Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 78446 / HA ZA 06-619
Vonnis van 3 januari 2007
1. de vennootschap onder firma
LUKASSEN PRODUKTIES,
gevestigd te Nijmegen,
2. [eiser A],
wonende te [plaats],
3. [eiser B],
wonende te [plaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. M. Nusteen te Nijmegen,
[gedaagde], h.o.d.n.
S.E.S Smiley’s Evementen Service
wonende te Silvolde,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur (voorheen mr. J.A.B.G.H.M. Willemse) ontrokken.
Partijen zullen hierna Lukassen en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 september 2006
- de conclusie van antwoord in reconventie van 2 november 2006
- de aantekening op de rolkaart van 15 november 2006 dat de procureur van [gedaagde] zich heeft onttrokken
- de akte houdende overlegging productie van 15 november 2006 van Lukassen.
1.2. Nadat de procureur van [gedaagde] zich had onttrokken en door [gedaagde] - na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld - geen andere procureur was gesteld, heeft Lukassen vonnis verzocht.
2. De feiten in conventie en in reconventie
Als niet (meer) weersproken, worden de navolgende feiten als vaststaand aangemerkt.
2.1. Eiseres onder 1 houdt zich bezig met de exploitatie en het management van een theater-, artiesten- en orkestenbemiddelingsbureau en met evenementenorganisatie. Eisers onder 2 en 3 zijn vennoten.
2.2. [gedaagde] organiseert met zijn eenmanszaak evenementen.
2.3. Op 7 november 2005 hebben [gedaagde] en Lukassen een schriftelijke overeenkomst gesloten onder vermelding van contractnummer SB/99/172146 (hierna ook: het evenementencontract). Het evenementencon-tract (waarin [gedaagde] is aangeduid als contractant 1 en Lukassen als contractant 2) houdt onder meer het vol-gende in:
“Contractant 2 zal aan en voor rekening van Contractant 1 het onderstaande programma leveren.
Naam van het programma: S.E.S. 13/5/2006
(...)
De specificatie van het programma (bestaande uit 11 items) staat op de bijlage.
Deze bijlage hoort onlosmakelijk bij dit evenementencontract.
Contractant 1 betaalt voor dit evenement een uitkoopbedrag ad EU 19450.00 BTW: 1167.00 Totaal: EU 20617,00
Contractanten zijn bekend en accoord met onze leveringsvoorwaarden.
(...)
Betaling van het TOTAAL-BEDRAG zal per BANK geschieden en dient uiterlijk op 29-4-2006 in ons bezit te zijn.”
In de van het evenementencontract deel uitmakende bijlage staan de namen van elf artiesten vermeld met daar-achter de tijden van de geplande (20 tot 30 minuten durende) optredens op 13 mei 2005 van 20.40 tot 0.30. Marianne Weber is als de laatst optredende artiest gepland.
2.4. Op 18 april 2006 is namens Lukassen aan [gedaagde] medegedeeld dat Marianne Weber niet op 13 mei 2006 kon optreden. Dit is door Lukassen bij fax van 19 april 2006 (productie 12 van Lukassen) bevestigd waarbij Lukassen tevens heeft aangeboden Sugar Lee Hooper als vervanger te contracteren. Per e-mail van 19 april 2006 (productie 9 van Lukassen) heeft [gedaagde] - onder meer - het volgende aan Lukassen laten weten:
“Ik heb je fax ontvangen en wil er nog even over nadenken of er niet een ander alternatief is voor Marianne Weber.”
2.5. Per e-mail van 24 april 2006 (productie 9 van Lukassen) heeft Lukassen aan [gedaagde] gevraagd: "Weet je al iets meer over een eventuele vervanging van Marianne Weber?"
2.6. Bij fax van 25 april 2006 (productie 11 van Lukassen) heeft Lukassen onder meer het volgende aan [gedaagde] laten weten:
"Bij deze delen wij u mede dat onderstaand optreden is komen te vervallen.
