Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 76129 / HA ZA 06-236
Vonnis van 15 november 2006
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENTRIC GROUP B.V.,
gevestigd te Zevenaar,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
ENTRIC GROUP LTD,
gevestigd te Zevenaar,
eiseressen,
procureur mr. A. Wiltink,
1. [gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
procureur mr. C.W.J. de Bont,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
ILOGY HOLDING LTD,
gevestigd te Doetinchem,
gedaagde,
niet verschenen.
Eiseres sub 1 zal in dit vonnis worden aangeduid als Entric B.V., eiseres sub 2 als Entric Ltd. en eiseressen tezamen als Entric c.s. Gedaagde sub 1 zal in dit vonnis worden aangeduid als [gedaagde] en gedaagde sub 2 als iLogy.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 augustus 2006
- de akte van Entric c.s.
- de antwoordakte van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Overgenomen en volhard wordt bij hetgeen in voormeld tussenvonnis is overwogen.
2.2. Ingevolge voormeld tussenvonnis hebben partijen zich uitgelaten over het op de vorderingen van Entric Ltd. toepasselijke recht. Entric c.s. stelt zich op het standpunt dat Nederlands recht van toepassing is. Zij voert daartoe aan dat op grond van artikel 4 lid 1 EVO de overeenkomst en de uitvoering ervan het nauwst verbonden is met Nederland. Voorts heeft zij aangevoerd dat Nederlands recht van toepassing is op de vorderingen van Entric Ltd. uit hoofde van onrechtmatige daad. Deze internationaal-privaatrechelijke aspecten dienen volgens Entric Ltd. voorrang te hebben op het in beginsel toepasselijke Engels recht op Entric Ltd. uit hoofde van de Wet conflictenrecht corporaties. Entric c.s. geeft er ten slotte de voorkeur aan indien de rechtbank de vorderingen van Entric Ltd. naar Nederlands recht zal beoordelen.
2.3. [gedaagde] daarentegen betoogt dat de vorderingen van Entric Ltd. verband houden met de interne aansprakelijkheid van de bestuurders van de rechtspersoon en met de overeenkomst tot levering van aandelen van 4 mei 2005. Wat de laatste vorderingen betreft, neemt [gedaagde] het standpunt in dat de afspraken betrekking hebben op het inwendige bestel van Entric Ltd. omdat het gaat om afspraken tussen de voormalige bestuurders. [gedaagde] betwist dat het EVO op een deel van de overeenkomst van toepassing zou zijn. Hij voegt eraan toe dat, nu de hoofdafspraken uit de overeenkomst van 4 mei 2005 worden beheerst door Engels recht, Engels recht ook van toepassing is op de rest van de overeenkomst. Ten slotte voert [gedaagde] – voor zover thans van belang - nog aan dat Entric Ltd. niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, nu zij deze heeft gebaseerd op Nederlands recht.
2.4. Artikel 4 lid 1 van het EVO bepaalt dat voor zover er geen rechtskeuze is gemaakt, de overeenkomst beheerst wordt door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden. "Indien evenwel een deel van de overeenkomst kan worden afgescheiden en dit deel nauwer verbonden is met een ander land, kan hierop bij wijze van uitzondering het recht van dat andere land worden toegepast." In onderhavig geval staat voorop dat de overeenkomst van 4 mei 2005 - naast de levering van aandelen - afspraken behelst ten aanzien van de rechtsverhouding tussen gewezen aandeelhouders in een rechtspersoon waarop Engels recht van toepassing is. Het deel van de overeenkomst dat onder "overige bepalingen" staat, vloeit mede voort uit de overdracht van de aandelen en de beëindiging van de samenwerking tussen [gedaagde] en [voormalig bestuurder], de voormalige (middellijk) bestuurders. In zoverre valt niet in te zien dat een deel van de overeenkomst kan worden afgescheiden in de zin van het hiervoor aangehaalde artikel 4 lid 1 EVO. Dit brengt mee dat de vorderingen van Entric volledig naar Engels recht beoordeeld zullen worden.
2.5. Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd, leidt de toepasselijkheid van Engels recht niet tot niet-ontvankelijkheid van Entric, alleen al niet omdat de rechtsgronden door de rechter ambtshalve moeten worden aangevuld en het onjuist of niet vermelden van een rechtsgrond niet tot niet-ontvankelijkheid leidt.
2.6. Zoals reeds aangekondigd in voormeld tussenvonnis, worden partijen in de gelegenheid gesteld hun stellingen en verweren in het licht van het Engels recht te adstrueren, met overlegging van de tekst van relevante wettelijke bepalingen, rechterlijke uitspraken dan wel literatuur en de vertaling van die tekst.
2.7. Ten aanzien van de overige door Entric c.s. in haar akte opgeworpen punten geldt dat de rechtbank in voormeld tussenvonnis uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist en aldus eindbeslissingen heeft gegeven. Voor dergelijke beslissingen geldt de regel dat daarvan in dezelfde instantie niet meer kan worden teruggekomen, behoudens indien bijzondere, door de rechter in zijn desbetreffende beslissing nauwkeurig aan te geven omstandigheden het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan de eindbeslissing in kwestie zou zijn gebonden. Dit laatste kan met name het geval zijn indien sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag van de rechter of indien de desbetreffende beslissing blijkt te berusten op een, niet aan de belanghebbende partij toe te rekenen, onjuiste feitelijke grondslag. Nu daarvan in onderhavig geval geen sprake is, is er geen aanleiding terug te komen op de eindbeslissingen.
2.8. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 13 december 2006 voor het nemen van een akte door Entric c.s. over hetgeen is vermeld onder 2.6,
3.2. bepaalt dat [gedaagde] in de gelegenheid zal worden gesteld op deze akte bij antwoordakte te reageren,
3.3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.C.M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op
15 november 2006.?