ECLI:NL:RBZUT:2006:BC3289

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
68887 / HA ZA 05-349
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en inzage in administratie in het kader van samenwerkingsovereenkomst voor de ontwikkeling van een geneesmiddel voor paarden

In deze zaak vorderen de eisers, bestaande uit [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3], een geldbedrag van gedaagde, die in reconventie ook vorderingen indient. De eisers stellen dat er een samenwerkingsovereenkomst is gesloten met gedaagde voor de ontwikkeling en verkoop van een nieuw geneesmiddel voor paarden, waarbij de winsten en verliezen in een bepaalde verhouding zouden worden verdeeld. De eisers vorderen een bedrag van € 241.506,02, alsmede inzage in de administratie van gedaagde, die volgens hen niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen. Gedaagde betwist het bestaan van de samenwerking en stelt dat hij enkel in opdracht van [eiser 2] heeft gewerkt. Hij vordert in reconventie een bedrag van € 93.618,74 van [eiser 2] voor geleverde goederen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de eisers zijn toegelaten tot bewijsvoering over het bestaan van de samenwerking. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van de eisers afhankelijk zijn van het bewijs van de samenwerking, en dat gedaagde mogelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor schade als gevolg van het niet tijdig indienen van een octrooiaanvraag. De zaak is aangehouden voor verdere bewijsvoering en getuigenverhoren.

Uitspraak

Rechtbank Zutphen
Sector Civiel
Afdeling Handel
Rolnummer: 68887 / HA ZA 05-349
Uitspraak: 24 mei 2006
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te Barneveld,
eiser in conventie,
2. [eiser 2],
wonende te Hengelo,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
3. [eiser 3],
wonende te Hengelo,
eiseres in conventie,
procureur mr. A. Schrik,
advocaat mr. R.A. Wolleswinkel te Barneveld,
tegen
[gedaagde],
wonende te Ruurlo,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. F. Leemans,
advocaat mr. H.G. Hilgevoord te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3] (gezamenlijk: [eisers c.s.]) respectievelijk [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 juni 2005
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 29 augustus 2005, waarbij
[eisers c.s.] tevens een akte overlegging producties en wijziging van eis in
conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie heeft genomen
- de op 6 september 2005 ter griffie ingekomen brief respectievelijk fax van de
raadslieden van partijen, houdende reactie op de inhoud van voormeld proces-
verbaal
- de op 12 september 2005 ter griffie ingekomen reactie van de raadsman van
[eisers c.s.] op de inhoud van voormelde fax van de raadsman van [gedaagde]
- de conclusie van repliek, tevens conclusie na comparitie, tevens akte
wijziging van eis in conventie, tevens uitlating producties in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de akte uitlating en overlegging producties en eiscorrectie in conventie, tevens
conclusie van dupliek in reconventie
- de akte houdende bezwaar wijziging van eis van de zijde van [gedaagde]
- de akte uitlating producties van de zijde van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser 2] heeft een nieuw geneesmiddel ten behoeve van paarden ontwikkeld. In 2000 heeft hij [gedaagde], van beroep apotheker, bereid gevonden om dit geneesmiddel te produceren. Voor dit geneesmiddel is door [gedaagde] -met medeweten van [eiser 2]- octrooi aangevraagd en verkregen. [gedaagde] kocht de voor de bereiding van dat geneesmiddel benodigde grondstoffen in. Vanaf omstreeks april 2003 heeft [gedaagde] zijn rekeningen ter zake aan Eurobase B.V. (hierna: Eurobase) verzonden, welke rekeningen vervolgens door Eurobase aan [gedaagde] werden voldaan. Eurobase heeft vanaf 1 september 2003 geen bedragen meer aan [gedaagde] betaald. [eiser 1] is directeur van Eurobase. [eiser 3] is de echtgenote van [eiser 2].
2.2. Bij brief van 2 oktober 2003 (productie 1 van [eisers c.s.]) heeft [gedaagde] aan [eiser 2] en [eiser 3] het volgende medegedeeld:
“(...)
Na beraad zie ik er van af als partij deel te nemen aan de samenwerkingsovereenkomst zoals die heden mij is voorgelegd (...)
Ik heb [naam] eerder laten weten dat ik jullie zal helpen zodat de schuld bij [voornaam eiser 1] ([eiser 1], rechtbank) kan worden verrekend en zal garant staan voor de levering van de sre mixen, mix 4 en mix 1, zodat per 1 januari 2004 het een en ander op de rails staat (...).”
2.3. Bij overeenkomst van eigendomsoverdracht octrooi d.d. 25 november 2003 (productie 12 van [eisers c.s.]) heeft [gedaagde] het op zijn naam staande octrooi aan [eiser 2] overgedragen.