(...)
Artiest/groep/item: MARIANNE WEBER
(...)
Opmerking: Geen vervangende artiest".
2.7. Bij e-mail van maandag 8 mei 2006 (productie 14 van Lukassen) heeft [gedaagde] aan Lukassen – onder meer – het volgende bericht:
“Dan over de betaling voor 13 mei aanstaande, ik heb contact gehad met de voorverkoopadressen en de ver-koop loopt zo slecht dat ik nog niet in staat ben je het verschuldigde bedrag over te maken.
Ik hoop dat het de komende dagen zal aantrekken in aanloop naar zaterdag en we minimaal nog 700 kaarten extra zullen verkopen dan zal de betaling geen probleem vormen, maar is dit niet het geval heb ik een pro-bleem.”
2.8. Bij brief van 11 mei 2006 (productie 7 van Lukassen) heeft de advocaat van Lukassen [gedaagde] ge-schreven dat hij op grond van het evenementencontract in verzuim is, omdat hij in gebreke is gebleven om het bedrag van € 18.331,75 op 29 april 2006 op de bankrekening van Lukassen bij te schrijven. Hierbij werd [gedaagde] alsnog gesommeerd om binnen zeven dagen tot betaling van dit bedrag vermeerderd met rente en kosten (in totaal
€ 19.339,50) over te gaan.
2.9. Bij brief van 15 mei 2006 (productie 8 van Lukassen) heeft [gedaagde] de advocaat van Lukassen onder meer het volgende geantwoord:
“Op 14 mei 2006 hebben wij ontvangen:
een credit nota nr.:222017 ad € 20.617,00 met contractnr. SB/99/172146 alsmede
een faktuur met nr. 222018 ad € 18.331,75 met contractnr. SB/99/172146 inzake evenement S.E.S. 13/5/2006.
Hieruit blijkt dat het contractnr.: SB/99/172146 is vervallen zoals ook reeds telefonisch met de heer Lukassen, van Lukassen Produkties, is besproken.
Door het ontbreken van Marianne Weber, als grote trekpleister in het programma, is het contract al op dinsdag 9 mei 2006 geannuleerd.
Wij verzoeken u dan ook de zaak, zoals besproken, te annuleren.”
2.10. Op 15 mei 2006 heeft Lukassen derdenbeslag doen leggen onder de naamloze vennootschap RVS Le-vensverzekering N.V. Op 22 mei 2006 is beslag gelegd op de aan [gedaagde] toebehorende personenauto, welke auto tevens in gerechtelijke bewaring is genomen.
3. De vordering in conventie
3.1. Lukassen vordert dat de rechtbank [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal ver-oordelen om aan haar een bedrag van € 21.376,83 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, tevens te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente daarover, alsmede [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. Lukassen legt aan haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stel-lingen ten grondslag.
[gedaagde] heeft niet voldaan aan zijn verplichting uit het evenementencontract om vóór 29 april 2006 aan Lukas-sen een bedrag van € 18.331,75 te betalen. Derhalve is hij in verzuim. Op grond van de op het evenementencontract van toepassing zijnde algemene leveringsvoorwaarden is [gedaagde] verplicht om vanaf 30 april 2006 de wettelijke handelsrente te voldoen en de buitengerechtelijke incassokosten te betalen.
Voorts is [gedaagde] in gebreke gebleven een drietal facturen te voldoen ter hoogte van respectievelijk € 1.232,01, € 697,94 en € 950,41. Op grond van de algemene leveringsvoorwaarden is [gedaagde] verplicht om over deze facturen vanaf respectievelijk 13, 21 en 22 april 2006 de wettelijke handelsrente te voldoen en de buitengerechtelijke incassokosten te betalen.
4. Het verweer in conventie
4.1. [gedaagde] concludeert dat de rechtbank Lukassen bij vonnis niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans haar deze zal ontzeggen met haar veroordeling in de kosten van het geding.
