ECLI:NL:RBZUT:2007:BA5938

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460071-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Hödl
  • A. Hemrica
  • J. Lucassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met bedreiging met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 mei 2007 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld. De feiten vonden plaats op 4 februari 2007 te Harderwijk, waar de verdachte samen met een mededader een inbraak in een bedrijfspand aan de Daltonstraat 17 poogde te plegen. De verdachte heeft geprobeerd om geld en goederen van het transportbedrijf Ploeger te stelen, waarbij hij een ruit van het pand heeft ingeslagen met een ijzeren buis. Tijdens deze poging heeft hij een getuige bedreigd met geweld door hem een ijzeren buis te tonen en dreigende woorden te uiten.

De rechtbank heeft op basis van de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte op het moment van de aanhouding geen aannemelijke verklaring kon geven voor zijn aanwezigheid ter plaatse. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor de poging tot diefstal, maar sprak hem vrij van een tweede ten laste gelegd feit. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het gepleegde feit.

De rechtbank heeft daarnaast besloten dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een koevoet en hengelstokken, onttrokken worden aan het verkeer, terwijl andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460071-07
Uitspraak d.d.: 25 mei 2007
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode,plaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2007.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
De rechtbank heeft het verzoek om opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 februari 2007 te Harderwijk ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een bedrijfspand (gelegen aan de Daltonstraat 17), weg te nemen geld
en/of goed(eren) van verdachtes en/of diens mededader(s) gading, geheel of ten
dele toebehorende aan transportbedrijf Ploeger, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat
weg te nemen geld en/of goed(eren) van verdachte en/of diens mededader(s)
gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming,
- zich op het terrein van voornoemd bedrijfspand heeft begeven en/of
- een ruit van voornoemd bedrijspand heeft ingeslagen met een ijzeren buis,
althans een daarop gelijkend hard voorwerp, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij verdachte en/of diens mededader(s) opzettelijk dreigend een ijzeren buis,
althans een daarop gelijkend hard voorwerp aan die [slachtoffer] heeft getoond
en/of (daarbij) deze [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd:
"Je moet niet achter mij aanlopen want dan heb je zodadelijk die buis in je
nek liggen" en/of "Donder op, anders douw ik die pijp in je hol",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Incidenten 1 en 3)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 4 februari 2007 te Harderwijk [voorletters slachtoffer]. [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een ijzeren buis,
althans een daarop gelijkend hard voorwerp aan die [slachtoffer] getoond en/of
(daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd:
"Je moet niet achter mij aanlopen want dan heb je zodadelijk die buis in je
nek liggen" en/of "Donder op, anders douw ik die pijp in je hol",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 4 februari 2007 te Harderwijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een vrachtauto met oplegger (merk:
DAF) en/of geld en/of goederen van verdachtes en/of zijn mededader(s) gading,
geheel of ten dele toebehorende aan Ploeger Transport B.V., in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij
de toegang tot die vrachtauto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld
en/of goederen van verdachtes en/of zijn mededader(s) gading onder zijn/hun
bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een
of meer van zijn mededader(s), althans alleen
een ruit van die vrachtauto hebben/heeft ingeslagen en/of geforceerd en/of
(vervolgens) de bedrading van de stuurkolom en/of het stuurslot van die
vrachtauto hebben/heeft geforceerd en/of losgerukt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Incident 2)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Het dossier bevat geen aanwijzingen die erop wijzen dat verdachte bij het plegen van dit feit betrokken is geweest. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Overweging inzake het bewijs
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman voor zover dit betreft de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, omdat dit verweer niet is onderbouwd.
De rechtbank overweegt, naar aanleiding van de door en namens verdachte aangevoerde bewijsverweren, dat uit de bewijsmiddelen ondermeer het volgende naar voren komt:
1. dat de Politie Noord- en Oost-Gelderland, team Harderwijk op zondag 4 februari 2007 omstreeks 00:25 uur de melding kreeg dat er een poging inbraak had plaatsgevonden bij een transportbedrijf genaamd Ploeger, gelegen aan de Daltonstraat te Harderwijk;
2. dat ter plaatse gekomen personeel van het beveiligingsbedrijf MPL door een manspersoon is bedreigd met een ijzeren staaf;
3. dat nadien plotsklaps een kleine rode personenauto kwam aanrijden, waar de man in stapte, en die wegreed in de richting van de Lorentzstraat,
4. dat het industrieterrein in Harderwijk, waar de Daltonstraat is gelegen, slechts via drie wegen kan worden verlaten;
5. dat door drie politievoertuigen de plaats van de melding werd benaderd vanuit drie verschillende richtingen en dat door twee van hen geen kleine rode personenauto werd gezien;
6. dat verbalisanten reden in de richting van het industrieterrein en ter hoogte van het Golden Tulip conferentiecentrum “De Beyard”, Harderwijkerweg 497 te Hulshorst, vanuit de richting Harderwijk een personenauto met hoge snelheid zagen naderen;
7. dat het een klein model personenauto betrof, rood van kleur;
8. dat verbalisanten gekeerd zijn en de personenauto zijn gevolgd;
9. dat de personenauto ongeveer 120 kilometer per uur reed, terwijl een snelheid van maximaal 80 kilometer per uur was toegestaan;
10. dat verbalisant [naam 1] de bestuurder, die gekleed was in een blauwe spijkerbroek en een groenachtige trui, heeft aangehouden en dat dit later medeverdachte [medeverdachte] bleek te zijn;