2.4. De octrooigemachtigde van [eiser 2] heeft bij brief van 22 januari 2004 (productie 13 van [eisers c.s.]) aan [gedaagde] een overdrachtsakte, nodig om het octrooi te kunnen registreren bij het octrooibureau, toegezonden, met het verzoek de ondertekende akte zo spoedig mogelijk aan de octrooigemachtigde te retourneren.
2.5. Bij brief van 18 juni 2004 (productie 6 van [eisers c.s.]) hebben [eiser 1] en [eiser 2] aan [gedaagde] verzocht opgave te doen van de door [gedaagde] ontvangen inkomsten uit de verkoop van het door [eiser 2] ontwikkelde geneesmiddel. [eiser 1] en [eiser 2] hebben daarbij jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op betaling (binnen 14 dagen) van een bedrag van € 242.981,79, met aanzegging van wettelijke rente. Tevens is [gedaagde] verzocht om binnen 14 dagen de ondertekende overdrachtsakte aan de octrooigemachtigde van [eiser 2] te retourneren.
2.6. [gedaagde] heeft de door hem ondertekende overdrachtsakte met betrekking tot het octrooi op 30 november 2004 aan de raadsman van [eiser 2] toegezonden.
3. De vordering in conventie
3.1. [eisers c.s.] vordert -na akte wijziging van eis- dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] zal veroordelen om:
a. aan [eisers c.s.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van
€ 241.506,02, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. binnen 5 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis stukken en nadere informatie te verstrekken terzake de volledige administratie die hij gedurende het samenwerkingsverband heeft bijgehouden, een kopie van de volledige administratie aan [eisers c.s.] ter beschikking te stellen en de inkomsten volledig te verantwoorden c.q. rekening en verantwoording af te leggen, één en ander op straffe van een dwangsom van € 2.000,-- voor elke week dat [gedaagde] in gebreke blijft hieraan te voldoen alsmede [gedaagde] zal veroordelen tot scheiding en deling van hetgeen waarvan partijen deelgenoten zijn ingevolge de samenwerking met benoeming van een notaris ten overstaan van wie de werkzaamheden der verdeling zullen plaatsvinden alsmede twee onzijdige personen als volgens de wet en voor zover nodig een deskundige, bijvoorbeeld een registeraccountant teneinde de door [gedaagde] te produceren stukken en gegevens te onderzoeken en daaraan conclusies te verbinden met bepaling dat de deskundige alsdan tijdens zijn onderzoek partijen de gelegenheid zal geven vragen te stellen en opmerkingen te maken;
c. aan [eisers c.s.] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te vergoeden de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden vanwege het niet meer tijdig kunnen registreren van het octrooi, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals aangezegd, nader op te maken bij staat, met zonodig benoeming van een deskundige, en te vereffenen als volgens de wet;
d. subsidiair, voor zover dit onderdeel niet reeds sub a zal worden toegewezen, aan [eiser 1] mede in verband met de aan hem gecedeerde vordering van Eurobase B.V. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 61.084,22, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals aangezegd,
een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2. [eisers c.s.] heeft vervolgens bij akte van 1 maart 2006 zijn eis vermeerderd aldus dat het onder a. vermelde bedrag wordt verhoogd tot € 262.625,05 en het onder d vermelde bedrag wordt verhoogd tot € 95.449,54
3.3. [eisers c.s.] legt aan zijn vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Tussen partijen is een samenwerking tot stand gekomen waarbij een door [eiser 2] ontwikkeld nieuw geneesmiddel voor paarden op de markt is gebracht. Daarbij is afgesproken dat [eiser 1] in de startperiode gelden zou voorschieten, dat [gedaagde] recepten zou vervaardigen en de facturering zou verzorgen alsmede dat [eiser 2] verantwoordelijk was voor de vindingen en de contacten met de klanten en alles wat daarmee samenhing. Tevens is afgesproken is dat er deel genomen zou worden in de volgende verhoudingen: [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3] ieder 30% en [gedaagde] 10%. Winsten een verliezen moeten dienovereenkomstig worden verdeeld.
Bij het aangaan van de samenwerking is afgesproken dat [gedaagde] de declaraties voor de geleverde medicijnen zou verzorgen en dat betaling diende plaats te vinden op de rekening van de door [gedaagde] geëxploiteerde apotheek. [gedaagde] heeft ondanks herhaald verzoek nimmer inzage gegeven in de door het in het kader van de samenwerking ontvangen bedragen. Aan de hand van laboratoriumgegevens bedragen de bij [gedaagde] binnengekomen gelden ter zake van de verkoop van bedoelde medicijnen naar schatting € 150.000,--.
[gedaagde] en [eiser 2] zouden de door hen te maken kosten betaald krijgen. Later is afgesproken dat [gedaagde] ook de bereidingskosten in rekening mocht brengen. [gedaagde] mocht daarnaast de inkopen declareren. Bedoelde kosten zouden worden voorgeschoten door Eurobase. Eurobase heeft ter zake aan [gedaagde] een bedrag van in totaal € 74.330,51 uitbetaald. Eurobase heeft voor dit bedrag een vordering, aan de betaling waarvan de deelnemers aan het samenwerkingsverband naar rato van hun deelname dienen bij te dragen.
