RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460114-07
Uitspraak d.d.: 25 mei 2007
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [land] ([land]) op [geboortedatum],
wonende te [plaats],
verblijvende PI Arnhem - De Berg, Arnhem Noord.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2007 tot en met 20 februari
2007, te Borculo, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
winkel/slijterij (Gall&Gall) heeft weggenomen (twee) fles(sen) drank, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Gall &
Gall, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 20 februari 2007, te Borculo, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toëeigening in/uit een winkel/bedrijfspand (Gall & Gall) weg te nemen
fles(sen) drank, althans goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 1] en/of Gall&Gall, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en zich daarbij de toegang tot deze winkel/bedrijfspand te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen flessen drank en/of goederen en/of geld
onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, door een ruit in te gooien en/of (vervolgens) het raam te
ontgrendelen en te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid; (incident 1)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in de periode op of omstreeks 19 februari 2007 tot en met 20 februari
2007, te Borculo, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
winkel/bedrijfspand heeft weggenomen snoep en/of chocolade en/of lolly's en/of
(twee) wegwerpcamera('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of Masquerade en/of Bohero, in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming; (incident 2)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks de periode 12 februari 2007, te Lochem, althans de
gemeente Lochem, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een pand
aan de Albert Hanhweg heeft weggenomen snoepgoed, geheel of ten dele
toebehorende aan Gabriel Schilderwerken, in elk geval (telkens) aan een ander
of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 12 februari 2007, te Lochem,
athans in de gemeente Lochem, opzettelijk en wederrechtelijk (een) ruit van
een (toegangs) deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan Gabriel schilderwerken, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(incident 7)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 12 februari 2007, te Lochem, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand aan de Molenstraat heeft
weggenomen een hoeveelheid (klein)geld, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan videotheek en/of [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;(incident 8)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 30 januari 2007, in de gemeente Apeldoorn,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4], medewerkster van het Slaaphuis, (met
kracht) tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze Heijnen pijn heeft
ondervonden;(parketnummer 460058-07)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 20 december 2006, in de gemeente Apeldoorn, een ambtenaar
van politie, te weten [slachtoff[slachtoffer 5] (arrestantenverzorger regiopolitie Noord-
en Oost Gelderland, divisie EXO), die in uniform was gekleed en aldus en in
ieder geval gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening was, opzettelijk heeft beledigd door deze [slachtoffer 5] in diens
tegenwoordigheid mondeling toe te voegen de woorden "klootzak, wat moet je
nou" en/of "je moeder is een hoer, een teringwijf", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking; (parketnummer 470306-07)
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair dat onvoldoende wettig bewijs in het dossier voorhanden is. Ten aanzien van feit 3 primair heeft de officier van justitie geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet vaststaat dat goederen zijn weggenomen. Er is derhalve geen bewijs voor de ten laste gelegde diefstal.
Overwegingen inzake het bewijs
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 naar voren gebracht dat de verdenking en aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er geen sprake was van objectieve feiten en omstandigheden waaruit een redelijk vermoeden van schuld kon worden afgeleid en voorts dat er geen toestemming was verleend tot aanhouding van verdachte buiten ontdekking op heterdaad. Volgens de raadsman dient dit vormverzuim te leiden tot bewijsuitsluiting. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanhouding van verdachte op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden.
De rechtbank stelt het volgende vast:
[slachtoffer 1] verklaart in zijn aangifte dat op dinsdag 20 februari 2007 om 2:59 uur het inbraakalarm van zijn winkel (Gall & Gall slijterij) afging. Naar aanleiding van de inbraakmelding zijn de verbalisanten [naam 1] en [naam 2] gestuurd naar perceel Lichtenhorst 1-3 te Borculo, alwaar voormelde slijterij is gevestigd, zo is in het stamproces-verbaal gerelateerd. Nadat zij ter plaatse de nodige werkzaamheden hadden verricht en waren vertrokken, zagen zij op het Muraltplein te Borculo, een man lopen. Zij spraken deze man aan. Zij zagen dat hij een capuchon op zijn hoofd droeg en dat hij diverse grote spullen in zijn jaszakken had. De man kon zich niet legitimeren. Op de vraag van de verbalisanten wat hij allemaal bij zich had, toonde de man hun diverse goederen, zoals snoepgoed, een mobiele telefoon en twee wegwerpcamera’s. Ook had de man twee schroevendraaiers en een kleine koevoet bij zich.
