ECLI:NL:RBZUT:2007:BA3054
Rechtbank Zutphen
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Huur bedrijfsruimte; vaststelling einde huurovereenkomst op grond van artikel 7:296 BW
In deze zaak betreft het een kort geding waarin [eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter het vonnis van de kantonrechter Apeldoorn van 18 oktober 2006 uitvoerbaar bij voorraad verklaart. De achtergrond van de zaak is dat [eiseres] de huur van een bedrijfsruimte door [gedaagde] heeft opgezegd, omdat zij de ruimte dringend nodig heeft voor eigen gebruik, specifiek voor de exploitatie van een speelautomatenhal. De huur is opgezegd per 31 januari 2007, maar [gedaagde] heeft hiertegen verweer gevoerd en de kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] afgewezen, omdat er geen bijzondere redenen waren om van de regel in artikel 7:295 BW af te wijken, die bepaalt dat een rechter een vonnis in beginsel niet uitvoerbaar bij voorraad mag verklaren.
In het hoger beroep heeft [eiseres] de voorzieningenrechter gevraagd om de uitvoerbaarheid bij voorraad te verklaren, onder verwijzing naar de urgentie van haar situatie. De burgemeester van Apeldoorn had [eiseres] namelijk verzocht om uiterlijk op 31 januari 2007 te starten met de exploitatie van de speelhal. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen nieuwe omstandigheden zijn die de kantonrechter niet heeft kunnen overwegen en dat de vordering van [eiseres] om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, niet kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de kantonrechter zijn beslissing zorgvuldig heeft genomen en dat de vordering van [eiseres] om ontruiming te bevelen ook moet worden afgewezen, omdat dit de eerdere beslissing van de kantonrechter zou frustreren.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [eiseres] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. Dit vonnis is uitgesproken op 25 januari 2007.