Een afzonderlijke post is nog geweest de betaling van een bedrag van € 5.571,60 door het Nederlands Fjordenpaarden Stamboek aan [gedaagde] d.d. 15 september 2003.
Bij brief van 2 oktober 2003 heeft [gedaagde] aangegeven met directe ingang te willen stoppen met de samenwerking, zodat per die datum met [gedaagde] dient te worden afgerekend. [gedaagde] heeft op 14 januari 2004 -ingevolge een in het kader van de beëindiging van de samenwerking gemaakte afspraak- nog van [eiser 2] een bedrag van € 8.000,-- ontvangen ter zake van de inkoop over september 2003.
[eiser 2] heeft zich vanaf het begin van de samenwerking fulltime ingezet, zonder dat hij daarvoor een vergoeding heeft ontvangen. Gedurende 18 maanden heeft hij in totaal 5460 uur gewerkt. Een uurtarief van € 160,-- (inclusief BTW) is redelijk, nu daarin een vergoeding voor de door hem ter beschikking gestelde patenten is begrepen. [eiser 2] maakt ter zake aanspraak op een honorarium van € 873.600,--. [eiser 2] heeft 62324 kilometers gereden. Op grond van de leaseovereenkomst zijn de kosten € 0,51 per kilometer. Ter zake van gereden kilometers maakt [eiser 2] aanspraak op een bedrag van
€ 31.785,24. Daarnaast is sprake geweest van administratie- en telefoonkosten ad
€ 5.000,--. [eiser 2] heeft van [gedaagde] een bedrag van € 20.000,-- geleend, welk bedrag [eiser 2] geheel heeft aangewend ten behoeve van het samenwerkingsverband. [eiser 2] heeft dit bedrag met eigen middelen aan [gedaagde] terug betaald. Ter zake van laboratoriumonderzoek heeft [eiser 2] nog een bedrag van € 2.200,-- betaald.
[eiser 2] kan aan het samenwerkingsverband in totaal een bedrag van € 940.585,24 declareren.
De afrekening met [gedaagde] dient als volgt te geschieden:
Uitgaven
*Kosten [eiser 2] € 940.585,24
*Kosten betaald door [eiser 1] € 74.330,51
totaal € 1.014.915,75
Inkomsten
*Inkomsten klanten € 150.000,--
*Betaling stamboek € 5.571,60
totaal € 155.571,60
Resultaat (negatief) € 859.344,15
Het aandeel van [gedaagde] in het negatief resultaat bedraagt 10% = € 85.934,42. Daarnaast dient [gedaagde] de door hem ontvangen bedragen ad in totaal € 155.571,60-- te betalen. Door [gedaagde] dient aan de samenwerking te worden afgedragen een bedrag van € 241.506,02.
Dit bedrag dient bij nader inzien te worden verminderd met een bedrag van
€ 13.246,29 en vermeerderd met door Eurobase in het kader van de samenwerking voorgeschoten bedragen van € 22.288,23 en € 12.077,09 (totaal € 34.365,32), zodat [gedaagde] in totaal dient af te dragen een bedrag van € 262.625,05.
[gedaagde] heeft alle kosten vergoed gekregen, bereidingskosten in rekening gebracht en voorts alle bedragen ter zake van de verkoop geïncasseerd. Aldus heeft [gedaagde] minimaal dubbel ontvangen. [eiser 1] en Eurobase kunnen terugbetaling van de aan [gedaagde] voorgeschoten bedragen vragen. Aan de zijde van [gedaagde] is sprake van ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatig handelen.
Eurobase heeft haar vorderingen op [gedaagde] ad € 61.084,22 en € 34.365,32 (totaal
€ 95.449,54) zekerheidshalve aan [eiser 1] gecedeerd.
[gedaagde] weigert ten onrechte rekening en verantwoording af te leggen over de door hem in het kader van de samenwerking ontvangen inkomsten.
Op 30 april 2004 heeft [eiser 2] voldaan aan de voorwaarde (aflossing van voormelde lening van € 20.000,--), die [gedaagde] verbond aan de van hem verlangde medewerking ten aanzien van de overdracht van het octrooi. Die medewerking kwam toen niet, vele rappellen ten spijt.
De aanvraag van het Europese patent was in de zomer van 2004 eigenlijk al verlopen, maar dit kon nog worden gered door vóór 20 december 2004 een zogenaamde PCT aanvraag in te dienen. Om een en ander tijdig te kunnen effectueren moeten de nodige brieven worden opgesteld
De raadsman van [eiser 2] heeft de aan hem op 30 november 2004 toegezonden akte met bekwame spoed aan [eiser 2] doorgeleid. Deze was op dat moment op vakantie. Toen [eiser 2] terugkwam kon registratie niet meer tijdig plaatsvinden. Dit komt voor risico van [gedaagde]. [gedaagde] is aansprakelijk voor de schade.