4.2. [gedaagde] voert de navolgende verweren aan.
[gedaagde] heeft het contract op 9 mei 2006 buitengerechtelijk ontbonden omdat Lukassen toerekenbaar tekortge-schoten is in de nakoming hiervan, doordat zij op of omstreeks
18 april 2006 het optreden heeft geannuleerd van Marianne Weber. Gebleken is dat Marianne Weber op de tus-sen partijen overeengekomen datum (13 mei 2006) al geboekt was voor optredens in Tilburg, Vianen en Utrecht. Marianne Weber zou de avond afsluiten met haar optreden als belangrijkste artiest. Op posters/flyers stond zij als eerste artiest genoemd en zij is op de afbeelding op de posters/flyers centraal in het midden van de andere artiesten afgebeeld. Zij behoort met Jan Smit en Jannes tot de 3 bekendste Nederlandse artiesten in het genre van het Nederlandse levenslied. Lukassen heeft vervanging door Sugar Lee Hooper aangeboden. [gedaagde] heeft medegedeeld dat hij alleen vervanging door Jan Smit of Jannes acceptabel vindt. [gedaagde] betwist dat Lukassen schade heeft geleden door betalingen aan de geannuleerde artiesten omdat Lukassen is aangesloten bij het Vecta Garantie Fonds. [gedaagde] was ten tijde van de contractsluiting niet bekend met de algemene voor-waarden van Lukassen en is daar niet mee akkoord gegaan.
In afwijking van de in het contract genoemde betalingsdatum was de praktijk (partijen hadden al twee keer eerder zaken gedaan) dat [gedaagde] pas betaalde nadat hij een factuur van Lukassen ontving.
De facturen tot bedragen van € 697,94 en € 950,41 zien op posters en toegangskaarten voor het evenement op 13 mei 2006. [gedaagde] heeft het drukwerk pas op 11 april 2006 mogen ontvangen hoewel de afspraak was dat Lukassen uiterlijk 13 februari 2006 zou afleveren aan [gedaagde]. Het klopt dat [gedaagde] nog de rekening van 28 maart 2006 tot een bedrag van
€ 1.232,01 dient te voldoen. Hij is echter nimmer aangemaand tot betaling van deze factuur over te gaan. [gedaagde] beroept zich op verrekening met zijn vordering in reconventie.
5. De vordering in reconventie
5.1. [gedaagde] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
1. primair: voor recht zal verklaren dat het evenementencontract van 7 december 2005 op
9 mei 2006 danwel bij brief van 15 mei 2006 rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden,
subsidiair: het evenementencontract van 7 november 2005 zal ontbinden,
2. de overeenkomst(en) die ten grondslag lag(en) aan het drukwerk ter zake waarvan [gedaagde] de facturen van 10 april 2006 ontving (nummers: 221816 en 221823) zal ontbinden,
3. Lukassen zal veroordelen om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 19.500,00 ten titel van schadevergoeding, althans een zodanige schadevergoeding als de rechtbank meent in goede justitie te behoren,
4. Lukassen zal veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van het vonnis het beslag op te heffen en de per-sonenauto (Mazda Xedos, kenteken [kenteken]) in bezit te doen stellen van [gedaagde], op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat Lukassen in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen, met veroor-deling van Lukassen tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, die [gedaagde] heeft geleden door het beslag,
5. Lukassen zal veroordelen om het conservatoire derdenbeslag dat zij heeft doen leggen onder RVS Levensver-zekering N.V. te Ede op te heffen,
6. met veroordeling van Lukassen in de kosten van het geding.
