ECLI:NL:RBZUT:2007:BA3653

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
11 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/986 WOW44
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning en binnenplanse vrijstelling voor muziekgebouw in Aalten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 11 april 2007 uitspraak gedaan in een geschil over de bouwvergunning en de binnenplanse vrijstelling voor het oprichten van een muziekgebouw aan de Nijverheidsweg 5b te Aalten. Eisers, beiden woonachtig te Aalten, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten, dat op 12 december 2005 een bouwvergunning en vrijstelling verleende voor de bouw van het muziekgebouw. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 21 maart 2007, waar eisers in persoon aanwezig waren en de verweerder vertegenwoordigd werd door B.A. Mennink. De derde-partij, de Christelijke Muziekvereniging De Eendracht, was ook vertegenwoordigd door bestuursleden en leden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan 'Dorpsrand-Nijverheidsweg' de bestemming bijzondere doeleinden heeft, wat inhoudt dat er instellingen van bijzondere aard, zoals verenigingsgebouwen, zijn toegestaan. De eisers hebben aangevoerd dat het muziekgebouw niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand en dat het uiterlijk van het gebouw niet past in de woonomgeving. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de welstandscommissie het bouwplan op 9 augustus 2005 positief heeft beoordeeld, mits er een donkergrijze gevelbeplating wordt toegepast. De rechtbank heeft benadrukt dat het advies van de welstandscommissie als regel groot gewicht moet krijgen in de beoordeling van de welstand.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de door eisers aangevoerde bezwaren, zoals de vermeende geluidsoverlast en waardedaling van woningen, niet voldoende onderbouwd zijn en niet kunnen leiden tot een weigering van de bouwvergunning. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van de gemeente in stand kan blijven en verklaart het beroep van eisers ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding, aangezien het beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 06/986 WOW44
Uitspraak in het geding tussen:
[eisers]
beiden te Aalten,
eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalten
verweerder,
Christelijke Muziekvereniging De Eendracht
te Aalten,
derde-partij.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 14 maart 2006 (verzonden 16 maart 2006).
2. Feiten
Bij besluit van 12 december 2005 heeft verweerder aan de derde partij (binnenplanse) vrijstelling en reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een muziekgebouw op het perceel Nijverheidsweg 5b te Aalten. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
3. Procesverloop
Eisers hebben beroep ingesteld op de in het beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 21 maart 2007, waar eisers in persoon zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door B.A. Mennink. Namens de derde-partij zijn verschenen de bestuursleden [namen bestuursleden] en de leden
[namen leden],
4. Motivering
Ingevolge artikel 44 van de Woningwet, voor zover hier van belang, mag alleen en moet een bouwvergunning worden geweigerd indien:
- het bouwen niet voldoet aan het Bouwbesluit;
- het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening;
- het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan of met de eisen die krachtens een zodanig plan zijn gesteld;
- het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan ‘Dorpsrand-Nijverheidsweg’. Daarin heeft het perceel de bestemming bijzondere doeleinden, inhoudende instellingen van bijzondere aard in de categorie verenigingsgebouw. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de planvoorschriften is op gronden met de bestemming bijzondere doeleinden bebouwing toegestaan op de aangewezen bebouwingsoppervlakken met een maximale hoogte van 6 meter. Blijkens de aanduiding op de plankaart is bebouwing tot 30% van het gehele bouwterrein toegestaan.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften kan verweerder vrijstelling van de bepalingen van het plan verlenen ten behoeve van het overschrijden van de voorgeschreven afmetingen en van het bebouwingspercentage tot maximaal 10%, indien een bouwplan hiertoe aanleiding geeft.
Het bouwplan voorziet in een muziekgebouw met een oppervlakte van 18,5 x 11, 00 meter. De hoogte bedraagt 6,60 meter.
