RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460579-06
Uitspraak d.d.: 16 mei 2007
tegenspraak/ dip - oip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2007.
Naar aanleiding van de terechtzitting gegeven beslissingen
Naar aanleiding van de beraadslaging heeft de rechtbank op 4 mei 2007 de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van van 28 oktober 2006 tot en met 29 oktober
2006 te Brummen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet voornoemde
[slachtoffer] met een bahco, althans een hard en/of zwaar voorwerp meermalen, althans
eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd geslagen, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2006 tot en met 29 oktober 2006
te Brummen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] met een bahco, althans een hard en/of
zwaar voorwerp meermalen, althans eenmaal (met kracht )op/tegen het hoofd
geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 juli 2006 in de gemeente Doetinchem, opzettelijk en
wederrechtelijk ,het trottoir, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan de Gemeente Doetinchem, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 juli 2006 in de gemeente Doetinchem, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 11 juli 2006 in de gemeente Doetinchem, opzettelijk een
fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e)
goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich
had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 primair aan verdachte tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit, kort gezegd neerkomend op een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer].
2. Door de raadsman is bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, nu niet bewezen kan worden verklaard dat er is geslagen met een bahco/althans van een zwaar voorwerp.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair danwel het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verdachte heeft vanaf het begin consistent verklaard in de periode van 28 oktober 2006 tot en met 29 oktober 2006 [slachtoffer] niet met een bahco geslagen te hebben, maar met een sigarettenaansteker. De getuige [naam] heeft, in afwijking van haar aanvankelijk bij de politie afgelegde verklaring, bij de rechter-commissaris aangegeven niet met stelligheid te kunnen zeggen dat het voorwerp waarmee verdachte heeft geslagen een bahco was. Nu naar het oordeel van de rechtbank gerede twijfel kan bestaan over het slaan met een (na het incident niet op bloedsporen bemonsterde) bahco, danwel met een hard of zwaar voorwerp en eenvoudige mishandeling niet ten laste is gelegd, dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
Buiten kijf staat dat, gelet op de verklaring die verdachte heeft afgelegd, dat hij [slachtoffer] heeft geslagen. Nu de officier van justitie er echter voor heeft gekozen om de variant van eenvoudige mishandeling niet ten laste te leggen, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.
Overwegingen inzake het bewijs ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Onderstaande bewezenverklaring is gebaseerd op de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, de aangifte namens de gemeente Doetinchem (pagina 33, proces-verbaalnummer PL0641/06-318536) en de aangifte van [benadeelde partij] (pagina 20, proces-verbaalnummer 06318503).
Door de raadsman is ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat het bij de fiets zou gaan om een res nullius. Dat verweer wordt verworpen, alleen al omdat naar de uiterlijke verschijningsvorm niet gezegd kan worden dat er afstand zou zijn gedaan door de eigenaar van de bewuste fiets. De fiets stond gestald in een fietsenrek voor een bakkerij. De enkele omstandigheid dat de fiets niet op slot stond maakt niet dat niemand eigenaar is van dat voorwerp, ook al zou het een oude fiets zijn. Volgens de aangifte had de fiets een geschatte waarde van € 100,--.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op 11 juli 2006 in de gemeente Doetinchem, opzettelijk en wederrechtelijk het trottoir, toebehorende aan de Gemeente Doetinchem heeft beschadigd;
3.
hij op 11 juli 2006 in de gemeente Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, toebehorende aan [benadeelde partij].
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
2 : opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toe behoort, beschadigen;
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt, bestaande uit een rapport van de psychologe drs. S. Labrijn gedateerd 29 januari 2007en een rapport van de psychiater J. Hofstra gedateerd 29 januari 2007.
De rapporteurs concluderen dat het tenlastegelegde - indien bewezen - verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Deze rapportage is uitgebracht in het kader van het onder 1 aan verdachte tenlastegelegde feit. De rapporteurs concluderen dat verdachte op een zwakbegaafd cognitief niveau functioneert en dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis (waaraan mede een hechtingsstoornis ten grondslag ligt). Verdachtes (internaat)verleden speelt daarin ook een duidelijke rol. Gelet daarop betrekt de rechtbank de conclusie van verminderde toerekeningsvatbaarheid ook bij de beoordeling van de onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten, gelet op de betrekkelijk korte tijdsspanne waarin de tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd - het onder 1 subsidiair, 2 en 3 primair bewezen achtend - verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door Tactus ook als dat inhoudt het ondergaan van een klinische behandeling.
2. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 3 primair tenlastegelegde.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets en het bekladden met verf van een trottoir in de gemeente Doetinchem. Dit zijn ergerlijke feiten die doorgaans voor ongemak en overlast zorgen
5. Verdachte moet, gelet op zijn justitiële documentatie, worden beschouwd als een First offender.
6. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het meest ernstige feit, komt zij tot een veel lagere strafoplegging dan door de officier van justitie gevorderd.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 335,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde.
De vordering is door de raadsman van verdachte betwist. Volgens de stukken is de fiets teruggegeven aan aangever en heeft aangever tegenover de politie aangegeven dat er wel wat schade was aan de fiets, maar dat hij die niet wenste te verhalen op verdachte.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Na te melden strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair of onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij], [adres], niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Krijger, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 mei 2007.