ECLI:NL:RBZUT:2007:BB1468

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/2207 VEROR
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afsluiting van de Brouwersteeg te Harderwijk en de rechtmatigheid van het verkeersbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 augustus 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma (vof) te Harderwijk en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk. De zaak betreft de rechtmatigheid van een verkeersbesluit van 14 maart 2006, waarbij besloten is om de Brouwersteeg in Harderwijk af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer, met uitzondering van (brom-)fietsers. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders op goede gronden het verkeersbesluit heeft gehandhaafd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit betrekking heeft op de afsluiting van de Brouwersteeg, die een smalle straat is zonder trottoir. De rechtbank overweegt dat de afsluiting noodzakelijk is vanwege de verkeersveiligheid en de verwachte toename van fietsverkeer. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit, omdat zij van mening is dat de afsluiting haar belangen schaadt, met name voor het snel kunnen vervoeren van producten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de nadelige gevolgen van de verkeersmaatregel in beginsel voor rekening van betrokkenen behoren te blijven en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar situatie zodanig zwaar is getroffen dat het nadeel niet ten laste van haar behoort te blijven.

De rechtbank concludeert dat de belangenafweging van het college van burgemeester en wethouders niet onevenwichtig is en dat er geen aanleiding is om het bestreden besluit te vernietigen. De rechtbank heeft geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, en de uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 06/2207 VEROR
Uitspraak in het geding tussen:
[eisende vof]
te Harderwijk,
eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 22 augustus 2006.
2. Feiten
Bij verkeersbesluit van 14 maart 2006 (gepubliceerd op 6 april 2006) heeft verweerder besloten tot afsluiten van de Brouwersteeg te Harderwijk, met uitzondering van (brom-)fietsers, door het plaatsen van een uitneembare fysieke belemmering op de weg aan de Smeepoortstraatzijde van de Brouwersteeg.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 15 april 2006 bezwaar gemaakt.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het verkeersbesluit gehandhaafd.
3. Procesverloop
Namens eiser heeft mr. P.F. Passchier beroep ingesteld op de in het beroepschrift aangevoerde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend. Verweerder heeft zijn standpunt schriftelijk nader toegelicht.
Het beroep is behandeld ter zitting van 15 mei 2007, waar namens eiser [naam] is verschenen, bijgestaan door mr. Passchier voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A.W. Walhof.
4. Motivering
Ter beoordeling ligt voor of verweerder op goede gronden het verkeersbesluit van 14 maart 2006 heeft gehandhaafd.
Ingevolge artikel 15, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat het bestreden besluit betrekking heeft op de afsluiting van de Brouwersteeg en dat het eenrichtingverkeer in de Smeepoortstraat reeds bij verkeersbesluit van 23 januari 2001 is opgeheven en dat dit besluit thans derhalve niet ter beoordeling van de rechtbank kan staan.
Verweerder heeft het onderhavige verkeersbesluit genomen omdat de Brouwersteeg, een smalle straat van gemiddeld 4 meter breed waar geen trottoir is omdat de gevels van de huizen zich direct aan de straat bevinden, minder geschikt is voor de afwikkeling van het autoverkeer uit de binnenstad en wel met name voor vrachtauto’s. Omdat deze steeg daarnaast veel gebruikt wordt door fietsers vanuit de omringende wijken en het aantal fietsers toe zal nemen doordat in 2007 de nieuwe fietsbrug over de A28 gerealiseerd gaat worden, heeft verweerder ervoor gekozen om het gemotoriseerd verkeer in de steeg te weren. Hiertoe heeft verweerder gekozen voor een fysieke afsluiting van de Brouwersteeg, bestaande uit twee uitneembare paaltjes aan de zijde van de Smeepoortstraat. Verweerder heeft aangevoerd dat tot deze beslissing is gekomen, doordat vanwege een brand in 1998 de Brouwersteeg langdurig afgesloten is geweest. Voorts heeft verweerder overwogen dat in de Smeepoortstraat enige tijd een verkeersbord D5 heeft gestaan (gebod volgen rijrichting op het bord), maar omdat het bord geen functie had is het weer verwijderd. Met de afsluiting van de Brouwersteeg komt het eenrichtingverkeer in de Smeepoortstraat definitief te vervallen.
Eiseres heeft aangevoerd dat, als met name de verwachte toename van fietsverkeer ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, dit met concrete gegevens dient te worden onderbouwd. Voorts is de Brouwersteeg sinds de brand niet volledig afgesloten geweest, waardoor het tweerichtingverkeer in de Smeepoortstraat beperkt is gebleven. Voor eiseres is het van belang dat producten snel vervoerd kunnen worden. Het tweerichtingverkeer heeft dit vervoer, zeker nu vervoer via de noordzijde vanwege fileproblemen geen optie is, bemoeilijkt. Daarnaast stelt eiseres dat met het tweerichtingverkeer de veiligheid van het winkelend publiek in geding is, nu de Smeepoortstraat te smal is voor passerende vrachtwagens.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Vooropgesteld dient te worden dat het treffen van een verkeersmaatregel als de onderhavige als een normaal maatschappelijke ontwikkeling moet worden beschouwd, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd, en dat de nadelige gevolgen van een dergelijke maatregel in beginsel voor rekening van betrokkenen behoren te blijven. Dat neemt niet weg dat zich feiten en/of omstandigheden kunnen voordoen waardoor een individueel belang ten gevolge van een dergelijke maatregel zodanig zwaar wordt getroffen dat het uit die maatregel voortvloeiende nadeel redelijkerwijs niet ten laste van betrokkenen dient te blijven. Dat sprake is van een dergelijke situatie dient in beginsel door betrokkenen aannemelijk te worden gemaakt.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat voor eiseres een situatie als voormeld is ontstaan. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat van de door verweerder gemaakte afweging van de belangen van verkeersveiligheid ter plaatse, gelet op de inrichting van de Brouwersteeg en de Smeepoortstraat, niet kan worden gezegd dat deze dermate onevenwichtig is, dat de uitkomst ervan om die reden als kennelijk onredelijk moet worden gekwalificeerd. Voorts is op grond van het verhandelde ter zitting komen vast te staan dat eiseres weliswaar vanwege het voorkomen van verkeersoverlast in de Smeepoortstraat - wat daar verder ook van zij - de voorkeur heeft voor vervoer langs de Brouwersteeg, maar dat vervoer langs de Vitringasingel in ieder geval ook tot de mogelijkheden behoort.
Gelet op het voorgaande bestaat er geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten
5. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.M.L.A.T. Doll en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2007 in tegenwoordigheid van M.G. van Engelen als griffier.