ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ8138

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460521-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 februari 2007 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Montenegro, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 37,6 gram amfetamine, diefstal van kledingstukken, bedreiging met een sleutelbos en flessenopener, en vernieling van een ruit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 oktober 2006 in Ulft amfetamine in zijn bezit had, wat in strijd is met de Opiumwet. Daarnaast heeft hij op 23 september 2006 in Doetinchem een shirt en spijkerbroek gestolen, en op 24 september 2006 heeft hij [slachtoffer A] bedreigd met zware mishandeling. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 11 oktober 2006 [slachtoffer B] heeft mishandeld. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij handelde uit noodweer, wat door de rechtbank is overwogen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd met betrekking tot reclassering en behandeling. De rechtbank heeft de benadeelde partij [slachtoffer B] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet eenvoudig kon worden afgedaan binnen het strafproces. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, nu de duur daarvan gelijk is aan de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460521-06
Vordering na voorw. veroord.: 06/060623-04
Uitspraak d.d.: 7 februari 2007
tegenspraak/ dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Montenegro) op [datum] 1987,
wonende te [adres en woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 januari 2007.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
De rechtbank heeft ter terechtzitting (voorshands) afwijzend beslist op een door de raadsman van verdachte gedaan verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis, aangezien de ernstige bezwaren en gronden waarop dat bevel was gebaseerd onverkort aanwezig werden geacht. Een situatie in de zin van artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering deed zich op dat moment naar het oordeel van de rechtbank niet voor.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 oktober 2006 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 37,6 gram amfetamine (speed), in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde
amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 23 september 2006 in de gemeente Doetinchem met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een shirt en/of een
spijkerbroek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
firma [naam winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 23 september 2006 in de gemeente Doetinchem ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een shirt en/of een spijkerbroek,
geheel of ten dele toebehorende aan firma [naam winkel], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, immers is verdachte de winkel binnengegaan en/of
heeft verdachte voornoemde kledingstukken gepakt en/of is verdachte daarmee
vervolgens een pashokje binnengegaan en/of heeft verdachte voornoemd(e)
kledingstuk(ken) onder zijn eigen kleding aangetrokken en/of heeft verdachte
voornoemd shirt in zijn tas gedaan en/of heeft verdachte vervolgens het
pashokje verlaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 24 september 2006 te Varsseveld en/of in gemeente Oude
IJsselstreek en/of/althans te Doetinchem en/of/althans te Terborg,in ieder
geval in Nederland, [slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk dreigend die [slachtoffer A] een sleutelbos en/of een flessenopener
voorgehouden en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met die sleutelbos
en/of met die flessenopener in de richting van (het gezicht) van die [slachtoffer A]
stekende bewegingen gemaakt en/of (daarbij) deze dreigend de woorden
toegevoegd :"Ik steek je hiermee in jou oog" en/of "Ik steek je hiermee in je
ogen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 23 september 2006 te Doetinchem opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit en/of een raam, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan firma [naam winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 11 oktober 2006 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] heeft geduwd en/of heeft
vastgepakt en/of meermalen, althans eenmaal in/op het gezicht heeft geslagen
en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
(parketnummer 06/460631-06)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen inzake het bewijs
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit, kort gezegd het voorhanden hebben van speed.
De raadsman heeft geconcludeerd dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, daarbij opmerkend dat verdachte heeft aangegeven een beduidend geringere hoeveelheid aanwezig te hebben gehad.
2. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 4 oktober 2006 ter plaatse een hoeveelheid speed bij zich had, verdeeld over een aantal kleine plastic zakjes, voor eigen gebruik.
3. In het dossier is ten aanzien van dit feit voorhanden een relaas van de verbalisanten [namen] (voetnoot 1). Naar aanleiding van een melding hebben verbalisanten zich op 4 oktober 2006 ter plaatse begeven, waar zij verdachte aantreffen. In antwoord op een vraag daarnaar heeft verdachte hen een plastic (C1000) zak overhandigd met daarin 16 kleinere plastic zakjes, met de mededeling dat de zich in die zakjes bevindende stof speed is. Verbalisanten hebben deze zak met inhoud vervolgens in beslag genomen en daarna is die zak met inhoud voor nader onderzoek overgedragen aan collega [naam].
4. Uit het relaas en de bevindingen van verbalisant [naam] (voetnoot 2) blijkt, dat de in totaliteit in bedoelde tas aangetroffen - in kleur en vorm overeenkomende - hoeveelheid poeder bij een geijkte weging 37,6 gram is en dat de door hem uitgevoerde Narcotest de indicatie amfetamine aangeeft. Verbalisant heeft een monster genomen en dit voor nader onderzoek naar het NFI gezonden.
