ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ4612
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Elders
- Borgerhoff Mulder
- Van Hoorn
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Koninklijke Marechaussee bij opsporing van strafbare feiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 20 december 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opsporingsambtenaren van de Koninklijke Marechaussee niet bevoegd waren om de verdachte te onderzoeken, omdat de verdachte geen militair was en er geen redelijk vermoeden bestond dat de opsporing ten behoeve van de Nederlandse strijdkrachten plaatsvond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de resultaten van de opsporingshandelingen niet als bewijs konden worden gebruikt. De officier van justitie had vrijspraak bepleit, en de rechtbank heeft deze conclusie gevolgd. De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij de strafbare feiten had gepleegd. De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving en jurisprudentie betrokken, en heeft geconcludeerd dat de opsporingshandelingen onrechtmatig waren, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.