Volgens het proces-verbaal van aanhouding vond de aanhouding - zakelijk weergegeven - plaats naar aanleiding van het feit dat eerder die nacht een inbraak bij Gall & Gall had plaatsgevonden. Verbalisanten zagen verdachte op de openbare weg lopen en spraken hem aan. Verdachte kon zich niet legitimeren. Hij had inbrekerswerktuig, twee schroevendraaiers en een mini koevoet, bij zich. Tevens had hij bloed in zijn rechter handpalm. Om 04:23 uur is verdachte aangehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten uit de omstandigheden:
- dat die nacht om 02:59 het inbraakalarm bij Gall & Gall in Borculo afging, waarvan melding is gedaan,
- dat [verdachte] omstreeks 04:23 werd aangetroffen op het Muraltplein te Borculo, nadat de verbalisanten de nodige werkzaamheden hadden verricht,
- dat [verdachte] naast diverse goederen ook twee schroevendraaiers en een mini koevoet bij zich droeg,
en
- dat [verdachte] bloed had in zijn rechter handpalm,
een redelijk vermoeden van schuld van [verdachte] aan een in die nacht vlakbij gepleegde inbraak hebben kunnen afleiden.
Voor zover de raadsman heeft gesteld dat de verbalisanten volgens het stamproces-verbaal pas na de aanhouding hebben gezien dat [verdachte] bloed had in zijn rechter handpalm, overweegt de rechtbank dat zij het proces-verbaal van aanhouding in deze doorslaggevend acht. Immers dit proces-verbaal is kort na de aanhouding opgemaakt door de verbalisanten die de aanhouding hebben verricht, terwijl het stamproces-verbaal later, door een niet-direct betrokken verbalisant is opgesteld.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer van de raadsman dat geen toestemming is verleend voor de aanhouding van [verdachte], dat er een relatief korte tijd is verstreken tussen het moment dat het inbraakalarm afging en de aanhouding, terwijl niet is gebleken dat de verbalisanten niet voortdurend onderzoek hebben verricht. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat nog steeds sprake was van een heterdaadsituatie en dat de verbalisanten bevoegd waren tot aanhouding.
Uit het voorgaande volgt dat de aanhouding rechtmatig is geweest. De door de raadsman opgeworpen verweren worden verworpen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat een proces-verbaal met betrekking tot het veiligstellen van DNA-materiaal ontbreekt. De rechtbank grondt het wettig bewijs en de overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde onder 2 heeft begaan op de aangifte en het ambtelijk verslag van de verbalisanten, waarin zij relateren over de bij verdachte aangetroffen goederen. Dit verweer kan derhalve onbesproken blijven.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de woorden “je moeder is een hoer, een teringwijf” ook beledigend zijn voor degene aan wie deze woorden zijn gericht.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij in de periode van 19 februari 2007 tot en met 20 februari 2007 te Borculo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel heeft weggenomen chocolade en lolly’s en twee wegwerpcamera's toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of Masquerade, waarbij verdachte de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
hij op 12 februari 2007 te Lochem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een toegangsdeur toebehorende aan Gabriel schilderwerken heeft vernield;
4.
hij op 12 februari 2007 te Lochem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pand aan de Molenstraat heeft weggenomen een hoeveelheid (klein)geld toebehorende aan videotheek en/of [slachtoffer 3], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
5.
hij op 30 januari 2007 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4], medewerkster van het Slaaphuis, met kracht tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze Heijnen pijn heeft ondervonden;
6.
hij op 20 december 2006 in de gemeente Apeldoorn een ambtenaar van politie, te weten [slachtoff[slachtoffer 5] (arrestantenverzorger regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, divisie EXO), die in uniform was gekleed en aldus en in ieder geval gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening was, opzettelijk heeft beledigd door deze [slachtoffer 5] in diens tegenwoordigheid mondeling toe te voegen de woorden "klootzak, wat moet je
nou" en "je moeder is een hoer, een teringwijf".