4. Het verweer in conventie
4.1. [gedaagde] concludeert dat de rechtbank [eisers c.s.] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vorderingen, althans hem deze zal ontzeggen met zijn veroordeling in de kosten van het geding.
4.2. [gedaagde] voert de navolgende verweren aan.
Tussen hem en [eisers c.s.] heeft nimmer een samenwerkingsverband bestaan, laat staan een overeenkomst met de door [eisers c.s.] gestelde inhoud.
Hij heeft uitsluitend een relatie met [eiser 2] gehad, waarbij hij in opdracht en voor rekening van [eiser 2] producten en capsules ten behoeve van paarden heeft bereid. De door [gedaagde] uit hoofde van die overeenkomst, die dateert van 2000, gezonden facturen werden aanvankelijk door Porteral B.V. (met welke vennootschap [eiser 2] toen een zakelijke relatie had) betaald. Hieraan kwam als gevolg van gerezen onenigheid tussen [eiser 2] en Porteral B.V. begin 2002 een einde. [gedaagde] heeft enige tijd op vrijwillige basis de facturering van de leveranties van producten aan de klanten van [eiser 2] verzorgd. Het restant van de facturen over de maanden oktober tot en met december 2002 alsook de facturen over de periode januari tot en met maart 2003 verrekende [gedaagde] met de binnengekomen gelden. Inkomsten en verrekening van openstaande posten hielden gelijke tred met elkaar. Beide posten bedroegen circa
€ 35.000,--.
In de loop van 2003 nam Eurobase (met welke vennootschap [eiser 2] een zakelijke relatie heeft), de rol van Porteral B.V. over. Eurobase ([eiser 1]) had kennelijk de positie van financier van [eiser 2]. [eiser 2] instrueerde hem om zijn facturen naar Eurobase te sturen. Vanaf april 2003 geschiedde de facturering aan de klanten van [eiser 2]
-behoudens incidenteel de kosten voor bloedprikken- door Eurobase, bij wie ook de gelden binnenkwamen.
De door Eurobase aan hem gedane betalingen zijn geen voorgeschoten bedragen. Door die betalingen werd [eiser 2] van zijn schuld aan [gedaagde] bevrijd. Van ongerechtvaardigde verrijking c.q. onrechtmatig handelen zijnerzijds is geen sprake. Nergens blijkt dat de gestelde betalingen door Eurobase, die overigens geen partij is in de onderhavige procedure, betrekking hebben op het door [eisers c.s.] gestelde samenwerkingsverband. De cessies laten onverlet dat hij het verweer tegen die vorderingen handhaaft.
Los van het feit dat niet afgesproken is dat [eiser 2] recht zou hebben op betaling van honorarium en de overige in de afrekening opgevoerde kosten, wordt ook de hoogte van die posten betwist. Hij heeft in het kader van de beweerde samenwerking geen
€ 150.000,-- ontvangen. Een volledige administratie is door hem niet gevoerd. De betaling van een bedrag van € 5.751,60 heeft geen betrekking op het beweerde samenwerkingsverband. Het betrof een rekening van [naam bedrijf gedaagde] (=[eiser 2]) aan [naam bedrijf x]. [eiser 2] wilde niet dat dat bedrag door [naam bedrijf x] aan Eurobase werd betaald. Op verzoek van [eiser 2] geschiede die betaling aan [gedaagde], die het betreffende bedrag heeft verrekend met openstaande posten.
Bij gebreke aan het door [eisers c.s.] gestelde samenwerkingsverband bestaat er voor hem geen verplichting tot het afleggen van rekening en verantwoording aan
[eisers c.s.]. Hetzelfde geldt voor het meewerken aan scheiding en deling, nog daargelaten dat er geen sprake is van enig deelgenootschap.
[eiser 2] had nog gedurende drie weken de gelegenheid om voor inschrijving van de overdrachtsakte met betrekking tot het octrooi zorg te (doen) dragen. Om redenen die in de invloedsfeer van [eiser 2] liggen, heeft [eiser 2] daaraan geen gevolg gegeven. Indien [eiser 2] voorzag dat een en ander niet tijdig geregeld had kunnen worden, had hij [gedaagde] daarop al in een eerder stadium moeten wijzen. Zo nodig had [eiser 2] afgifte in kort geding kunnen vorderen ter voorkoming van schade. [eiser 2] heeft dit ten onrechte nagelaten. Nu het [eiser 2] is die de termijn heeft laten verlopen, is [gedaagde] geen verwijt te maken en is hij niet aansprakelijk voor de door [eiser 2] gestelde, maar door [gedaagde] betwiste, schade.