5. Uit deskundigenrapport van het NFI (voetnoot 3) van 25 oktober 2006 blijkt dat het om amfetamine gaat.
6. De rechtbank acht op basis van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan als in de hierna opgenomen bewezenverklaring is aangegeven.
7.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de onder 2 en 4 aan verdachte tenlastegelegde feiten. Door de raadsman van verdachte is ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde diefstal een gedeeltelijke vrijspraak bepleit voorzover een en ander ziet op het daar genoemde shirt.
8. Uit het dossier blijkt ten aanzien van deze feiten (2 en 4) het volgende.
Op 23 september 2006 doet [medewerker winkel] (voetnoot 4) namens [naam winkel] te Doetinchem aangifte van een diefstal van een spijkerbroek in de winkel en de vernieling van een ruit van het kantoor in dat winkelpand op 23 september 2006. Kort samengevat houdt die aangifte in, dat door een medewerker van [naam winkel] was gezien dat verdachte met een broek en 2 shirts een pashokje was binnengegaan en vervolgens met 1 shirt in de hand weer uit het pashokje was gekomen. Verdachte is vervolgens door aangever gevraagd waar de broek was gebleven en is daarna met aangever naar de kantoorruimte gelopen. Daar bleek dat verdachte onder de broek die hij aanhad nog een broek aanhad. Toen verdachte vervolgens hoorde dat de politie was gewaarschuwd, ging hij helemaal door het lint, waarbij hij een raam van het kantoor kapot sloeg.
In de bij de aangifte gevoegde goederenbijlage zijn opgenomen: een wit shirt, een spijkerbroek en een rood shirt.
9. Deze aangifte wordt ondersteund door een verklaring van een medewerker van de firma [naam winkel] (voetnoot 5), die waarneemt/hoort dat verdachte agressief wordt en zo hard met zijn handen tegen de ruit van het kantoortje slaat, dat de ruit kapot gaat.
10. Verdachte (voetnoot 6) heeft op 23 september 2006 bij de politie verklaard, dat hij op die dag bij [naam winkel] in het pashokje een spijkerbroek heeft aangetrokken en hij deze broek wilde meenemen zonder te betalen. Hij besloot daarom zijn eigen broek over deze broek aan te trekken. Toen hij daarna richting uitgang liep, werd hij aangesproken door een man en deze vroeg hem mee te lopen naar achteren.
Verdachte verklaart verder dat hij door het lint is gegaan en zo hard tegen een ruit heeft geslagen dat deze kapot ging. Hij heeft uitdrukkelijk ontkend een t-shirt te hebben weggenomen.
11. Uit voormelde verklaring van verdachte blijkt dat hem (kort samengevat) door de verbalisanten is gevraagd hoe het kan dat in de witte plastic tas die hij in de winkel bij zich had, een nieuw wit t-shirt van [naam winkel] zat, waarop verdachte heeft verklaard daarvan niets te weten.
De rechtbank constateert dat in het dossier geen verdere stukken aanwezig zijn omtrent de plastic tas die verdachte (hetgeen door hem op zich is beaamd) die dag bij zich had, noch in het stamproces-verbaal noch in het proces-verbaal van aanhouding wordt daarover gesproken. Nu op dit onderdeel alleen de ontkennende verklaring van verdachte voorhanden is naast een goederenbijlage, immers in de aangifte als zodanig wordt inhoudelijk niet gerept over het wegnemen van een shirt, dient verdachte van dat onderdeel te worden vrijgesproken.
12. De rechtbank acht op basis van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan als in de hierna opgenomen bewezenverklaring is aangegeven, hetgeen terzake van feit 2 een gedeeltelijke vrijspraak betekent ten aanzien van het shirt.
13. Voor wat betreft het onder 3 tenlastegelegde feit hebben zowel de officier van justitie als de raadsman geconcludeerd, dat op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring kan geworden gekomen.
14. In het dossier is voorhanden een verklaring van aangever [slachtoffer A] (voetnoot 7), controleur bij de vervoersonderneming Syntus, die verdachte op 24 september 2006 in de trein op het traject Doetinchem/Varsseveld aantreft zonder een geldig vervoersbewijs. Wanneer aangever bezig is met het uitschrijven van een zgn. "uitstel van betaling" en de trein arriveert op het station Terborg, vervalt verdachte in verbale agressie. Tijdens die uitingen ziet aangever dat verdachte een sleutelbos in zijn hand geklemd heeft met daaraan een flessenopener. Op het moment dat verdachte zegt: "Ik steek je hiermee in jouw oog" ziet aangever verdachte met de genoemde sleutelbos stekende bewegingen in zijn richting maken.
