ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ8125

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460541-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De rechtbank legt deels voorwaardelijke gevangenisstraf op in verband met bedreiging, mishandeling en vernieling gepleegd te Apeldoorn

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Turkije in 1975, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 11 oktober 2006 in Apeldoorn de [slachtoffer] heeft bedreigd met een mes en haar bij de keel heeft vastgepakt, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit. Daarnaast heeft de verdachte op 20 september 2006 een ruit van een auto vernield en de [slachtoffer] mishandeld door haar te slaan. De officier van justitie heeft vrijspraak geëist voor de poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de steekpartij had gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en van een aantal andere tenlastegelegde feiten, maar heeft de feiten 2, 3 en 4 bewezen verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet krijgen, met een voorwaardelijk deel en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringscontact, om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen messen aan de [slachtoffer] gelast. De uitspraak is gedaan in het kader van de ernst van de feiten en de impact die deze op de [slachtoffer] hebben gehad, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met het strafblad van de verdachte en zijn gedrag in de relatie met de [slachtoffer].

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer(s): 06/460541-06
Uitspraak d.d.: 7 februari 2007
tegenspraak/ dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1975,
wonende te [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 januari 2007.
Bij beslissing van 29 januari 2007 heeft de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
De rechtbank heeft ter terechtzitting, met uitdrukkelijke instemming van de raadsman van verdachte en de officier van justitie, afgezien van de hernieuwde oproeping van de getuige à décharge [getuige A].
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 oktober 2006, te Apeldoorn, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te
beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes,
althans met een hard en/of scherp voorwerp in (de richting van) haar zij en/of
haar heup, althans haar lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 11 oktober 2006, te Apeldoorn, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een hard en/of
scherp voorwerp in (de richting van) haar zij en/of haar heup, althans haar
lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 11 oktober 2006 te Apeldoorn opzettelijk mishandelend
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een hard en/of
scherp voorwerp in (de richting van) haar zij en/of haar heup, althans haar
lichaam heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11
oktober 2006 tot en met 23 oktober 2006 te Apeldoorn en/of elders in Nederland
[slachtoffer] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens)
opzettelijk dreigend deze [slachtoffer] een mes getoond en/of bij de keel
vastgepakt en/of de deur van de woning van die [slachtoffer] afgesloten, althans
op slot gedaan en/of deze (telkens) dreigend de woorden toegevoegd : "Ik
vermoord jou of mijzelf of allebei. Je moet jouw verklaring intrekken anders
stuur ik wat Bulgaren naar jou toe.", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 20 september 2006, te Apeldoorn, opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit van een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [getuige], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(parketnummer 06/471296-06)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 20 september 2006, te Apeldoorn, opzettelijk mishandelend
[slachtoffer] een of meermalen heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(parketnummer 06/471296-06)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 08 september 2006, te Apeldoorn, [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een schaar in de
richting van die [slachtoffer] heeft gehouden, althans duidelijk zichtbaar voor
die [slachtoffer] een schaar heeft vastgehouden en/of een schaar heeft geduwd in
de richting van het lichaam van die [slachtoffer] en/of (daarbij) deze dreigend
de woorden toegevoegd: "Je gaat nu dood" en/of "Ik maak je dood", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(parketnummer 06/471296-06)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde gerequireerd tot vrijspraak. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er voor de steekpartij die op 11 oktober 2006 bij de woning van [slachtoffer] in Apeldoorn heeft plaatsgevonden, verschillende scenario's mogelijk zijn ter beantwoording van de vraag wie mevrouw [slachtoffer] een steekwond heeft toegebracht in haar zij.
In het dossier zijn verschillende verklaringen die in de richting van verdachte wijzen, maar de verklaringen zijn niet alle consistent en daarbij kunnen verschillende belangen ten aanzien van het mogelijke daderschap een rol spelen.
Hieraan draagt bij dat de getuige [slachtoffer] ter terechtzitting heeft verklaard dat zij niet met zekerheid kan zeggen of verdachte op het moment van het incident een mes in zijn handen had.
Door de raadsman van verdachte is verzocht het standpunt van de officier van justitie te volgen en verdachte op dit punt vrij te spreken.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. De verschillende verklaringen (voetnoot 1) die daarover zijn afgelegd lopen dusdanig uiteen en laten zoveel ruimte open omtrent het handelen van verdachte, dat dit niet tot een bewezenverklaring kan leiden.
De verdachte behoort hiervan dan ook te worden vrijgesproken.
Met de raadsman en anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het onder 5 tenlastegelegde evenmin wettig en overtuigend bewezen. Ten laste gelegd is dat verdachte "op of omstreeks 8 september 2006" [slachtoffer] heeft bedreigd met een schaar.
Op 21 september 2006 heeft [slachtoffer] verklaard (voetnoot 2), dat dit feit "ongeveer drie weken geleden" plaatsvond.