5. De vordering in reconventie
5.1. [gedaagde] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [eiser 2] zal veroordelen om aan hem te betalen een bedrag van € 93.618,74, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 89.051,26 vanaf 14 juli 2004 tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander met veroordeling van [eiser 2] in de kosten van het geding.
5.2. [gedaagde] legt aan zijn vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Eind augustus 2003 heeft [eiser 2] hem opdracht gegeven tot de productie van 2500 units, bestaande uit SRE, te weten 5 x 2500 componenten en daarnaast Mix 4 voor 2500 units en in mindere mate Mix 1 voor 800 units. Daarnaast heeft [eiser 2] op 18 september 2003 opdracht gegeven tot de inkoop van grondstoffen voor SRE en Mix 4 voor een extra buffer van 2500 units. [gedaagde] heeft die productie alsmede de inkoop verzorgd.
Hij heeft ter zake aan [eiser 2] de navolgende facturen verzonden:
*d.d. 30-09-2003 € 643,25
*d.d. 31-10-2003 € 10.194,16
*d.d. 30-11-2003 € 10.405,59
*d.d. 31-12-2003 € 14.796,89
*d.d. 31-02-2004 € 53.011,37
totaal € 89.051,26
Bij brief van zijn advocaat van 30 juni 2004 is [eiser 2] tot betaling gesommeerd, vermeerderd met de wettelijke rente, welke gerekend vanaf 30 dagen na factuurdatum tot 14 juli 2004 € 1.575,17 bedraagt.
Nu [eiser 2] met betaling in gebreke is gebleven, maakt [gedaagde] aanspraak op vergoeding van de door hem aan zijn raadsman verschuldigde buitengerechtelijke kosten, welke overeenkomstig het NOvA tarief € 4.567,48 bedragen.
6. Het verweer in reconventie
6.1. [eiser 2] concludeert dat de rechtbank [gedaagde] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, althans hem deze zal ontzeggen met zijn veroordeling in de kosten van het geding.
6.2. [eiser 2] voert de navolgende verweren aan.
Uit artikel 4 van de (productie 16 van “VERKLARING VAN UITTREDING/SAMENWERKINGSOVEREENKOMST” [eisers c.s.]), welke verklaring op 1 december 2003 is ondertekend door [gedaagde] en [naam 1], volgt dat [gedaagde], nu de in die verklaring bedoelde samenwerking is geëindigd, de door hem gestelde vordering slechts bij [naam 1] kan neerleggen.
Het in conventie bedoelde samenwerkingsverband dient als één geheel te worden afgewikkeld, zodat de vordering in reconventie grondslag mist.
Hij betwist dat hij aan [gedaagde] de door hem gestelde opdrachten heeft gegeven. Toen [gedaagde] wilde stoppen met de samenwerking is hem opdracht gegeven om 850 units voor te bereiden, zodat er op 1 januari 2004 voldoende voorraad was. [gedaagde] heeft vervolgens een veel groter aantal geproduceerd. In de door [gedaagde] geleverde geneesmiddelen ontbrak een component. Bovendien waren de units onvolledig geëtiketteerd. Wat van [gedaagde] is ontvangen (850 units), is daarom weer aan hem teruggeleverd. Hij heeft nooit rekeningen van [gedaagde] ontvangen.
Betwist wordt dat de door [gedaagde] als productie 6 en 7 overgelegde offertes betrekking hebben op de beweerde opdrachten. De grondstoffen die in de offertes staan vermeld zijn allemaal ook geschikt voor medicijnen bestemd voor personen. Ook productie 9 betreft producten die geschikt zijn voor personen. Op één rekening staat het product “stinkende balotte” en dat is een product dat door [eiser 2] niet wordt aangewend voor zijn -voor dieren bestemde- medicijnen.
Hij is niets aan [gedaagde] verschuldigd, zodat er ook geen grond bestaat voor rente en incassokosten. Door de raadsman van [gedaagde] zijn geen andere kosten gemaakt dan die ter instructie van de zaak.
7. De beoordeling
in conventie
7.1. [gedaagde] heeft zich niet verzet tegen de door [eisers c.s.] bij de conclusie van repliek, tevens onder meer akte wijziging van eis d.d. 12 oktober 2005 gewijzigde eis, zodat in ieder geval op de aldus gewijzigde eis, zoals hiervoor sub 3.1. is weergegeven, recht zal worden gedaan.
7.2. [gedaagde] heeft zich verzet tegen de door [eisers c.s.] bij akte van 1 maart 2006 op twee punten vermeerderde eis.
Dit verzet is ongegrond. Daartoe is het navolgende redengevend.
Zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, is de eiser bevoegd zijn eis bij conclusie of akte ter rolle te vermeerderen. Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat het [eisers c.s.] niet meer vrijstond om dit te doen, omdat het [eisers c.s.] alleen nog maar was toegestaan om te reageren op de inhoud van de door [gedaagde] bij conclusie van dupliek overgelegde producties, treft dit betoog dan ook geen doel.