11. dat verbalisant [naam 2] de passagier, een man met een lengte van ongeveer 1.85 meter en een fors en krachtig postuur, gekleed in een donker blauwe trainingsbroek van het merk Adidas en een grijs shirt met korte mouw, heeft aangehouden en dat dit later verdachte bleek te zijn;
12. dat de aanhouding van verdachte plaatsvond op zondag 4 februari 2007 omstreeks 00:41 uur;
13. dat verbalisanten in de tot stilstand gebrachte personenauto voorwerpen hebben aangetroffen, te weten enkele ronde staven/hengelstokken en een breekijzer/koevoet;
14. dat verdachte ter terechtzitting geen bevredigende verklaring kon geven waarom hij ten tijde van de aanhouding aldaar aanwezig was;
15. dat aangever [slachtoffer] de tot stilstand gebrachte rode personenauto op 20 meter afstand herkende als de personenauto waar verdachte eerder was ingestapt;
16. dat aangever [slachtoffer] het signalement van de dader als volgt omschrijft: een man met een fors gespierd postuur met een lengte van ongeveer 190 cm. De man droeg een donkere bivakmuts, een donker jack en een donkere trainingsbroek.
Gelet op de aangifte van [slachtoffer], het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [naam 2] en [naam 1] en de verklaring van [naam getuige] en gelet op het geheel aan feiten en omstandigheden, zoals hiervoor weergegeven, het tijdsbestek tussen de melding en de aanhouding van verdachte, het feit dat het signalement dat door aangever [slachtoffer] is gegeven van de dader overeenkomt met de omschrijving die door verbalisanten is gegeven, terwijl verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven voor zijn aanwezigheid op die plaats op dat moment, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Met betrekking tot het verweer dat de herkenning van de rode personenauto niet deugdelijk is geweest overweegt de rechtbank als volgt. Aangever [slachtoffer] verklaart dat een kleine rode auto hem tegemoet kwam rijden. Nadat de man met de bivakmuts was ingestapt, is aangever achter de auto aangerend om het kenteken te noteren. Hij kon het kenteken niet zien. Wel nam hij waar dat het kofferdeksel openging bij het optrekken, en de auto zo wegreed. Aangever zag twee witte lampjes aan de achterzijde van de geopende kofferdeksel.
Getuige [naam getuige] zag (eveneens) een rode kleine auto, mogelijk een Suzuki Alto, in ieder geval zo’n model.
In het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd dat vanuit de richting Harderwijk een personenauto met hoge snelheid naderde. Op het moment dat deze auto de verbalisanten passeerde, zagen zij dat dit een klein model personenauto en rood van kleur was. Zij stelden de achtervolging van deze personenauto in. Verbalisant [naam 1] zag dat er twee kleine lichtjes schenen aan de bovenzijde van de achterklep, vermoedelijk de binnenverlichting. Verbalisanten constateerden dat - na het tot stilstand brengen van de auto - het ging om een personenauto, merk Daihatsu type Cuore en voorzien van het kenteken [kenteken].
In een proces-verbaal ambtelijk verslag is gerelateerd dat voormelde personenauto op de binnenplaats van het politiebureau Harderwijk was gestald, later die nacht. De aangever, geconfronteerd met de auto, zei direct “ja, dat is de auto”, aldus de verbalisant. De afstand tussen de aangever en het voertuig was ongeveer 20 meter.
De rechtbank leidt uit dit samenstel van omstandigheden - in onderlinge samenhang bezien - af dat aangever heel wel de bij verdachte aangetroffen auto kon herkennen als die in welke verdachte eerder die nacht aan de Daltonstraat met hoge snelheid heeft gereden en waarin hij vervolgens is aangehouden.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 4 februari 2007 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de Daltonstraat 17, weg te nemen geld en/of goederen van verdachtes gading, toebehorende aan transportbedrijf Ploeger, en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfspand te verschaffen door middel van braak,
- zich op het terrein van voornoemd bedrijfspand heeft begeven en
- een ruit van voornoemd bedrijfspand heeft ingeslagen met een ijzeren buis, althans een daarop gelijkend hard voorwerp, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte opzettelijk dreigend een ijzeren buis, althans een daarop gelijkend hard voorwerp aan die [slachtoffer] heeft getoond en daarbij deze [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Je moet niet achter mij aanlopen want dan heb je zodadelijk die buis in je nek liggen" en/of "Donder op, anders douw ik die pijp in je hol", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Feit 1:
Poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - de ernst van het feit. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij het slachtoffer, die ter uitoefening van zijn functie ter plaatse was, met woorden van dreigende aard of strekking en het tonen van een ijzeren buis of een daarop gelijkend voorwerp heeft bedreigd. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte al eerder is veroordeeld ter zake van een geweldmisdrijf en hier kennelijk geen lering uit heeft getrokken.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf werd aangetroffen en dit aan verdachte toebehorende voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl dit van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Nu geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde dan wel de na te noemen rechthebbende.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter te Almelo van 22 juni 2005 (parketnummer 08.800564/05) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14g, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 45, 310 en 312 van het Wetboek van strafvordering.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een koevoet, een mes.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3 hengelstokken.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
1 paar gymschoenen, een Nokia telefoon, 1 kunststof kap, 1 zwarte handschoen, 1 paar wollen handschoenen, een zwarte jas en een kniptang.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Almelo van 22 juni 2005, te weten van:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.
Aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Hemrica en Lucassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2007.
Mrs. Hödl en Lucassen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.