ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ8696
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Harreveld
- A. van Hoorn
- J. van Breda
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepkwekerij met vrijspraak voor betrokkenheid bij grote ondergrondse kwekerij
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 16 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een hennepkwekerij. De verdachte, geboren in 1944 en woonachtig in Heerde, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten in de periode van 1 januari 2002 tot en met 9 februari 2004, samen met zijn zoon en anderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de hennepkwekerij, maar sprak hem vrij van betrokkenheid bij een grote ondergrondse kwekerij die door zijn zoon was ingericht in zeecontainers.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn zoon met betrekking tot de ondergrondse kwekerij. De verdachte had weliswaar kennis van de activiteiten van zijn zoon, maar er was geen bewijs dat hij zelf betrokken was bij de aanleg of het in werking houden van de kwekerij. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten 2, 3, 4 en 5, en sprak hem daarvan vrij.
De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met daarnaast een taakstraf van 50 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de maatschappelijke gevolgen van de hennepteelt, maar besloot tot een lichtere straf dan door de officier van justitie was gevorderd, gezien de beperkte bewezenverklaring.