Daar waar [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld om inhoudelijk te reageren op de hier aan de orde zijnde vermeerdering van eis en hij van die gelegenheid ook daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt, moet [gedaagde] geacht worden niet in zijn verdediging te zijn geschaad. Niet gezegd kan worden dat de eiswijziging een onredelijke vertraging van het geding met zich brengt. De eisvermeerdering is niet in strijd met de goede procesorde. Dit onderdeel van de eis, zoals hiervoor sub 3.2 weergegeven, maakt dan ook mede deel uit van de rechtsstrijd.
7.3. [eisers c.s.] heeft erkend dat er ter zake van het door hem gestelde samenwerkingsverband niets op schrift is gesteld. De stukken waarnaar door [eisers c.s.] in zijn akte van 29 augustus 2005 (onder 10) wordt verwezen, vormen geen bewijs van de door hem gestelde samenwerking tussen [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3] enerzijds en [gedaagde] anderzijds. Meer in het bijzonder geldt dit voor de inhoud van de door [eisers c.s.] als productie 1 overgelegde brief van [gedaagde] d.d. 2 oktober 2003, waarvan de inhoud hiervoor sub 2.2. is weergeven, nu daaruit in het geheel niet kan worden afgeleid dat het door [eisers c.s.] gestelde samenwerkingsverband heeft bestaan, laat staan dat [gedaagde] met die brief de gestelde samenwerkingsovereenkomst heeft opgezegd. Voorts kan uit de inhoud van de door [eisers c.s.] als productie 16 in het geding gebrachte “VERKLARING VAN UITTREDING / SAMENWERKINGSOVEREENKOMST”, welke verklaring op 1 december 2003 is ondertekend door [gedaagde] en [naam 1], niet méér worden afgeleid dan dat er op 7 oktober 2003 een samenwerkingsovereenkomst is gesloten tussen [gedaagde] enerzijds en [eiser 2], [naam 2], [naam 3] en [naam 1] anderzijds en dat [gedaagde] per 1 december 2003 uit bedoeld verband treedt. Weliswaar wordt in die verklaring onder 2. nog verwezen naar de vroegere samenwerking van [gedaagde] met [eiser 2], maar zonder nadere toelichting, die in het stuk ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat daarmee wordt gedoeld op de beweerde samenwerking tussen [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3] enerzijds en [gedaagde] anderzijds. Ook de inhoud van de door [eisers c.s.] als productie 32 overgelegde verklaring van [naam 4] d.d. 1 november 2004 vormt in deze geen bewijs, alleen al omdat in die verklaring de namen van [eiser 1] en [eiser 3] niet voorkomen.
7.4. Daar waar [gedaagde] zowel het bestaan als de inhoud van de gestelde samenwerkingsovereenkomst met [eisers c.s.] gemotiveerd heeft bestreden en ook gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de door [eisers c.s.] in het kader van de “afrekening” opgevoerde bedragen, zal [eisers c.s.] tot na te melden bewijs worden toegelaten. Opgemerkt wordt dat aan [eisers c.s.] niet zal worden opgedragen te bewijzen dat [gedaagde] in het kader van de samenwerking
€ 150.000,-- aan inkomsten (vermeerderd met een bedrag van € 5.571,60 dat door het Nederlands Fjordenpaarden Stamboek aan Baars is betaald) heeft ontvangen. Evenmin zal [eisers c.s.] worden opgedragen te bewijzen dat [gedaagde] ter zake van ingekochte grondstoffen en bereidingskosten een bedrag van in totaal
€ 95.449,54 bij Eurobase heeft gedeclareerd en dat [gedaagde] dat bedrag van Eurobase als voorschot heeft ontvangen. Immers, eerst zal bewezen moeten worden dat er tussen partijen een samenwerkingsverband heeft bestaan als door [eisers c.s.] is gesteld, nu dat samenwerkingsverband de basis is voor de vorderingen. Alleen in het geval dat [eisers c.s.] in dat bewijs slaagt, dient [gedaagde] te worden veroordeeld om rekening en verantwoording af te leggen over de ontvangen inkomsten en gedane uitgaven. Eerst dan komt de vraag aan de orde of, en, zo ja in welke omvang, [eisers c.s.] een vordering op [gedaagde] heeft. In het kader van de afrekening heeft alsdan -gelet op de stellingen van partijen- 2 oktober 2003 in beginsel als peildatum te gelden.