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 2 : diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 3 subsidiair: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
Feit 4: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming;
Feit 5: mishandeling;
Feit 6: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot de maatregel van plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
De raadsman heeft hiertegen aangevoerd dat het advies niet voldoet aan de gestelde eisen, nu hierin niets is vermeld over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de maatregel en zijn cliënt geen medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. Verdachte stemt er niet mee in dat de in 2005 opgemaakte reclasseringsrapportage thans wordt gebruikt. Daarnaast is aangevoerd dat verdachtes situatie is veranderd, omdat hij geen drugs meer gebruikt en een vaste woonplaats in Barchem heeft.
De rechtbank acht de oplegging van na te melden maatregel in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de retourzending van het rapportageverzoek door Tactus, d.d. 10 mei 2007, ondertekend door Y. Agteresch, reclasseringswerker en W.E.A. Warmerdam, hoofd bedrijfsvoering. Blijkens deze brief, die tevens verwijst naar een eerder uitgebracht rapport van 9 juni 2005, is een ambulant hulpverleningstraject niet haalbaar en is een verplicht reclasseringscontact een gepasseerd station. Verder is er in de omstandigheden van verdachte ten opzichte van de rapportage in 2005 weinig veranderd en is de recidive inschatting hoog. De rapporteurs vinden een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of ISD-maatregel wenselijk om de kans op recidive te verkleinen. Als bijlage is het rapport van 9 juni 2005 gevoegd.
De rechtbank citeert in dit verband uit voormelde brief van 10 mei 2007: “Zoals ook in het rapport van 9 juni 2005 genoemd is een ambulant hulpverleningstraject niet haalbaar, een verplicht contact is ons inziens een gepasseerd station. Tevens is er aan de omstandigheden van betrokkene weinig veranderd en is de recidive inschatting hoog.”
De rechtbank overweegt dat hieruit blijkt dat de rapporteurs de huidige omstandigheden hebben geverifieerd en getoetst aan de situatie ten tijde van het opmaken van het rapport in 2005. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte ook ter terechtzitting niet aannemelijk gemaakt dat zijn omstandigheden sedertdien zijn veranderd. Voor zover hij heeft aangevoerd dat hij geen drugs meer gebruikt, overweegt de rechtbank dat dit niet in de weg staat aan het opleggen van een ISD-maatregel.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte slechts een paar dagen nadat hij in vrijheid was, opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd.
Aan alle voorwaarden, die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt, is voldaan. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onder meer diefstal en mishandeling, zijnde misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Voorts is verdachte, blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 februari 2007, in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten tenminste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. Er moet daarnaast ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen én goederen rechtvaardigt het opleggen van de maatregel.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de officier van justitie op dit punt van de eis volgen waarbij zij met name in aanmerking heeft genomen de veelheid van misdrijven waarvoor verdachte reeds is veroordeeld. De ISD-maatregel is een methode om de negatieve spiraal te doorbreken en de samenleving gedurende een lange tijd te vrijwaren van verdachtes criminele recidive.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan het oplossen van zijn (verslavings)problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Zij zal daarom de maatregel opleggen voor de duur van twee jaar.
In beslag genomen voorwerpen
Nu geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde dan wel de na te noemen rechthebbende.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij Stichting Kringloopwinkel “Bohero”, [adres], [postcode, plaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 216,64 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 266, 267, 300, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2, 3 subsidiair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren.
Gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten: een schoen
Gelast de teruggave van in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende [slachtoffer 2], te weten: 2 wegwerpcamera’s, lolly’s en chocolade eitjes.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij Stichting Kringloopwinkel “Bohero”, [adres], [postcode, plaats] (bankrekeningnummer [cijfers]) van een bedrag van € 216,64, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer Stichting Kringloopwinkel “Bohero”, een bedrag te betalen van € 216,64, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 4 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Hemrica, voorzitter, Prisse en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2007.