15. Naast de verklaring van aangever is voorhanden een verklaring van een samen met aangever dienstdoende conducteur, [naam conducteur] (voetnoot 8). Deze bevestigt dat verdachte vlak voor zijn collega [slachtoffer A] staand, met een sleutelbos met daaraan een flessenopener stekende bewegingen maakt in de richting van [slachtoffer A] en verdachte daarbij heeft gezegd: "Ik steek je hiermee in je ogen".
16. Verder is voorhanden een relaas van twee verbalisanten (voetnoot 9) die zich naar aanleiding van een melding van de meldkamer naar het station in Varsseveld begeven en aldaar op aanwijzingen van de beide controleurs verdachte in de coupe van de trein aantreffen. Ook ten aanzien van dit feit komt de rechtbank tot een bewezenverklaring.
17. Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde feit is door de officier van justitie geconcludeerd tot een bewezenverklaring. Door de raadsman van verdachte is onder meer aangevoerd dat er over en weer is geslagen en dat verdachte heeft gehandeld uit zelfverdediging.
18. In het dossier is voorhanden een verklaring van aangever [slachtoffer B] (voetnoot 10), waaruit - kort samengevat - het volgende blijkt. Op 11 oktober 2006 fietst aangever samen met [getuige A] door het park nabij winkelcentrum De Blenk in Ulft, alwaar zij op een bankje in het park - de hem bekende - [verdachte] (verdachte) en[getuige B] tegenkomen. Aangever gaat naast verdachte op de leuning van het bankje zitten. Tijdens de conversatie die vervolgens plaats heeft lopen de gemoederen op. Aangever ziet dat verdachte van de bank opstond en in zijn richting draaide. Verdachte gaf hem vervolgens een duw, waardoor hij achterover van de leuning van de bank viel. Aangever kwam met zijn rechterschouder op de grond terecht. Verdachte dook vervolgens bovenop aangever en gaf hem een harde klap in zijn gezicht.
19. Verder is er een verklaring van [getuige A]j (voetnoot 11), die verklaart dat er een woordenwisseling tussen [slachtoffer B] en [verdachte] (verdachte) plaats heeft, dat [slachtoffer B] verdachte een duw gaf en bij de benen pakte waardoor verdachte achterover van de leuning van de bank viel, dat [slachtoffer B] op het moment dat verdachte was opgestaan hem weer beetpakte en aan hem begon te trekken en te duwen, waarop verdachte [slachtoffer B] vervolgens een klap in het gezicht gaf. Tijdens de worsteling die ontstond vielen beiden op de grond, waarbij [slachtoffer B] op zijn rechterschouder terechtkwam.
20. Uit een verklaring van [getuige B] (voetnoot 12) komt naar voren dat [slachtoffer B] kwaad werd op [verdachte] (verdachte), dat [slachtoffer B] verdachte van de leuning van de bank afduwde, waardoor verdachte achterover op zijn rug ten val kwam, dat er daarna over en weer is geslagen.
21. Daarnaast is er nog een verklaring [getuige C] (voetnoot 13), die eveneens bij het bankje in het park aanwezig is, die verklaart dat [slachtoffer B] en [verdachte] (verdachte) beiden op de leuning van het bankje zitten, dat [slachtoffer B] [verdachte] heeft geduwd en bij de benen heeft gepakt, waardoor verdachte achter het bankje viel. Dat verdachte vervolgens overeind kwam en [slachtoffer B] in zijn gezicht sloeg, dat beiden daarop begonnen te vechten, waarbij zij op de grond vielen.
22. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met [getuige B] op genoemde datum op het bankje in Ulft zat, dat [slachtoffer B], [getuige C] en ene [getuige A] bij hen kwamen, dat [slachtoffer B] naast hem op het bankje zat, dat zij aanvankelijk gewoon met elkaar aan het praten waren maar dat er een woordenwisseling ontstond, dat [slachtoffer B] hem achterover van het bankje afduwde en hij daardoor achter het bankje in de modder viel, dat hij terwijl hij bezig was om op te staan en de modder van zijn kleren aan het afkloppen was", dat hij probeerde weg te komen maar door [slachtoffer B] werd belaagd en geslagen, waarop hij [slachtoffer B] een klap in zijn gezicht heeft gegeven.
23. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank in ieder geval bewezen dat verdachte genoemde [slachtoffer B] in of op zijn gezicht heeft geslagen of gestompt.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 4 oktober 2006 te gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 37,6 gram amfetamine (speed), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 23 september 2006 in de gemeente Doetinchem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een spijkerbroek, toebehorende aan
firma [naam winkel];
3.
hij op 24 september 2006 te Doetinchem en/of te Terborg, [slachtoffer A] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer A] een sleutelbos en een flessenopener voorgehouden en met die sleutelbos en/of met die flessenopener in de richting van het gezicht van die Wubbels stekende bewegingen gemaakt en deze dreigend de woorden toegevoegd :"Ik steek je hiermee in jou oog", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op 23 september 2006 te Doetinchem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan firma [naam winkel], heeft vernield;
5.
hij op of omstreeks 11 oktober 2006 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] heeft in/op het gezicht heeft geslagen
of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden
Noodweer verweer
Namens verdachte is ten aanzien van feit 5 onder meer aangevoerd dat verdachte behoort te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hij heeft gehandeld uit noodweer.
Op grond van hetgeen hiervoor onder 19 t/m 23 is vermeld is voor de rechtbank aannemelijk dat hier sprake was van een noodzakelijk verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding of een dreigend gevaar daarvoor.
Met name de verklaring van [getuige A]j bevestigt de verklaring van verdachte dat hij meteen na de val van het bankje weer door [slachtoffer B] werd belaagd ("[slachtoffer B] stopte echter niet en liep naar de achterkant van de bank. Het was [slachtoffer B] die [verdachte] beetpakte en die weer begon te trekken en te duwen").
Uit het samenstel van verklaringen blijkt:
* dat verdachte kennelijk onverhoeds door [slachtoffer B] is geduwd;
* dat verdachte vervolgens door [slachtoffer B] bij zijn benen is gepakt en achterover van de leuning van het bankje is geduwd;
* dat verdachte daardoor aan de achterzijde van het bankje op de grond terecht is gekomen;
* dat verdachte vervolgens bij het overeind komen terstond weer door [slachtoffer B] is belaagd.
Gelet op de omstandigheden van dit geval is aannemelijk geworden dat verdachte zich aan die aanranding door [slachtoffer B] niet heeft kunnen onttrekken.
Verdachte dient van dit feit dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2 primair:
Diefstal;
Feit 3:
Bedreiging met zware mishandeling;
Feit 4:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, ook indien dit inhoudt begeleiding door De Hanzeborg.
2. Door de verdediging is bepleit dat - voorzover er een veroordeling mocht volgen - wordt volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde een behandeltraject via Hoeve Boschoord en de reclassering, terwijl de rechtbank tevens het opleggen van een taakstraf zou kunnen overwegen.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten, waaronder twee geweldsgerelateerde delicten.
Uit de houding van verdachte ter terechtzitting maakt de rechtbank op dat verdachte zich weinig gelegen laat liggen aan de door hem gepleegde feiten en dat hij de verantwoordelijkheid daarvoor doorgaans bij anderen legt. Zijn schuldbesef is gering te achten.
5. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in februari 2006 nog is veroordeeld terzake van onder meer een diefstal met geweld en een vernieling. In april 2005 is hij veroordeeld in verband met een bedreiging met zware mishandeling.
Het recidivegevaar is dus nog steeds aanwezig.
6. Over verdachte zijn twee rapporten uitgebracht door de reclassering, gedateerd 28 november 2006 en 15 januari 2007.
Daaruit komt onder meer naar voren dat bij verdachte sprake is van psychiatrische problematiek (Gilles de la Tourette en mogelijk ADHD) in combinatie met een verstandelijke beperking. Betrokkene heeft vanaf eind 2004 contact met de jeugdreclassering, maar hij blijft vervallen in strafbaar gedrag, ondanks een heel scala aan hulpverlening vanuit met name GGNet en de Hanzeborg. Uit eerdere contacten met de Hanzeborg is gebleken dat verdachte snel opgeeft bij tegenslag of als het moeilijk wordt. Zijn motivatie om mee te werken aan een behandeling neemt dan snel af. De ambulante behandelingen die bij de Hanzeborg hebben plaatsgevonden zijn daardoor zonder veel resultaat gebleven. Volgens de Hanzeborg is een langdurige behandeling in een daarvoor voldoende toegeruste omgeving de beste optie, waarvoor Hoeve Boschoord de meeste geschikte instelling zou zijn.
De wachttijd voor een opname in Hoeve Boschoord is echter langer dan een jaar.
