ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ8889

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/800026-04 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door hennepkweek met betrekking tot meerdere kwekerijen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 16 februari 2007 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkweek. De veroordeelde, geboren in 1975, was betrokken bij meerdere hennepkwekerijen, waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat slechts één kwekerij daadwerkelijk wederrechtelijk verkregen voordeel heeft opgeleverd. De rechtbank oordeelde dat de andere kwekerijen geen succesvolle oogsten hadden opgeleverd, waardoor er geen wederrechtelijk verkregen voordeel kon worden vastgesteld. De officier van justitie had aanvankelijk een vordering tot ontneming van € 739.000,-- ingediend, maar deze werd tijdens de zitting verlaagd tot € 120.857,27, gebaseerd op de schatting van de opbrengsten van de kwekerijen.

De rechtbank heeft de opbrengst van de enige succesvolle oogst, die bestond uit 144 planten, berekend op € 27.302,40. Na aftrek van de kosten, die onder andere bestonden uit afschrijvingskosten, variabele kosten per plant en elektriciteitskosten, kwam de rechtbank tot een netto verkregen voordeel van € 21.681,30. Dit bedrag werd aan de Staat opgelegd als ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft tevens bepaald dat indien de veroordeelde niet aan deze verplichting voldoet, er lijfsdwang kan worden opgelegd.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige berekeningen en de rol van de rechtbank in het vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/800026-04 (ontneming)
Uitspraak d.d.: 16 februari 2007
Tegenspraak/ onip
VERKORT VONNIS
Gezien de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [adres en woonplaats].
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 2 februari 2007. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
Gezien het op 16 februari 2007 gewezen vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarbij verdachte terzake:
parketnummer 06/800026-04:
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en sub B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, aanhef en C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
3. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
5. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
en
parketnummer 06/801043-04:
1. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
2. in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op een verstrekking dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking;
is veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarbij is bepaald dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- een werkstraf gedurende 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
Gezien de stukken van het onderhavige dossier, waaronder:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met bijlagen, genummerd PL0618/04-201002, gesloten en ondertekend op 20 februari 2004 door [verbalisant A], brigadier van politie team recherche, District Noord-West Veluwe;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met bijlagen, genummerd 03-416975, gesloten en ondertekend op 23 juli 2004 door [verbalisant A] voornoemd, van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- de door de officier van justitie ter terechtzitting van 2 februari 2007 overgelegde (her)berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Motivering:
De officier van justitie heeft in de aan de veroordeelde betekende vordering strekkende tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel het te ontnemen bedrag gesteld op
€ 739.000,--. Daar de officier van justitie van mening is dat er minder oogsten bewezen kunnen worden verklaard, heeft hij zijn vordering ter terechtzitting verminderd tot € 120.857,27, zijnde de helft van het totaalbedrag van € 241.714,27, dat naar de mening van de officier van justitie door veroordeelde en zijn medeveroordeelde aan wederrechtelijk verkregen voordeel is genoten.
Gelet op de stukken en het ter terechtzitting verhandelde kan worden vastgesteld dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen uit de baten van de strafbare feiten waarvoor hij is veroordeeld.
Bij de schatting van het wederrechtelijk voordeel gaat de rechtbank uit van het volgende.
Ten aanzien van locatie 1.
Deze kwekerij heeft één oogst van 144 planten opgeleverd. Ten tijde van de tweede oogst is de kwekerij ontmanteld.
Over kosten van de inrichting van deze kwekerij, de aankoop van de planten van die eerste oogst en het in werking houden is een naderhand door veroordeelde opgestelde specificatie overgelegd, die niet met nota’s is onderbouwd. De rechtbank zal daarom ten aanzien van die kosten uitgaan van de bedragen zoals vermeld in de “Standaardberekening en normen” van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van april 2005.
In de kwekerij was per 3,72 planten een lamp van 600 Watt aanwezig. De elektriciteit werd van het reguliere net afgenomen.
Namens de verdachte is aangevoerd dat de selectie van de planten, waarmee uiteindelijk de gemiddelde opbrengst per plant is berekend, niet eerlijk heeft plaatsgevonden. Dit zou er toe moeten leiden dat er een lager gemiddelde opbrengst per plant aangehouden zou moeten worden, namelijk een gemiddelde van 32,7 gram per plant, zoals vermeld in voornoemde “Standaardberekening en normen”.
Uit de stukken blijkt dat de planten op de locaties 1 en 3/4 vrijwel volgroeide planten betroffen van tenminste 80 centimeter hoog. Verbalisant [verbalisant B] heeft willekeurig monsters getrokken uit het totaal van zowel in de schuren als in de containers aangetroffen hennepplanten. Van die planten heeft hij vastgesteld of het ging om planten met een THC-gehalte. Verbalisant [verbalisant A] heeft na het testen van de THC-gehaltes vijf planten uit de door [verbalisant B] voornoemd getrokken monsters geselecteerd, getopt, gedroogd en gewogen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft er een zodanige willekeurige selectie van planten plaatsgevonden dat deze kunnen worden gebruikt voor bepaling van de gemiddelde opbrengst per plant. De werkelijke opbrengst per plant is bovendien in het voordeel van de veroordeelde naar beneden afgerond naar minimaal 80 gram per plant.
Over de verkoopprijs van de hennep is uit het dossier niets gebleken. De rechtbank zal daarom uitgaan van de verkoopprijs per kilo, zoals vermeld in voornoemde “Standaardberekening en normen”.
Ten aanzien van de locaties 2 en 3/4.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat deze kwekerijen geen wederrechtelijk verkregen voordeel hebben opgeleverd omdat er in die kwekerijen (nog) geen succesvolle oogsten hebben plaatsgevonden. Veroordeelde heeft wel onkosten gemaakt in het kader van het opzetten van deze kwekerijen, maar het zijn daarmee geen kosten die in directe relatie staan tot de voltooiing van strafbare feiten die ten grondslag liggen aan becijfering van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Locatie 1:
Opbrengst van één oogst:
144 planten x 80 gram = 11,52 kilo x € 2.370,-- per kilo: € 27.302,40
Kosten:
- afschrijvingskosten investering € 150,--
- variabele kosten 144 x € 4,40
per plant € 633,60
- kosten elektriciteit
144 planten : 3,72 planten =
38,70 lampen x € 125,-- € 4.837,50
-------------
Totale kosten € 5.621,10
Netto verkregen wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst: € 27.302,40
Kosten: € 5.621,10
-----------------
Netto verkregen voordeel € 21.681,30
BESLISSING:
Legt aan veroordeelde de verplichting op, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, aan de Staat te betalen:
€ 21.681,30 (eenentwintigduizend zeshonderd eenentachtig euro en dertig eurocent).
Indien de veroordeelde niet aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag voldoet en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 van het Wetboek van Strafvordering op diens vermogen niet mogelijk is gebleken, kan de rechter op vordering van de officier van justitie verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang van ten hoogste drie jaren verlenen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Van Hoorn en Van Breda, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2007.