In het dossier is voorts voorhanden een status (voetnoot 3) d.d. 28-09-2006 inzake de medische gegevens van genoemde [slachtoffer]. Uit die status blijkt dat [slachtoffer] al op 2 september 2006 met een snijwond in haar hand in het ziekenhuis is geweest. Hieruit volgt dat het tenlastegelegde "op of omstreeks 8 mei 2006" niet kan worden bewezen en dat vrijspraak van dit feit moet volgen.
Overwegingen inzake het bewijs
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 2 (voorzover begaan op 11 oktober 2006), 3 en 4 tenlastegelegde.
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde feit, aangezien de onder 2 vermelde uitspraken op verschillende dagen zijn gedaan en het dossier voorts onvoldoende aanknopingspunten biedt voor een bewezenverklaring, nu een en ander enkel is gestoeld op de verklaringen van [slachtoffer].
2. Het onder 2 tenlastegelegde ziet op bedreigingen door verdachte in de periode van 11 oktober 2006 tot en met 23 oktober 2006 tegen [slachtoffer]. Een en ander heeft zich voltrokken in de woning van [slachtoffer]. Door de raadsman is betoogd dat er weliswaar een mes is getoond aan [slachtoffer], maar in een geheel andere context, namelijk in die zin dat [slachtoffer] hem maar moest neersteken, wanneer zij de relatie met hem zou beëindigen.
3. In het dossier onder parketnummer 06/460541/06 zijn verschillende verklaringen aanwezig, waaruit blijkt dat er op 11 oktober 2006 tussen verdachte en [slachtoffer] in de woning van [slachtoffer] een ruzie plaatsvond.
[slachtoffer] verklaart (voetnoot 4) dat [verdachte] (verdachte), op het moment dat zij de deur opendeed in de veronderstelling dat haar zoontje voor de deur stond, haar direct naar achteren duwde en naar binnen liep. [slachtoffer] verklaart dat zij angstig was en van het balkon af had willen springen, maar dat zij door hem op de bank werd geduwd en dat zij vervolgens aan het bekvechten waren. Zij heeft voorts verklaard dat [verdachte] de voordeur waarschijnlijk op de ketting heeft gedaan toen hij haar zoontje naar buiten liet gaan, dat zij op het moment dat zij naar de voordeur wilde rennen door verdachte bij de keel werd gegrepen, dat zij op enig moment daarna door [verdachte] naar de woonkamer werd meegetrokken en dat zij zag dat hij een mes haalde. Zij dacht dat hij haar wilde neersteken. Hij zei: "Ik vermoord jou en mijzelf of ons allebei. Je moet me terug nemen".
[getuige A] (voetnoot 5) verklaart dat zij bemerkte dat de deur met een kettingslot was afgesloten en dat zij [slachtoffer] in het Turks hoorde schreeuwen: "Ik wil jou niet". Ook hoorde zij [verdachte] zeggen: "Ik kan niet zonder jou".
Verdachte (voetnoot 6) heeft verklaard dat hij in de woning was, dat hij de deur op de ketting heeft gedaan en dat hij een mes heeft gepakt.
4. Verdachte heeft tegenover de politie aangegeven dat hij gewoon met [slachtoffer] heeft zitten praten. Die verklaring acht de rechtbank echter niet geloofwaardig, nu uit de verklaring van [slachtoffer] en, in mindere mate, [getuige A], blijkt dat de situatie erg beladen was en de emoties hoog opliepen. Dat laatste wordt overigens ook bevestigd door de verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd.
5. De rechtbank is gelet op deze verklaringen van oordeel, dat feit 2 wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
6. Onder 3 is aan verdachte ten laste gelegd de vernieling van een ruit van een aan [getuige] (voetnoot 7) toebehorende Fiat Uno. Deze auto is door [slachtoffer] (voetnoot 8) geleend van haar buurvrouw. Op het moment dat zij op 20 september 2006 met de auto geparkeerd staat op de [adres en plaats], wordt de zijruit van de auto aan de passagierszijde ingeslagen. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dit feit te hebben begaan.
7. Onder 4 is aan verdachte de mishandeling tenlastegelegd van [slachtoffer] op 20 september 2006. [slachtoffer] (voetnoot 9) heeft daarover op 21 september 2006 bij de politie verklaard dat verdachte haar die dag in haar woning een vuistslag in haar gezicht, klappen op haar hoofd en in haar nek heeft gegeven en dat zij daardoor pijn heeft geleden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dit feit eveneens te hebben begaan.
