A] en Klaverblad. De exhibitieplicht gaat niet zover dat [Gedaagde A] gehouden kan worden stukken bij een derde op te vragen.
5. De beoordeling
5.1. Nu [Gedaagde A] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de gewijzigde eis zal deze worden toegestaan en daarop zal recht worden gedaan. Evenmin heeft [Gedaagde A] bezwaar gemaakt tegen de overlegging bij akte van productie 10 tot en met 17 door [eiser], terwijl ter comparitie het in het geding brengen van slechts 1 productie was toege-staan. De bedoelde productie bevindt zich tussen de stukken (productie 17). De overige stukken zijn aanvullen-de stukken ter zake van de procedure tussen [eiser] en Klaverblad bij de rechtbank 's-Gravenhage. Hoewel [eiser] zich niet heeft gehouden aan de instructie van de rechtbank, zal vanwege bovengenoemde redenen ook acht geslagen worden op de overige overgelegde stukken.
5.2. Er wordt geen aanleiding gevonden [Gedaagde A] op de voet van artikel 22 Rv op te dragen stukken in het geding te brengen die de opdracht van Klaverblad aan haar betreffen. Uit de gewijzigde eis van [eiser] wordt begrepen dat hij bedoeld heeft een incidentele vordering op de voet van 843 a Rv in te stellen. Gelet op de de-formalisering die met de invoering van het nieuwe Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is beoogd, zal de gewijzigde eis worden opgevat als een incidentele conclusie. [gedaagden A en B]. is daardoor niet geschaad, nu zij zowel ter comparitie als in haar akte op de vordering van [eiser] heeft kunnen reageren, hetgeen zij ook heeft gedaan.
In het incident
5.3. De vordering zal worden afgewezen. Artikel 843 a Rv ziet op bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser (in dit geval [eiser]) of zijn rechtsvoorgangers partijen zijn. Uit de toelichting van [eiser] ter comparitie wordt begrepen dat de vordering ziet op stukken die de rechtsbetrekking tussen [Gedaagde A] en Klaverblad betreffen. Daaruit volgt dat het niet gaat om een rechtsbetrekking waarbij [eiser] partij is. Boven-dien gaat het niet om bepaalde en met name genoemde bescheiden als bedoeld in voormeld artikel.
In de hoofdzaak
5.4. De vordering tegen [Gedaagde B] zal worden afgewezen. Na betwisting daarvan heeft [eiser] niet nader aangegeven waaruit volgt dat [Gedaagde B] observaties heeft verricht, laat staan om welke reden de door hem persoonlijk verrichtte observaties onrechtmatig waren. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat [eiser] [Gedaagde B] alleen nog als bestuurder van [Gedaagde A] aansprakelijk houdt. Nu hij niet heeft aangegeven en ook niet is gebleken waaruit het persoonlijke ernstig verwijt bestaat waardoor [Gedaagde B] als bestuurder aansprakelijk is, heeft [eiser] niet aan zijn stelplicht voldaan.
5.5. Dan rijst de vraag of [Gedaagde A] onrechtmatig heeft gehandeld. Op het handelen van [Gedaagde A] zijn behalve de algemene zorgvuldigheidsnormen die voortvloeien uit artikel 6:162 BW en de normen uit de Wet bescherming persoonsgegevens, in het bijzonder ook van toepassing de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recher-chebureaus (Wpbr) en de Privacy gedragscode.
5.6. Verder gaat het hier om een heimelijk persoonsgericht onderzoek in opdracht van Klaverblad. Uit de overeenkomst van opdracht die [Gedaagde A] met Klaverblad heeft gesloten volgt dat [Gedaagde A] rekening en verantwoor-ding verschuldigd is aan Klaverblad. [Gedaagde A] is dat niet jegens [eiser], al lijkt deze daarvan uit te gaan. Zo hoeft [Gedaagde A] geen verantwoording af te leggen aan [eiser] voor de door hem verrichtte werkzaamheden en de daar-voor in rekening gebrachte uren en kosten.
