ECLI:NL:RBZUT:2007:BA7641

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
20 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460652-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Borgerhoff Mulder
  • A. van der Hooft
  • J. Lucassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van poging tot doodslag met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 juni 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in Afghanistan en woonachtig in Nederland, werd ervan beschuldigd op 1 december 2006 in Harderwijk samen met een mededader een slachtoffer met een mes te hebben gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, na een woordenwisseling, telefonisch contact had gezocht met zijn mededader en vervolgens het slachtoffer meerdere keren in het hoofd had gestoken, terwijl zijn mededader het slachtoffer vasthield. Dit leidde tot aanzienlijke verwondingen bij het slachtoffer, die veel ernstiger hadden kunnen zijn. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was geweest. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en kende een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij van € 750,--. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De vordering van de benadeelde partij voor materiële schade werd niet-ontvankelijk verklaard, maar de immateriële schadevergoeding werd toegewezen. De rechtbank legde ook een verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460652-06
Uitspraak d.d.: 20 juni 2007
Tegenspraak/ oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Afganistan) op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 maart 2007 en 6 juni 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 01 december 2006 in de
gemeente Harderwijk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander en/of alleen, (telkens) opzettelijk [slachtoffer]
van het leven te beroven, (telkens) met dat opzet meermalen, althans eenmaal,
die [slachtoffer] met (een) mes(sen), althans met (een) scherp(e) en/of puntig
voorwerp(en), in de rug(streek) en/of in de maagstreek en/of het hoofd,
althans het lichaam, heeft gestoken en/of gestoten en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 01 december 2006 in de
gemeente Harderwijk, tezamen en in vereniging, en/of alleen, (telkens) aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (diverse (diepe)
steekwonden), heeft toegebracht, door deze [slachtoffer] (telkens) opzettelijk
meermalen, althans eenmaal, met (een) mes(sen), althans met (een) scherp en/of
puntig voorwerp(en),in de rugstreek en/of in de maagstreek en/of het hoofd,
althans het lichaam, te steken en/of te stoten en/of te snijden ;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 01 december 2006 in de
gemeente Harderwijk,
tezamen en in vereniging, en/of alleen, (telkens) ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
(telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met
dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans
een scherp en/of puntig voorwerp in de rug en/of de maagstreek en/of het
hoofd, althans het lichaam, heeft gestoken/gestoten en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 01 december 2006 in de gemeente Harderwijk met een ander
of anderen, op of aan de openbare weg, Rabbisstraat, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, met (een)
mes(sen), althans met (een) scherp en/of puntig voorwerp(en), in het hoofd
en/of in de maagstreek en/of in de rugstreek, althans in het lichaam van die
[slachtoffer] steken en/of stoten;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 december 2006 te Harderwijk tezamen en in vereniging met
een ander of anderen en/of alleen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer]
meermalen, althans eenmaal,
- in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt (terwijl deze [slachtoffer] op de grond lag),
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Ter terechtzitting van 13 maart 2007 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd van het onder 2 ten laste gelegde feit. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat zij het feitencomplex dat onder 2 ten laste is gelegd beschouwt als opgaand in het onder 1 tenlastegelegde. Ook de raadsvrouw van verdachte heeft tot vrijspraak geconcludeerd, onder verwijzing naar hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat het bewijs voor het onder 2 tenlastegelegde niet aan wettige bewijsmiddelen kan worden ontleend. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
In de ter terechtzitting van 13 maart 2007 overgelegde en voorgedragen pleitnotitie heeft de raadsvrouw het verweer gevoerd dat er geen sprake is geweest van medeplichtigheid aan het onder 1 tenlastegelegde, daarbij verwijzende naar de tenlastelegging.
Gezien het onder 1 aan verdachte ten laste gelegde en de op pagina 4, derde alinea, van de pleitnotitie vermelde uiteenzetting, heeft de raadsvrouw kennelijk willen betogen dat er geen sprake is geweest van medeplegen van het onder 1 ten laste gelegde.
Ter terechtzitting van 6 juni 2007 heeft de verdachte wederom een bekennende verklaring afgelegd dat hij op 1 december 2006 met een zakmes met een uitgeklapte schroevendraaier in zijn hand het slachtoffer op het hoofd heeft geslagen.
De rechtbank is op grond van de bekennende verklaring van de verdachte tegenover de politie en ter terechtzitting van 13 maart 2007 en 6 juni 2007 en de overige in het dossier aanwezige stukken van oordeel dat er sprake is geweest van medeplegen van het onder 1 primair ten laste gelegde. Terwijl zijn mededader het slachtoffer vasthield heeft verdachte met de uitgeklapte schroevendraaier in zijn hand op het hoofd van het slachtoffer geslagen en daarna heeft zijn mededader het slachtoffer ook nog met een mes meermalen in de rug gestoken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 1 december 2006 in de gemeente Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer]
van het leven te beroven, met dat opzet meermalen die [slachtoffer] met een mes of puntig
voorwerp, in de rug(streek) en/of het hoofd, gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
1 primair: medeplegen van poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte en zijn mededader op een zeer ernstige wijze inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Verdachte heeft na een woordenwisseling met het slachtoffer telefonisch contact gezocht met zijn latere mededader met het verzoek om hulp. Verdachte heeft vervolgens het slachtoffer een aantal keren in het hoofd gestoken, terwijl zijn medeverdachte op dat moment het slachtoffer vasthield. Daarna heeft zijn medeverdachte het slachtoffer meermalen met een mes in de rug gestoken. Het toebrengen van de steken heeft bij het slachtoffer aanzienlijke verwondingen veroorzaakt en de gevolgen hadden veel ernstiger kunnen zijn. Dat het bij deze verwondingen is gebleven, is een omstandigheid die niet aan verdachte te danken is.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat hij uit angst naïef heeft gehandeld door zijn mededader op te bellen voor hulp. Voorts laat de rechtbank meewegen dat verdachte, in tegenstelling tot zijn mededader, verantwoording heeft genomen voor zijn handelen, diens jeugdige leeftijd en het gegeven en dat hij zich schaamt voor wat hij heeft gedaan. Dit alles rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank dat een lagere straf wordt opgelegd dan de straf die de officier van justitie heeft geëist.
Teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan het plegen van een soortgelijk feit, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.050,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij wat betreft de materiële schadevergoeding geen onderbouwing heeft gegeven van de door hem geleden schade en acht dat gedeelte van de vordering niet eenvoudig van aard, zodat de vordering van de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag, terwijl verdachte naar burgerlijk recht voor deze immateriële schade aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 45, 47 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 750,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2006.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 750,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 15 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Van der Hooft en Lucassen, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juni 2007.