7.5. Met betrekking tot het octrooi wordt als volgt overwogen.
[eiser 2] heeft op 30 april 2004 voldaan aan de door [gedaagde] gestelde betalingsvoorwaarde waaronder [gedaagde] de van hem verlangde medewerking aan registratie van het octrooi zou verlenen. In de door [eisers c.s.] als productie 6 overgelegde brief van 18 juni 2004 wordt evenwel in het geheel geen melding gemaakt van het feit dat [eiser 2] aan de door [gedaagde] gestelde voorwaarde heeft voldaan. [gedaagde] wordt slechts verzocht om de betreffende akte ondertekend alsnog aan de octrooigemachtigde van [eiser 2] te sturen, maar dat, laat staan waarom, daarbij enige haast is geboden, valt in die brief niet te lezen. [eiser 1] heeft nog gesteld dat [gedaagde] zich aan de vele rappellen nadien (waarmee wordt gedoeld op de periode na 30 april 2004) niets gelegen heeft laten liggen, zonder dat van bedoelde rappellen, buiten de brief van 18 juni 2004, enige schriftelijke onderbouwing wordt gegeven. Daar waar uit de brief van de octrooigemachtigde van [eiser 2] aan een kantoorgenoot van de raadsman van [eiser 2] d.d. 22 juli 2004 (productie 36 van [eisers c.s.]) kan worden afgeleid dat [gedaagde] de van hem verlangde medewerking nog steeds niet had verleend, had van [eiser 2] -gelet op de door [eiser 2] gestelde tijdsdruk in verband met het gegeven dat het na 20 december 2004 kennelijk niet meer mogelijk was om een Europees octrooi voor het betreffende geneesmiddel aan te vragen- met het oog op haar schadebeperkingsplicht mogen worden verlangd dat hij desnoods door middel van het aanspannen van een kort geding tijdig de beschikking kreeg over de door [gedaagde] ondertekende overdrachtsakte.
Nu er van moet worden uitgegaan dat krachtige actie van [eiser 2] richting [gedaagde] na 30 april 2003 is uitgebleven en het voor risico van [eiser 2] komt dat hij de door [gedaagde] aan zijn raadsman verzonden akte wegens vakantie kennelijk eerst zo laat onder ogen heeft gekregen dat de aanvraag voor het Europees octrooi niet meer tijdig kon worden ingediend, is er geen deugdelijke grondslag om [gedaagde] ter zake tot schadevergoeding te veroordelen. Daarbij komt dat zonder nadere deugdelijke toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom de octrooigemachtigde van [eiser 2] niet de overige formaliteiten had kunnen voorbereiden, zodat op het moment waarop de door [gedaagde] ondertekende akte in zijn bezit was met de huidige snelle communicatiemiddelen de betreffende octrooiaanvraag nog tijdig had kunnen worden ingediend.
7.6. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
7.7. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting, bepaald voor de getuigenverhoren, een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen.
in reconventie
7.8. Artikel 4 van de “VERKLARING VAN UITTREDING / SAMENWERKINGSOVEREENKOMST” luidt als volgt:
“B (het samenwerkingsverband L. [eiser 2], [naam 2], [naam 3] en [naam 1], rechtbank) zal de uit hoofde van het samenwerkingsverband ontstane vordering(en)(vanaf september 2003 te verminderen met de ontvangsten door verkoop van producten door A ([gedaagde], rechtbank) ten behoeve van B) van A verband houdende met materiaalinkoop en productie door A per ultimo januari 2004 aan A voldoen op een alsdan door A aan te geven wijze. Indien het samenwerkingsverband eindigt zal [naam 1] (...) onverkort verantwoordelijk blijven voor genoemde vordering.”
7.9. Anders dan [eiser 2] stelt volgt hieruit niet dat, nu de in die verklaring bedoelde samenwerking is geëindigd, [gedaagde] de door hem gestelde vordering slechts bij [naam 1] kan indienen. Immers, daartoe is vereist dat [naam 1] de beweerde schuld van [eiser 2] aan [gedaagde] heeft overgenomen. Artikel 4 van voormelde verklaring kan evenwel niet worden verstaan als een schuldoverneming als bedoeld in artikel 6:155 BW. Méér dan een garantstelling door [naam 1] ten behoeve van [gedaagde] kan in artikel 4 niet worden gelezen. [eiser 2] heeft niet bestreden dat [naam 1] bedoelde garantie niet is nagekomen.
7.10. De door [gedaagde] gestelde opdrachten hebben plaatsgevonden in de periode dat er in de visie van [eiser 2] nog sprake was van het in conventie bedoelde samenwerkingsverband. Indien in conventie het bestaan van dat samenwerkingsverband bewezen wordt geacht, heeft dit tot gevolg dat de gestelde opdrachten in het kader van de financiële afwikkeling tussen de (alsdan) vennoten dient te worden meegenomen en er voor de reconventionele vordering als door [eiser 2] betoogd geen deugdelijke grondslag voorhanden is.