5.7. Het onderzoek bestaat uit waarnemingen. Uit het karakter van het onderzoek vloeit voort dat daarop niet van toepassing zijn de normen die gelden voor expertiseonderzoek zoals dat verricht pleegt te worden door letselschadebureaus, medisch deskundigen en arbeidsdeskundigen. Dat [Gedaagde A] de term schadeonderzoek in haar naam voert en in de omschrijving van haar bedrijf bij de kamer van koophandel staat dat zij schadeonderzoek doet, maakt dit niet anders. Beoordeeld moet namelijk worden het handelen van [Gedaagde A] naar de normen die voor het door haar gedane onderzoek in de concrete situatie gelden. Daarom gaat niet alleen de verwijzing naar de Gedragscode Expertiseorganisaties niet op, maar ook niet het beroep van [eiser] op het hoofdstuk van mr. W.M.J. Bekkers in Aspecten van aansprakelijkheid (Den Haag, 2005). In het bijzonder geldt voor onderhavig onderzoek niet de plicht tot hoor en wederhoor.
5.8. Hierna zullen de aan [Gedaagde A] verweten gedragingen afzonderlijk beoordeeld worden, voor zover deze niet reeds zijn beoordeeld.
Anonieme bron
5.9. Geoordeeld is al dat het beginsel van hoor en wederhoor in deze niet van toepassing is. Ook behoeft [Gedaagde A] geen verantwoording af te leggen aan [eiser]. Het gebruik door [Gedaagde A] van een anonieme tipgever als aanvulling op haar waarnemingen, wordt niet in strijd met de voor haar geldende normen geacht.
Inbreuk op persoonlijke levenssfeer
5.10. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt vastgesteld dat [eiser] gedurende vier dagen vanaf de weg geobserveerd is in zijn woning doordat de waarnemer van [Gedaagde A] eenmaal in de drie uur langs de woning is gereden. Daarnaast is [eiser] gedurende zes dagen door de waarnemer gevolgd van zijn wo-ning naar Weert en vice versa. Het incidenteel observeren van een persoon in zijn woning vanaf de openbare weg kan niet worden aangemerkt als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De observaties hebben alle plaatsgevonden in het publieke domein. Ter comparitie heeft [eiser] bevestigd dat hij niet is geobserveerd op een plaats waar hij er aanspraak op kon maken onbevangen zichzelf te zijn. Evenmin vormt de dynamische ob-servatie, te weten het volgen van [eiser], een onrechtmatige gedraging nu gesteld noch gebleken is dat [Gedaagde A] in strijd heeft gehandeld met de daarvoor geldende regelgeving. In het bijzonder wordt gewezen op hoofdstuk 7, paragraaf 4 van de Privacy gedragscode (bijlage 6 bij de Wijziging regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, productie 2 van [gedaagden A en B].). De duur en de intensiteit zijn dermate beperkt gebleven dat daaruit niet volgt dat [Gedaagde A] een inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser].
5.11. Als onweersproken moet worden aangenomen dat de foto's zijn genomen vanaf een plaats in het pu-blieke domein. Zij tonen niets anders dan een willekeurige voorbijganger had kunnen zien. Het aantal en het karakter van de foto's geven geen aanleiding te oordelen dat door het nemen van die foto's een ernstige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser] waardoor hij in zijn persoon is aangetast. Dat wordt niet anders omdat één van de foto's de auto van [eiser] toont op een terrein dat is voorzien van een bordje verboden toegang, zoals [eiser] ter comparitie heeft aangevoerd. Daarnaast geldt dat het heimelijk nemen van foto's op zich geen onrechtmatige daad oplevert. Ook het verstrekken daarvan aan de opdrachtgever is dat in beginsel niet. Er zijn geen of onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat dat in dit geval anders zou zijn. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de foto's door [Gedaagde A] niet zijn prijsgegeven aan de open-baarheid of anderszins zijn gebruikt (in reclame, publicaties) waardoor een inbreuk op de persoonlijke levens-sfeer van [eiser] is gemaakt ten gevolg waarvan hij in zijn persoon is aangetast.
Suggestief en onzorgvuldig rapport
5.12. De kritiek van [eiser] komt erop neer dat [Gedaagde A] suggesties heeft gedaan terwijl daar onvoldoende feitelijke basis of deskundigheid voor aanwezig was. In het bijzonder heeft hij gewezen op de zinsnede "Bij reconstructie achteraf is het mogelijk dat hij een bezoek heeft gebracht aan het postkantoor in Weert. Dit lag op de route van het object. Daarnaast verzorgt het object zelf de poststukken". Niet valt in te zien dat deze sugges-tie niet door voldoende feiten is geschraagd. Zo is waargenomen dat [eiser] op maandag 4 juli om 8:50 en om 17:01 enkele enveloppen in een brievenbus heeft gedaan, eenmaal vlakbij huis en eenmaal vlakbij [naam betrokken bedrjif]. Ook op woensdagochtend 6 juli is waargenomen dat [eiser] tot tweemaal toe enkele enveloppen in een brieven-bus heeft gestopt. Als de waarnemer [eiser] aan het eind van die dag een halfuur uit het oog is verloren en de mogelijkheid oppert dat [eiser] in de tussentijd mogelijk een bezoek heeft gebracht aan een postkantoor, kan dus niet staande worden gehouden dat dat een uit de lucht gegrepen suggestie is. Ook na 6 juli 2005 is nog een-maal gezien dat [eiser] enveloppen in een brievenbus doet, nadat hij bij [naam betrokken bedrjif] was geweest.