5.2. [gedaagde] legt aan zijn vorderingen, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
[gedaagde] herhaalt en last in hetgeen in conventie is aangevoerd. Wegens het tekortschieten van Lukassen heeft [gedaagde] het evenementencontract ontbonden. Nu Lukassen te laat was met de levering van het drukwerk, is er ook grond de daaraan ten grondslag liggende overeenkomsten wegens tekortkoming te ontbinden. Door het annuleren van het evenement heeft [gedaagde] schade geleden. Zo heeft hij aan de evenementenhal een bedrag van € 1.065,05 moeten voldoen. Aan winst derft [gedaagde] een bedrag van ongeveer € 9.500,00. Daarnaast heeft [gedaagde] uitgaven gedaan tot een bedrag van € 10.000,00.
[gedaagde] is wegens zijn handicap volledig rolstoelafhankelijk. Hij is aangewezen op zijn aangepaste personenauto die door Lukassen vanaf 6 juni 2006 in gerechtelijke bewaring is genomen. Omdat hij nu afhankelijk is van derden, moet [gedaagde] kosten maken voor zijn vervoer. Hij leidt ook andere schade door het beslag van Lukassen. De waarde van de auto is ongeveer € 2.000,00. Lukassen is slechts overgegaan tot beslaglegging en inbe-waarneming om [gedaagde] te treffen.
6. Het verweer in reconventie
6.1. Lukassen concludeert dat de rechtbank [gedaagde] bij vonnis niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vor-deringen, althans deze af zal wijzen met de uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
6.2. Lukassen voert de navolgende verweren aan.
Lukassen betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het ontbreken van Marianne Weber is met [gedaagde] besproken. Dit was voor hem geen probleem. Pas bij brief van 15 mei 2006 heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het ontbreken van Marianne Weber tot algehele ontbinding zou moeten leiden.
Marianne Weber was niet de belangrijkste artieste van de avond. Zij staat op gelijke hoogte met de ook op 13 mei 2006 geplande artiesten Dennie Christiaan, Koos Alberts, Jacques Herb, Arne Jansen en George Baker. Lukassen betwist dat [gedaagde] zou hebben medegedeeld dat het enige alternatief Jan Smit of Jannes was. Bo-vendien was het [gedaagde] bekend dat laatstgenoemden reeds volgeboekt waren. [gedaagde] heeft geen vervan-ging gewenst en een creditering van het factuurbedrag verkozen, hetgeen Lukassen heeft geëffectueerd. De overeenkomst is dus gedeeltelijk ontbonden op de voet van artikel 6: 265 BW. De reden voor [gedaagde] het eve-nement te annuleren, was vermoedelijk dat de verkoop niet goed liep.
Lukassen betwist dat [gedaagde] schade heeft geleden, althans tot het door hem niet met stukken onderbouwde bedrag. Ieder bewijs ontbreekt.
7. De beoordeling
in conventie
7.1. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Lukassen had zich verbonden tot het contracteren van Marianne Weber voor 13 mei 2006 hetgeen haar niet is gelukt. Dit levert in beginsel een tekortkoming in de nakoming op van Lukas-sen die ontbinding rechtvaardigt.
7.2. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat deze tekortkoming de ontbinding van de gehele overeenkomst rechtvaardigt. Dat betoog wordt niet gevolgd. Ten eerste heeft Lukassen bij fax van 19 april 2006 een alternatief geboden (Sugar Lee Hooper) dat in redelijkheid en met inachtneming van de belangen van [gedaagde] niet zonder meer ongelijkwaardig geacht kan worden aan wat oorspronkelijk is overeengekomen. [gedaagde] heeft dat aanbod verworpen en heeft vervolgens verzuimd aan te geven op welke wijze Lukassen alsnog aan het evenementen-contract kon voldoen. Blijkens de hiervoor geciteerde fax van 25 april 2006 is Lukassen ervan uitgegaan dat [gedaagde] geen vervanging meer wenste voor Marianne Weber. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] hierop heeft gereageerd in de zin dat hij andere verwachtingen van Lukassen had. Verder volgt uit de hiervoor onder 2.7 aangehaalde e-mail van [gedaagde] van 8 mei 2006 dat de kaartverkoop slecht liep. Omdat [gedaagde] het po-tentiële publiek op dat moment (nog) niet op de hoogte had gesteld dat Marianne Weber zou ontbreken, kan de tegenvallende kaartverkoop niet geweten worden aan het niet doorgaan van haar optreden.