Hetgeen eisers in beroep tegen het verlenen van de binnenplanse vrijstelling hebben aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid niet tot het verlenen van die vrijstelling kon overgaan. De rechtbank acht het daarbij van belang dat
ter zitting door verweerder onweersproken is meegedeeld dat het door de derde partij aangekochte bouwterrein met 80 m² is vergroot zodat van overschrijding van toegestane bebouwingpercentage geen sprake meer is. Het standpunt van eisers dat het met toepassing van de vrijstelling mogelijk gemaakte bouwwerk te massief is voor de omgeving kan niet tot een ander oordeel leiden. De planwetgever heeft met het opnemen van de binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid een bouwwerk met een hoogte van 6,60 meter in beginsel ruimtelijk aanvaardbaar geacht. De vraag of het bouwwerk past in zijn omgeving komt aan de orde bij de toetsing aan de redelijke eisen van welstand.
Eisers hebben in beroep aangevoerd dat het muziekgebouw door het gebruik van damwanden voor de buitenzijde het uiterlijk heeft van een fabriekshal en misstaat in een woonomgeving. Dienaangaande overweegt de rechtbank dat blijkens de stempel geplaatst op de bouwtekening behorend bij de bouwaanvraag de welstandcommissie het bouwplan op
9 augustus 2005 positief heeft beoordeeld onder de voorwaarde dat een donkergrijze gevelbeplating wordt toegepast.
Bij de welstandstoetsing moet aan het advies van de welstandscommissie als regel groot gewicht worden toegekend. De advisering door een commissie van onafhankelijke deskundigen moet worden gezien als een waarborg voor een verantwoorde en – binnen zekere grenzen – geobjectiveerde beoordeling van welstandsaspecten.
Hoewel burgemeester en wethouders niet aan een welstandsadvies gebonden zijn en de verantwoordelijkheid voor de welstandstoetsing bij hen berust, mogen zij aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Het overnemen van het welstandsadvies behoeft in de regel geen nadere toelichting, tenzij de aanvrager of een derde belanghebbende een tegenadvies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Dit is anders indien het welstandsadvies naar inhoud of naar de wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat burgemeester en wethouders het niet – of niet zonder meer – aan hun oordeel omtrent de welstand ten grondslag hadden mogen leggen.
In hetgeen van de zijde van eisers is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet op het welstandsadvies heeft mogen afgaan. De rechtbank wijst er daarbij op dat de welstandstoets zich in beginsel dient te richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan - met inbegrip van de binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid - biedt. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat door eisers geen tegenadvies van een deskundig te achten persoon of instantie is overgelegd. Het standpunt van eisers dat het de welstandscommissie ontbreekt aan deskundigheid kan wegens gebrek aan nadere onderbouwing niet worden gevolgd.
Hetgeen eisers omtrent de te vrezen geluidsoverlast hebben aangevoerd kan gelet op de in artikel 44 van de Woningwet genoemde gronden niet tot weigering van de bouwvergunning leiden. De rechtbank wijst er daarbij op dat gesteld noch gebleken is dat het bouwwerk niet voldoet aan de in acht te nemen voorschriften van het Bouwbesluit of de plaatselijke bouwverordening. Verweerder heeft in dit verband terecht opgemerkt dat tegen geluidsoverlast handhavend kan worden opgetreden als blijkt dat de gebruikers zich niet houden aan de gebruiksvoorschriften.
Met betrekking tot de waardedaling van de woningen van eiseres merkt de rechtbank op dat, daargelaten dat eisers de gestelde schade op geen enkele wijze hebben onderbouwd, dit geen omstandigheid vormt die bij de beoordeling van de vraag of verweerder vrijstelling heeft kunnen verlenen een rol speelt. Artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voorziet er in dat belanghebbenden het bestuursorgaan kunnen verzoeken om vergoeding van schade als gevolg van de bepalingen van een bestemmingsplan.
Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat kan het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep is daarom ongegrond.
Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten en evenmin voor het toekennen van een schadevergoeding. Op grond artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht kan slechts sprake zijn van een veroordeling tot vergoeding van schade indien de rechtbank het beroep gegrond verklaard.
5. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2007 in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen als griffier.