ECLI:NL:RBZUT:2007:BA6038

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460068-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Lucassen
  • M. Krijger
  • F. Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in trein met levensgevaar voor passagiers

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 30 mei 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 december 2006 op het spoorwegtraject van Zwolle tot en met Putten opzettelijk brand heeft gesticht in een rijdende trein. De verdachte heeft met een aansteker een sigarettenpakje in brand gestoken en dit in een prullenbak gegooid, terwijl hij zich bewust was van de brandbare stoffen die zich in de prullenbak bevonden. Hierdoor ontstond er brand in de trein, wat leidde tot gemeen gevaar voor de passagiers en het NS-personeel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een werkstraf van 240 uur opgelegd, met vervangende hechtenis van 120 dagen indien deze niet naar behoren werd verricht, en een leerstraf van 28 uur met vervangende hechtenis van 14 dagen. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blanco strafblad, maar vond de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving zwaarwegend. De NS Reizigers werd als benadeelde partij erkend en de rechtbank kende een schadevergoeding van € 50.000 toe, die de verdachte diende te betalen. De rechtbank oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij ontvankelijk was, omdat deze eenvoudig van aard was en voldoende aannemelijk gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460068-07
Uitspraak d.d.: 30 mei 2007
tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats]
thans gedetineerd in Huis van Bewaring te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 december 2006 op het spoorwegtraject van Zwolle tot en
met Putten, althans in Nederland, opzettelijk brand heeft gesticht in/op/aan
een (rijdende) trein, immers heeft verdachte toen aldaar
opzettelijk een of meer voorwerpen in voornoemde trein met de vlam van een
aansteker aangestoken,
in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer
voorwerpen, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan de trein en/of de zich daarin bevindende goederen geheel
of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde trein en/of de zich daarin
bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de passagiers
en/of het NS personeel in die trein, in elk geval levensgevaar en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 1 december 2006 op het spoorwegtraject van Zwolle tot en
met Putten, althans in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk
onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam brand heeft gesticht
in/op/aan een (rijdende) trein,
immers heeft verdachte toen aldaar een of meer voorwerpen in voornoemde trein
met de vlam van een aansteker aangestoken,
in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht met een of meer voorwerpen,
althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat de trein
en/of de zich daarin bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde trein en/of de zich daarin
bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de passagiers
en/of het NS personeel in die trein, in elk geval levensgevaar en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
art 158 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 158 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 december 2006 op het spoorwegtraject van Zwolle tot en
met Putten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een koffer met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 01 december 2006 op het spoorwegtraject Zwolle tot en met
Putten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een koffer met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer ], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn
mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als vinder(s), onder zich
had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan. De medereiziger van verdachte, [naam medereiziger], trof de achtergelaten koffer aan en nam deze mee naar het compartiment waar verdachte zich bevond. [naam medereiziger] was niet van plan de koffer ten behoeve van de eigenaar onder zich te houden of af te geven maar heeft deze geopend. Hiermee gedroeg hij zich al zodanig als heer en meester dat naar het oordeel van de rechtbank op dat moment al sprake was van een voltooide diefstal. Tot dat moment was er geen zodanige nauwe samenwerking en betrokkenheid van verdachte dat gesproken kan worden van medeplegen. De latere betrokkenheid van verdachte bij het gestolene maakt dit niet anders.
De verdachte behoort hiervan dan ook te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 01 december 2006 op het spoorwegtraject van Zwolle tot en
met Putten opzettelijk brand heeft gesticht in een (rijdende) trein, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een voorwerp in voornoemde trein met de vlam van een
aansteker aangestoken, ten gevolge waarvan de trein en de zich daarin bevindende goederen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde trein en de zich daarin bevindende goederen, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de passagiers en het NS personeel in die trein te duchten was.
De raadsman heeft verweer gevoerd en gesteld dat er geen sprake is van opzettelijke brandstichting en dat hooguit culpose veroorzaking van brand kan worden aangenomen. Hij betwist dat sprake was van voorwaardelijke opzet bij verdachte om brand te stichten. Immers, zo stelt hij, verdachte had het sigarettenpakje dat hij in brand had gestoken uitgetrapt om brand te voorkomen.
De rechtbank verwerpt het verweer. Redengevend hiertoe is het volgende.
Verdachte heeft zijn brandende sigaret in een leeg bakje gegooid, het papier van de binnenzijde van het pakje aangestoken en het pakje vervolgens dichtgedaan. Hij heeft het pakje op de grond gegooid, er op getrapt en het, terwijl hij zag dat er nog rook uit het pakje kwam, in de prullenbak gegooid. Direct hierna heeft verdachte een handvol kledingstukken in de prullenbak gestopt. Kort daarvoor had verdachte onder meer flesjes parfum en deodorant, waarvan algemeen bekend is dat deze vluchtige en brandbare stoffen kunnen bevatten, in dezelfde prullenbak gedaan.