8. De rechtbank is van oordeel, dat de feiten onder 3 en 4 bewezen kunnen worden verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op 11 oktober 2006 te Apeldoorn [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend deze [slachtoffer] een mes getoond en bij de keel vastgepakt en de deur van de woning van die [slachtoffer] afgesloten en deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik vermoord jou of mijzelf of ons allebei", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 20 september 2006 te Apeldoorn, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een auto, toebehorende aan [getuige], heeft vernield;
4.
hij op 20 september 2006 te Apeldoorn, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychiatrisch advies uitgebracht door de Forensisch Psychiatrische Dienst Zutphen gedateerd 20 november 2006. Geadviseerd is om een psychologisch onderzoek te laten plaatsvinden. Uit een rapport van de psycholoog drs. Van Eynde, gedateerd 2 januari 2007, blijkt dat verdachte geweigerd heeft aan een dergelijk onderzoek mee te werken.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen waarvan een gedeelte van 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten - uitgaande van een bewezenverklaring van de feiten 2 tot en met 5 -, het strafblad van verdachte en de indruk die verdachte ter zitting op haar heeft gemaakt. De officier van justitie heeft afgezien van het vorderen van een bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact, omdat verdachte de indruk wekt weinig respect op te kunnen brengen voor andere personen. Bovendien is het, gezien het feit dat hij zijn medewerking heeft ontzegd aan een psychologisch onderzoek, de vraag of een bijzondere voorwaarde van reclasseringtoezicht wel een haalbare optie is.
2. Door de verdediging is betoogd dat, mede gelet op de straf die zou resteren indien de eis van de officier van justitie wordt gevolgd, het meer in de rede ligt om dan dat strafrestant te laten bestaan uit een werkstraf. Overigens heeft de raadsman opgemerkt dat de verdediging zich wel kan vinden in het opleggen van een bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte een drietal strafbare feiten heeft gepleegd, waarbij steeds de persoon van mevr. [slachtoffer] in het geding is. Alle feiten houden verband met de relatie die verdachte heeft of had met [slachtoffer]. Verdachte is blijkbaar niet in staat zijn agressie, in zijn relatie met haar, te beheersen. Verdachte heeft door zijn manier van handelen [slachtoffer] telkens grote schrik en angst aangejaagd.
5. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij de laatste jaren niet met politie en justitie in aanraking is gekomen terzake van geweldsdelicten. Verdachte is evenwel op 21 maart 2001 veroordeeld terzake van geweldsdelicten, onder meer voor een tweetal mishandelingen en een bedreiging.
6. De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan door de officier gevorderd, nu zij verdachte van feit 5 vrijspreekt.
7. Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geïndiceerd, teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, mede gelet op het feit dat verdachte nog steeds contact heeft met [slachtoffer].
De rechtbank acht het aangewezen om, ter voorkoming van recidive, aan het voorwaardelijk strafdeel een bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact te verbinden.
Hierbij neemt de rechtbank met name in aanmerking dat uit het psychiatrisch advies blijkt dat verdachte naar de indruk van de rapporteur snel prikkelbaar en gekrenkt reageert als hij het gevoel krijgt aangesproken of tegengesproken te worden. Het dossier onder parketnummer 06/471296-06, betrekking hebbend op de feiten 3 tot en met 5, ademt eveneens een sfeer van agressiviteit en intimidatie van de zijde van verdachte.
In beslag genomen voorwerpen
Door de officier van justitie is de verbeurdverklaring gevorderd van een vijftal onder verdachte inbeslaggenomen messen.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank de teruggave van deze vijf messen gelasten aan de rechthebbende [slachtoffer], aangezien er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze de strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 210 (tweehonderd en tien) dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 97 (zeven en negentig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten
5 verschillende keukenmessen, met een blank lemmet en een zwart heft,
aan de rechthebbende [slachtoffer].
Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Hemrica en Van Breda, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 februari 2007.
Voetnoten:
1 Zie dossier pagina 40 t/m 43 (verklaring [slachtoffer]), pagina 44 (vervolg verklaring [slachtoffer]), pagina 111 t/m 113 (verklaring [getuige B]), pagina 154 t/m 156 (verklaring [getuige A]), pagina 134 en 141 (verklaring verdachte), pagina 126/127, 130 (verklaring [getuige C]) en de verklaring die [slachtoffer] op 24 januari 2007 ter terechtzitting heeft afgelegd.
2 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0620/06-20729, pagina 19 (verklaring [slachtoffer]).
3 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0620/06-20729, pagina 25 (Status d.d. 28-09-2006).
4 Zie dossier pagina 39 en 40 (verklaring [slachtoffer]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 12 oktober 2006 door [namen], onderscheidenlijk hoofdagent van politie District Apeldoorn en brigadier van politie Noord- en Oost Gelderland.
5 Zie dossier pagina 146 (verklaring [getuige A]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 12 oktober 2006 door [namen], onderscheidenlijk brigadier van politie Noord- en Oost Gelderland en hoofdagent van politie Team Apeldoorn Zuid West.
6 Zie dossier pagina 133 (verklaring verdachte), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 12 oktober 2006 door [namen], onderscheidenlijk brigadier van politie District Apeldoorn en brigadier van politie Team Apeldoorn Binnenstad.
7 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0620/06-20729, pagina 27 (verklaring [getuige]) betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 22 september 2006 door [naam], hoofdagent van politie Team Apeldoorn Binnenstad.
8 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0620/06-20729, pagina 21 (verklaring [slachtoffer]) betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, gesloten en ondertekend op 21 september 2006 door [naam], brigadier van politie District Apeldoorn.
9 Zie de hiervoor vermelde pagina 21 (verklaring [slachtoffer]).