7.3. In het licht hiervan heeft [gedaagde] onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waardoor moet worden aangenomen dat het ontbreken van Marianne Weber de gehele ontbinding rechtvaardigt, althans dat [gedaagde] zich jegens Lukassen op het standpunt heeft gesteld dat vanwege het ontbreken van de "sterartiest" het gehele contract zou worden ontbonden, tenzij Lukassen erin zou slagen Jan Smit of Jannes te contracteren. Op-merking verdient hierbij dat niet (meer) is weersproken dat deze artiesten bij voorbaat niet gecontracteerd kon-den worden vanwege hun reeds bestaande verplichtingen.
7.4. Bij facturen van 13 mei 2006 heeft Lukassen het contractueel bedongen bedrag van € 20.617,00 incl. BTW gecrediteerd en een bedrag van € 18.331,75 incl. BTW in rekening gebracht. Als onweersproken dient te worden aangenomen dat Lukassen daarmee de overeenkomst gedeeltelijk heeft ontbonden, te weten voor dat deel dat in causaal verband staat met het niet doorgaan van het optreden van Marianne Weber. Nu gesteld noch gebleken is dat Lukassen op enig ander onderdeel van de overeenkomst is tekortgeschoten, maakt hij terecht aanspraak op betaling van het bedrag van € 18.331,75. Al aangenomen dat Lukassen verzekerd is via Vecta Garantie Fonds of dat zij de artiesten niet heeft hoeven te voldoen voor hun geannuleerde optreden van 13 mei 2006, dan hebben deze omstandigheden geen invloed op de betalingsverplichting van [gedaagde] die rechtstreeks uit het contract voortvloeit. Lukassen vordert immers nakoming van het evenementencontract en geen schade-vergoeding zoals [gedaagde] meent.
7.5. Dat partijen in afwijking van hetgeen uitdrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen de praktijk heb-ben ontwikkeld dat [gedaagde] pas ná facturering door Lukassen hoefde te betalen is niet aannemelijk geworden. Daartoe is het volgende redengevend. Uit zijn hiervoor onder 2.7 aangehaalde e-mail van 8 mei 2006 volgt dat [gedaagde] reeds vóór (de facturatie op) 13 mei 2006 de mening was toegedaan dat hij al voor betaling diende te zorgen. Hierop strandt ook zijn beroep op artikel 6: 263 BW. Ook de formulering van de betalingsconditie in het contract wijst erop dat er Lukassen veel aan was gelegen dat [gedaagde] het verschuldigde bedrag per bank zou betalen en wel uiterlijk op 29 april 2006. Ten slotte volgt uit de stellingen van partijen dat zij slechts tweemaal eerder met elkaar hadden gecontracteerd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat op basis daarvan een staande praktijk was ontwikkeld die afweek van het uitdrukkelijk overeengekomene.
7.6.De uiterste betaaldatum 29 april 2006 dient in deze context te worden aangemerkt als fatale termijn. Vanaf 29 april 2006 was [gedaagde] derhalve in verzuim. Nu Lukassen wettelijke rente heeft gevorderd vanaf 30 april 2006, zal deze worden toegewezen. Voor zover [gedaagde] zich erop beroept dat wettelijke handelsrente niet is overeengekomen, wordt dat verweer gepasseerd, alleen al omdat het evenementcontract gesloten is tussen twee professionele partijen en op dergelijke contracten de rente op de voet van artikel 6: 119a BW van toepas-sing is.