7.11. Indien het hiervoor bedoelde bewijs niet wordt geleverd, geldt het navolgende.
[eiser 2] heeft gemotiveerd bestreden dat hij aan [gedaagde] de door laatstgenoemde gestelde opdrachten heeft gegeven alsmede dat [gedaagde] daarvoor kosten heeft gemaakt als door [gedaagde] is gesteld. [gedaagde] zal bij deze stand van zaken om proces-economische redenen reeds nu na te melden bewijsopdracht worden gegeven.
7.12. Indien [gedaagde] in het bewijs mocht slagen, wordt reeds nu overwogen dat het enkele feit dat [eiser 2] heeft gesteld dat de units onvolledig zijn geëtiketteerd en onjuist van samenstelling zijn, hem niet zonder meer van zijn betalingsverplichting jegens [gedaagde] bevrijdt. Dit wordt niet anders doordat [eiser 2] heeft gesteld dat om die reden de door [gedaagde] geleverde 850 units aan [gedaagde] zijn geretourneerd. Los daarvan heeft [gedaagde] betwist dat hij 850 units heeft geleverd, stellende dat [eiser 2] die order heeft geannuleerd, waarmee hij niet akkoord is gegaan. Voorst heeft [gedaagde] nog aangevoerd dat hetgeen [eiser 2] heeft gesteld omtrent de etikettering geen betrekking heeft op de tweemaal 2500 units als waarvan in reconventie sprake is.
7.13. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
7.14. Partijen moeten er op voorbereid zijn dat de rechtbank op een zitting, bepaald voor de getuigenverhoren, een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen.
8. De beslissing
De rechtbank
in conventie
8.1. verklaart het verzet tegen de door [eisers c.s.] bij akte van 1 maart 2006 vermeerderde eis ongegrond,
8.2. draagt [eisers c.s.] op te bewijzen dat:
1. [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3] enerzijds en [gedaagde] anderzijds een samenwerkingsovereenkomst met elkaar hebben gesloten met betrekking tot de exploitatie van het door [eiser 2] ontwikkelde geneesmiddel ten behoeve van paarden, en dat daarbij is afgesproken dat:
a. [eiser 1], [eiser 2] en [eiser 3] ieder voor 30% en [gedaagde] voor 10% zou delen in winst dan wel verlies van het samenwerkingsverband,
b. dat [gedaagde] de declaraties voor de geleverde medicijnen zou verzorgen en dat betaling diende plaats te vinden op de rekening van de door [gedaagde] geëxploiteerde apotheek,
c. [gedaagde] de inkopen zou declareren bij Eurobase en dat Eurobase die kosten zou voorschieten aan het samenwerkingsverband,
d. in het kader van de vaststelling van de winst en of het verlies van het samenwerkingsverband de door [eiser 2] gewerkte uren tegen een vergoeding van
€ 160,-- (inclusief BTW) per uur en de door [eiser 2] gereden kilometers tegen een vergoeding van € 0,51 per kilometer als kostenpost in aanmerking worden genomen
2. [eiser 2] ten behoeve het samenwerkingsverband 5460 uren heeft gewerkt,
3. [eiser 2] ten behoeve van de samenwerking 62324 kilometer heeft gereden,
4. [eiser 2] € 5.000,-- aan administratie- en telefoonkosten ten behoeve van het samenwerkingsverband heeft gemaakt,
5. [eiser 2] een door hem van [gedaagde] geleend bedrag van € 20.000,-- uitsluitend heeft aangewend ten behoeve van het samenwerkingsverband, anders dan ter zake van de bestrijding van hiervoor sub 3 en 4 bedoelde kosten,
8.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 juni 2006 voor uitlating door [eisers c.s.] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
8.4. bepaalt dat [eisers c.s.], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
8.5. bepaalt dat [eisers c.s.], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met september 2006 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
8.6. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek in het gerechtsgebouw te Zutphen aan de Martinetsingel 2,
8.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
8.8. houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
8.9. draagt [gedaagde] op te bewijzen dat:
a. [eiser 2] hem eind augustus 2003 opdracht heeft gegeven tot de productie van 2500 units, bestaande uit SRE, te weten 5 x 2500 componenten en daarnaast Mix 4 voor 2500 units en in mindere mate Mix 1 voor 800 units,
b. [eiser 2] hem op 18 september 2003 opdracht heeft gegeven tot de inkoop van grondstoffen voor SRE en Mix 4 voor een extra buffer van 2500 units,
c. hij de onder a. bedoelde productie alsmede de onder b. bedoelde inkoop heeft verzorgd,
d. hij aan [eiser 2] de hiervoor onder 5.2 vermelde facturen heeft verzonden,
8.10. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 7 juni 2006 voor uitlating door [gedaagde] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
8.11. bepaalt dat [gedaagde], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
8.12. bepaalt dat [gedaagde], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden juli tot en met september 2006 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
8.13. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek in het gerechtsgebouw te Zutphen aan de Martinetsingel 2,
8.14. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
8.15. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2006.