5.13. Een ander bezwaar van [eiser] ziet op de omschrijving op een specificatie van [Gedaagde A]. Vooropgesteld wordt dat de specificatie niet bestemd was voor [eiser] en hij daaraan ook geen rechten kan ontlenen. Los hier-van kan aan [eiser] worden toegegeven dat het interpreteren van observaties verdergaat dan alleen observeren, hetgeen [Gedaagde A] was opgedragen. De interpretatie "werkhouding" aan een bepaalde manier van langdurig zitten aan een tafel/bureau overschrijdt echter niet de zorgvuldigheidnormen die [Gedaagde A] jegens [eiser] in acht behoort te nemen. Daarvoor is redengevend dat enerzijds aan de term "werkhouding" mede een feitelijke betekenis toe-komt en anderzijds dat de interpretatie niet onbegrijpelijk is. Aan de stelling dat onzorgvuldig is dat [Gedaagde A] de geobserveerde man vermoedelijk [eiser] noemt, wordt voorbijgegaan. Het moet er voor worden gehouden dat [Gedaagde A] in april 2005 [eiser] niet kende maar diens adres wel. Het vermoeden dat de man die gedurende vier dagen in de woning op dat adres aanwezig was, [eiser] was, was gerechtvaardigd.
5.14. Dat [Gedaagde A] observaties over fysieke activiteiten heeft opgenomen in haar rapport, is evenmin onzorg-vuldig te achten. In de opdracht aan [Gedaagde A] lag besloten dat Klaverblad wilde weten of uit het gedrag van [eiser] kon worden afgeleid dat hij inderdaad arbeidsongeschikt was wegens whiplash. Voor [Gedaagde A] en voor elke andere leek op medisch terrein moet duidelijk zijn dat het bewegingspatroon in zo'n geval van belang is. Derhalve ook de observatie dat er geen belemmeringen of bijzonderheden zijn opgevallen aan dat bewegingspatroon. Voor het observeren van het bewegingspatroon van iemand zoals in onderhavige geval door [Gedaagde A] is gebeurd, is boven-dien geen medische deskundigheid vereist. Opmerking hierbij verdient nog dat [Gedaagde A] niet heeft geconcludeerd dat [eiser] niet arbeidsongeschikt was.
5.15. Voor de stelling dat [Gedaagde A] verzuimd heeft de observaties in de periode van 21 april tot en met 24 april 2005 in het rapport op te nemen en dat dit een onrechtmatige daad jegens [eiser] oplevert, heeft [eiser] aange-voerd dat [Gedaagde A] ten onrechte alleen gunstige informatie heeft opgenomen. Ter comparitie heeft hij nog aange-voerd dat een rapport met de bewuste informatie voor hem een gunstiger uitgangspositie had betekend in de onderhandelingen met Klaverblad.
5.16. In haar verhouding tot haar opdrachtgever Klaverblad behoefde [Gedaagde A] de bewuste informatie niet op te nemen. Bovendien staat vast dat Klaverblad door [Gedaagde A] op de hoogte is gesteld van de bevindingen in genoem-de periode. Het gaat daarnaast niet om informatie die veel toe- of afdoet aan de overige waarnemingen. Onjuist is in elk geval dat het informatie betreft die louter ongunstig voor Klaverblad en gunstig voor [eiser] is. Gezien is immers dat [eiser] in zijn woning langdurig aan tafel/bureau zat "in werkhouding". Gelet op het feit dat [[eiser]] als beroep administratie-controller had opgegeven en ook als zelfstandige had gewerkt, valt niet in te zien dat het ontlastende informatie betreft.