7.7. [gedaagde] heeft betwist dat op het evenementencontract de door Lukassen gehanteerde algemene voor-waarden van toepassing zijn omdat hij met die voorwaarden bekend noch akkoord was. Gelet op het bepaalde in artikel 6: 232 BW wordt dat verweer verworpen. Daarbij komt dat in het evenementencontract is opgenomen dat [gedaagde] bekend en akkoord is met de leveringsvoorwaarden. Lukassen heeft verder een ouder tussen partijen gesloten contract van 20 juni 2005 overgelegd (productie 13 van Lukassen) waarin uitdrukkelijk wordt verwe-zen naar de op de achterzijde van dat contract afgedrukt algemene voorwaarden.
7.8. Nu onder 05 van de algemene voorwaarden is bepaald dat, indien de wederpartij in gebreke is het ver-schuldigde op de overeengekomen datum te voldoen, de invorderingskosten vermeerderd met de wettelijke rente in zijn geheel voor haar rekening komen, zullen de buitengerechtelijke incassokosten op de voet van Rapport Voorwerk II worden toegewezen over het toe te wijzen bedrag.
7.9. Lukassen heeft tevens de betaling gevorderd van een drietal openstaande facturen. [gedaagde] heeft er-kend dat hij de rekening van 28 maart 2006 tot een bedrag van
€ 1.232,01 dient te voldoen. Dit bedrag zal dan ook, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de uiter-ste betaaldatum van 12 april 2006, worden toegewezen.
7.10. Ten aanzien van de met het evenement op 13 mei 2006 samenhangende facturen, heeft [gedaagde] aan-gevoerd dat Lukassen het drukwerk te laat heeft bezorgd. Volgens [gedaagde] rechtvaardigt dit de ontbinding van de overeenkomst(en) voor het verzorgen van het drukwerk. Lukassen heeft op dit verweer, dat tevens ten grond-slag ligt aan het gevorderde onder 2 in reconventie, niet gereageerd in haar conclusie van antwoord in recon-ventie. Als niet weersproken moet dus worden aangenomen dat Lukassen te laat is geweest met het leveren van het drukwerk en dat dit de ontbinding van de daaraan ten grondslag liggende overeenkomst(en) rechtvaardigt. Dit onderdeel van het gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
7.11. Nu in hoofdsom een bedrag van € 19.563,76 toegewezen zal worden, zijn de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 904,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf dagvaarding, toewijsbaar.
7.12. De rechtbank begrijpt dat Lukassen de beslagkosten van [gedaagde] wil terugvorderen. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 775,54 voor verschotten en € 452,00 voor salaris procureur (1 rekest x € 452,00).
7.13. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van Lukassen op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 71,32
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 470,00
- salaris procureur 452,00 (1,0 punt × tarief € 452,00)
Totaal € 993,32
in reconventie
7.14. Uit hetgeen in conventie is overwogen, volgt dat de vorderingen onder 1 en 3 dienen te worden afge-wezen. Omdat een aanzienlijk deel van hetgeen Lukassen in conventie heeft gevorderd voor toewijzing vatbaar is, is het beslag niet onrechtmatig, zodat ook de vorderingen onder 4 en 5 zullen worden afgewezen. Het gevorderde onder 2 is wel toewijsbaar.
7.15. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Lukassen worden begroot op € 226,00 (1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 452,00) voor salaris procureur.
8. De beslissing
De rechtbank
in conventie
8.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Lukassen te betalen een bedrag van € 21.122,52, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW over
- het bedrag van € 1.232,01 incl. BTW vanaf 12 april 2006
- het bedrag van € 18.331,75 incl. BTW vanaf 30 april 2006
en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over
- het bedrag van € 904,00 vanaf 29 mei 2006
tot de dag van volledige betaling,
8.2. veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.227,54,
8.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Lukassen tot op heden begroot op € 993,32,
8.4. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.6. ontbindt de overeenkomst(en) die ten grondslag lag(en) aan het drukwerk terzake waarvan [gedaagde] de facturen van 10 april 2006 (nummers: 221816, 221823) ontving,
8.7. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Lukassen tot op heden begroot op € 226,00,
8.8. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.9. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.C.M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2007.?