De Hanzeborg is bereid om verdachte ambulant te blijven begeleiden in combinatie met een strakke en frequente reclasseringsbegeleiding, al dan niet in samenhang met een eventueel op termijn te realiseren opname bij Hoeve Boschoord.
Geadviseerd wordt om aan de voorwaardelijke gevangenisstraf met het oog hierop een proeftijd van drie jaar te verbinden.
Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat er nog een intake bij Hoeve Boschoord moet plaatsvinden en dat hij ook bereid is om daar heen te gaan.
7. De rechtbank komt, nu zij verdachte terzake van het onder 5 tenlastegelegde zal ontslaan van alle rechtsvervolging, tot een hogere strafoplegging dan door de officier gevorderd. In de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het recidiverende karakter ziet de rechtbank aanleiding om de oorspronkelijk door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf op te leggen.
8. De raadsman heeft betoogd dat een gevangenisstraf, gelet op de achterliggende persoonsproblematiek, niet goed voor verdachte is. Naar het oordeel van de rechtbank is evenwel niet gebleken dat een gevangenisstraf gecontraïndiceerd is.
9. De rechtbank acht het aangewezen om - zoals geadviseerd - aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van drie jaar te verbinden, gelet op de problematiek van verdachte en zijn nog relatief jeugdige leeftijd, in de hoop dat daarmee blijvend structuur en vorm aan verdachtes toekomst kan worden gegegeven.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van [euro] 170,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering zich niet leent voor een eenvoudige afdoening binnen het strafgeding. De vordering is bestreden en verdachte zal op grond van een geslaagd beroep op noodweer terzake van dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Aannemelijk is dat hier sprake is van medeschuld en overigens is niet gebleken dat de opgegeven materiële schade is ontstaan bij gelegenheid van het hier bewezenverklaarde feit.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 14 april 2005 (parketnummer 06/060623-04) voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 2 weken ten uitvoer gelegd te worden. De rechtbank bepaalt daarbij dat deze straf op basis van artikel 77k van het wetboek van Strafrecht zal worden omgezet in een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 91, 285, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verdachte niet strafbaar terzake van het onder 5 bewezenverklaarde en ontslaat verdachte hiervoor van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3, 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- de veroordeelde gedurende de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt,
ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten begeleiden door het Zorg Expertise Centrum Hanzeborg te Zutphen.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 14 april 2005, te weten van
een jeugddetentie van 2 weken, die op basis van artikel 77k van het Wetboek van Strafrecht wordt vervangen door een gevangenisstraf van 2 (twee) weken.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer B], wonende [adres en plaats], niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Hemrica, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Van Breda, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2007.
Voetnoten:
1 Zie pagina 34/35 (relaas en bevindingen verbalisanten), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 5 oktober 2006 door [namen], onderscheidenlijk agent en hoofdagent van politie Team Oude IJsselstreek.
2 Zie pagina 37 (relaas en bevindingen verbalisant), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 4 oktober 2006 door [naam], hoofdagent van politie District Achterhoek.
3 een deskundigenrapport (ten name van verdachte) van het NFI van 25 oktober 2006, opgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige.
4 zie pagina 53/55 (verklaring [medewerker winkel]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 23 september 2006 door [naam], aspirant van politie Team Doetinchem.
5 zie pagina 62 (verklaring [naam]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 23 september 2006 door [naam], hoofdagent van politie Team Doetinchem.
6 zie pagina 64/65 (verklaring verdachte), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 23 september 2006 door verbalisanten [naam] en [naam] voornoemd.
7 zie pagina 70/72 (verklaring [slachtoffer A]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 24 september 2006 door Wassink, brigadier van politie te Deventer.
8 zie pagina 74 (verklaring [naam], betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 24 september 2006 door [naam], hoofdagent van politie te Arnhem.
9 zie pagina 68 (relaas en bevindingen verbalisanten), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 25 september 2006 door [namen], respectievelijk brigadier en agent van politie Team Oude IJsselstreek.
10 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0642/06-208758, pagina 11/12 (verklaring [slachtoffer B]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 12 oktober 2006 door [naam], hoofdagent van politie Team Oude IJsselstreek.
11 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0642/06-208758, pagina 18/19 (verklaring [naam]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 14 oktober 2006 door verbalisant [naam] voornoemd.
12 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0642/06-208758, pagina 16 (verklaring [getuige B]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 13 oktober 2006 door verbalisant [naam] voornoemd.
13 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0642/06-208758, pagina 20 (verklaring [getuige C]]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 14 oktober 2006 door verbalisant [naam] voornoemd.