5.17. Juist omdat Klaverblad ook van deze observaties op de hoogte was, valt voorts niet in te zien dat [eiser] een gunstiger positie tegenover Klaverblad zou hebben kunnen innemen, ware hij op de hoogte geweest van de observaties in de periode van 21 april tot en met 24 april 2005. Al aangenomen dat dat toch het geval zou zijn, dan levert dit onvoldoende op om een onrechtmatige daad van [Gedaagde A] jegens [eiser] aan te nemen. De wij-ze waarop het rapport door Klaverblad is gebruikt, waaronder mede valt het toezenden ervan aan [eiser], en de reactie daarop van [eiser], is niet aan [Gedaagde A] toe te rekenen.
5.18. Nadat [Gedaagde A] heeft betwist dat zij na 13 juli 2005 nog werkzaamheden voor Klaverblad heeft verricht, is [eiser] daarop niet meer teruggekomen. Dat [Gedaagde A] na die datum onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, kan dan ook niet worden aangenomen.
Opdracht weigeren
5.19. Ter comparitie heeft [eiser] in aanvulling op de overige verwijten [Gedaagde A] verweten dat zij ten onrechte de opdracht van Klaverblad niet heeft geweigerd. Volgens [eiser] dient [Gedaagde A] bij het aannemen van opdrachten een proportionaliteits- en subsidiariteitstoets aan te leggen. Indien [Gedaagde A] die zou hebben aangelegd, aldus [eiser], zou [Gedaagde A] de opdracht hebben moeten weigeren.
5.20. In onderhavige geval heeft Klaverblad, een professioneel verzekeringsbedrijf, [Gedaagde A], een commerci-eel recherchebureau, opdracht gegeven waarnemingen uit te voeren. Volgens [Gedaagde A] was dit naar aanleiding van de volgende feiten, die aan haar zijn medegedeeld: [eiser] heeft, ondanks de uitdrukkelijke opdracht van recht-bank Den Haag, ter comparitie geen stukken overgelegd die betrekking op het ongeval hadden. Daarnaast was [eiser] ter comparitie gekleed in een pak, hij had een aktetas bij zich en reed in een BMW. [eiser] maakte ter comparitie fysiek een fitte indruk, althans niet de indruk aan de aandoeningen te leiden die hij in de procedure stelde. Ten slotte bestond onduidelijkheid over de vraag in hoeverre de bedrijven van [eiser] nog bestonden op de datum ongeval. Dit was voor Klaverblad van belang omdat zij ervan uitging dat [eiser] ook uitkeringen ver-langde uit een bedrijfscontinuïteitpolis. Een en ander heeft bij Klaverblad geleid tot gerede twijfel aangaande de feiten waarop [eiser] zich in de procedure beriep en die tot uitkering moesten leiden van de verzekeringspen-ningen.
5.21. Gelet hierop valt niet in te zien om welke reden [Gedaagde A] de opdracht had dienen te retourneren. Het voert te ver om van een bedrijf als dat van [Gedaagde A] te vergen dat zij, voordat zij een opdracht aanneemt, eerst zelfstandig gaat onderzoeken of en in hoeverre de twijfels van de opdrachtgever feitelijk gerechtvaardigd zijn. Als commercieel bedrijf hoefde zij evenmin Klaverblad te wijzen op alternatieven, zo die er waren. Opmerking verdient hierbij nog dat het een verzekeraar vrij staat ter voorkoming van verzekeringsfraude een heimelijk per-soonsgericht onderzoek te entameren als bij haar gerede twijfel bestaat ten aanzien van de juistheid van de feiten op grond van welke uitkering wordt verlangd.
5.22. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat alle aangevoerde grondslagen voor onrechtmatige daad falen. Aan een beoordeling van de schade, het causaal verband en (schending van) de relativiteitsnorm wordt dus niet meer toegekomen. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
5.23. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld, waaronder de gevor-derde nakosten. De proceskosten aan de zijde van [Gedaagde A] worden begroot op:
- explootkosten € 0,00
- vast recht 248,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.130,00 (2,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.378,00
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1. wijst de vordering af,
in hoofdzaak
6.2. wijst de vorderingen af,
6.3. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden A en B]. tot op heden begroot op € 1.378,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
14 dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4. veroordeelt [eiser] in de nakosten aan de zijde van [gedaagden A en B]. begroot op een bedrag van € 131,00, dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, een bedrag van
€ 199,00,
6.5. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Vergunst, K.H.A. Heenk en Th.C.M. Willemse en in het openbaar uitge-sproken op 9 mei 2007.
?