Verdachte had zich er niet alleen bewust van behoren te zijn dat in deze situatie brand kon ontstaan, maar ook dat het voor de hand lag dat dit zou gebeuren. Hij heeft zich er toen onvoldoende van verzekerd dat het vuur volledig was gedoofd en geen kwaad meer kon.
Integendeel, hij is de trein uitgestapt onder de woorde “er hangt wel veel rook daar”.
Door zo te handelen heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er brand in de trein zou ontstaan en is er sprake van opzettelijke brandstichting.
Voorts betwist de raadsman dat er levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de passagiers en het NS personeel in de trein te duchten was. Hij stelt hiertoe dat er weinig reizigers in de trein waren en dat het personeel ervoor zorgde dat iedereen in de trein tijdig was gewaarschuwd. Deze stelling kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen. Dat er uiteindelijk niet direkt sprake is geweest van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank niet gelegen is geweest in het gedrag van de verdachte, betekent niet dat dit gevaar niet te duchten was. Gelet op de uiteindelijke omvang van de brand, de snelheid waarmee het vuur zich uitbreidde en de omstandigheid dat zich in de rijdende trein mensen bevonden, is de rechtbank van oordeel dat dit gevaar wel degelijk te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier heeft 18 maanden gevangenisstraf gevorderd waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast heeft hij een werkstraf van 240 uur gevorderd, te vervangen door 120 dagen hechtenis en een taakstraf Alcohol en Delinquentie van 28 uur te vervangen door 14 dagen hechtenis.
De raadsman stelt dat een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek op zijn plaats is voor het onder feit 1 subsidiaire tenlastegelegde en een werkstraf in verband met de verduistering van de koffer met inhoud, waarbij hij stelt dat 240 uur werkstraf te veel is. Voorts stelt hij een leerstraf alcohol voor.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf bestaande uit een werkstraf en leerstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte tijdens de treinrit voor anderen gevaarlijk en hinderlijk gedrag heeft vertoond en dat tengevolge van het feit verontwaardiging en onrust in de samenleving is ontstaan. Voor veel reizigers is bovendien oponthoud ontstaan. De NS zijn ernstig financieel gedupeerd.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte, een bijna blanco strafblad heeft, hij veel spijt heeft betuigd op de zitting, de kans op recidive laag is blijkens het voorlichtingsrapport van 10 mei 2007 van Stichting CAD te Zwolle en hij naar alle waarschijnlijkheid gedurende vele jaren de financiële consequenties van zijn daad in verband met de te betalen schadevergoeding aan de NS zal ondervinden. Bovenstaande zal – mede gelet op de vrijspraak onder 2 - leiden tot het opleggen van een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, onder meer hieruit bestaande dat het daadwerkelijk uit te zitten deel van de gevangenisstraf vergeleken met de eis zal worden bekort met ongeveer twee maanden. De rechtbank volgt de eis van de officier van justitie ten aanzien van de werkstraf en de leerstraf.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij NS Reizigers heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 50.000,= gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde. Blijkens het voegingsformulier betreft bovengenoemd bedrag het eigen risico van de cascoverzekering is de schadeschatting materieel voor de NS € 750.000,=.
De officier van justitie heeft verzocht deze vordering toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel op te leggen waarbij de maximale vervangende hechtenis van een jaar wordt opgelegd.
De raadsman stelt dat deze vordering niet eenvoudig van aard is zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in diens vordering dient te worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij ontvankelijk is in diens vordering omdat de vordering eenvoudig van aard is. Immers uit de door de NS overgelegde stukken blijkt een eigen risico van € 50.000,= per gebeurtenis ten aanzien van de Casco verzekering Rollend materieel waarbij NS Reizigers B.V. verzekeringnemer is. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 50.000,= (het eigen risico) gelet op het dossier voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
Gelet op het bovenstaande komt de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor en zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
De schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank niet opleggen nu de NS een organisatie is die, naar mag worden aangenomen, voldoende middelen heeft om het toegewezen bedrag te (doen) innen. Bovendien is het, gelet op het inkomen van verdachte zoals dit tijdens de zitting is gebleken, niet te verwachten dat binnen afzienbare termijn het verschuldigde zal zijn voldaan. Veeleer is te verwachten dat de betaling jaren zal vergen. Tegen deze achtergrond bestaat het risico dat de vervangende hechtenis in feite zal neerkomen op een extra gevangenisstraf waarbij bovendien de inlossing
van de schuld een aanzienlijke periode zal stagneren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde onder feit 1 heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 14 (veertien) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
en
een leerstraf te weten taakstraf Alcohol en Delinquentie (TAD) gedurende 28 (achtentwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 14 dagen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij NS Reizigers ([adres, postcode, plaats], reknr. [cijfers]), van een bedrag van € 50.000,=, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. Lucassen, voorzitter, mrs. Krijger en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. Steenweg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2007.
Mr. Follender Grossfeld en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.