ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ3164

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580121-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van doodslag en zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 28 november 2006 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte M. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, die onder andere betrekking hadden op de dood van slachtoffer A en de zware mishandeling van slachtoffer B. De feiten vonden plaats op 14 maart 2006 in Silvolde, gemeente Oude IJsselstreek. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de beschuldigingen van doodslag en zware mishandeling. De rechtbank overwoog dat het geweld tegen slachtoffer A zich voornamelijk had voorgedaan in de tweede fase van een treffen tussen twee families, waarbij de verdachte niet overtuigend kon worden gelinkt aan het gepleegde geweld. De getuigenverklaringen gaven onvoldoende steun aan de beschuldigingen, en de verdachte kreeg het voordeel van de twijfel. Wat betreft slachtoffer B kon niet worden vastgesteld dat de verdachte in relevante mate betrokken was bij het geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de feiten had gepleegd, en sprak hem daarom vrij van de gehele tenlastelegging. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580121-06
Uitspraak d.d.: 28 november 2006
Tegenspraak / oip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte M],
geboren te [plaats] ([land]) op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting 23 november 2006.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is aangepast is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 maart 2006, te Silvolde, gemeente Oude IJsselstreek,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer A] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of
(een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet voornoemde [slachtoffer A]
meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een (ijzeren) staaf en/of een
(houten) stok en/of een schop, althans (telkens) met een hard en/of zwaar
voorwerp op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam geslagen en/of
getroffen en/of met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig
voorwerp, in de (rechteronder)arm, althans in het lichaam gestoken en/of
gestoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer A] is overleden (hartfalen);
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 14 maart 2006, te Silvolde, gemeente Oude IJsselstreek,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer A]
van het leven te beroven, met dat opzet heeft/hebben verdachte en/of (een of
meer van) zijn mededader(s) voornoemde [slachtoffer A] meermalen, althans eenmaal met
een (ijzeren) staaf en/of een (houten) stok en/of een schop, althans (telkens)
met een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen het hoofd en/of elders tegen het
lichaam geslagen en/of getroffen en/of met een schroevendraaier althans een
scherp en/of puntig voorwerp in de (rechteronder)arm en/of elders in het
lichaam gestoken en/of gestoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 14 maart 2006, te Silvolde, gemeente Oude IJsselstreek,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Fazantplein en/of het
Patrijsplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit het met een
(ijzeren) staaf en/of een (houten) stok en/of een schop, althans (telkens) met
een hard en/of zwaar voorwerp op/tegen het hoofd en/of elders tegen het
lichaam te slaan en/of te treffen en/of met een schroevedraaier, althans met
een voorwerp, in de (rechteronder)arm en/of elders in het lichaam te steken
en/of te stoten, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer A] met een (ijzeren) staaf
en/of een (houten) stok en/of een schop, althans (telkens) met een hard en/of
zwaar voorwerp op/tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft
geslagen en/of heeft getroffen en/of met een schroevedraaier, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp, in de (rechteronder)arm en/of elders in het
lichaam heeft gestoken en/of gestoten, en welk door hem gepleegd geweld de
dood (hartfalen), althans zwaar lichamelijk letsel (forse hoofdwonden en/of
(een) steekwond(en) en/of hartfalen), althans enig lichamelijk letsel voor die
[slachtoffer A] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 14 maart 2006, te Silvolde, gemeente Oude IJsselstreek,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (forse hoofdwonden en/of (een)
steekwond(en) en/of hartfalen) heeft toegebracht, hebbende verdachte en/of
(een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk met een (ijzeren) staaf en/of
een (houten) stok en/of een schop althans een zwaar en/of hard voorwerp
op/tegen het hoofd te slaan en/of te treffen met een schroevendraaier, althans
(telkens) met een voorwerp, in de (rechteronder)arm te steken en/of te stoten,
tengevolge waarvan deze is overleden;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 maart 2006, te Silvolde, gemeente Oude IJsselstreek,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer B]
van het leven te beroven, met dat opzet heeft/hebben verdachte en/of (een of
meer van) zijn mededader(s) voornoemde [slachtoffer B] meermalen, althans eenmaal (met
kracht) met een (ijzeren)staaf en/of een (houten)stok en/of een schop, althans
(telkens) met een hard en/of zwaar voorwerp, op/tegen het hoofd en/of elders
tegen het lichaam geslagen en/of getroffen en/of met een schroevendraaier
en/of een priem en/of een spies, althans (telkens) met een scherp en/of puntig
voorwerp, in het lichaam (onderrug) gestoken en/of gestoten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 14 maart 2006, te Silvolde, gemeente Oude IJsselstreek,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om tezamen en in
vereniging, althans alleen, om aan een persoon genaamd [slachtoffer B], (al dan
niet met voorbedachte rade) na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) voornoemde
[slachtoffer B] met een ijzeren staaf en/of een (houten) stok en/of een schop op/tegen
het hoofd en/of elders tegen het lichaam geslagen en/of getroffen en/of met
een schroevendraaier en/of een priem en/of een spies, althans (telkens) met
een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam gestoken en/of gestoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte een van de onder 1 en/of een van de onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zodat hij van de gehele tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Ter toelichting overweegt de rechtbank het volgende:
Ten aanzien van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde:
Uit het onderzoek is naar voren gekomen, dat het jegens [slachtoffer A] gepleegde geweld zich (nagenoeg) uitsluitend heeft voorgedaan in de tweede fase van het treffen tussen de families [familie verdachten] en [familie slachtoffers], derhalve buiten de woning van [slachtoffer B]. Verdachtes standpunt dat hij in deze fase geen geweld heeft gepleegd of ondersteund, maar juist het strijdtoneel vroegtijdig heeft verlaten vindt steun in getuigenverklaringen, waaruit, in combinatie met andere verklaringen, valt te concluderen dat het inderdaad verdachte was die zich als eerste uit de voeten maakte.
Hoewel niet valt uit te sluiten, dat verdachte voordien toch in strafrechtelijke relevante mate betrokken was bij het (mede) tegen [slachtoffer A] gepleegde geweld, moet gelden dat hem op dit punt het voordeel van de twijfel toekomt, nu die betrokkenheid niet enkel kan worden gebaseerd op zijn aanwezigheid ter plaatse en het aanvullend bewijs slechts zou kunnen bestaan in een voor verdachte belastende verklaring van [medeverdachte M] en de aanwezigheid van enig bloed met verdachtes DNA-profiel op een van de buiten de woning aangetroffen steeldelen van de zogenaamde bats. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan deze bewijsmiddelen echter geen overtuigend gewicht worden toegekend. Zij overweegt daartoe dat [medeverdachte M] bij de rechter-commissaris nader heeft verklaard niet zeker te weten of het verdachte was, die hij de man in de groene jas zag slaan, dat bovendien niet is komen vast te staan dat [slachtoffer A] toenmaals een groene jas droeg en dat verdachte omtrent bedoeld bloedspoor een niet onaannemelijke verklaring heeft afgelegd.
Ten aanzien van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde:
Aangaande het jegens [slachtoffer B] gepleegde geweld, stelt de rechtbank voorop, dat dit zich blijkens het onderzoek zowel binnen diens woning (fase 1) als daarbuiten (fase 2) heeft voorgedaan en dat ook hier niet kan worden vastgesteld, dat verdachte in fase 2 in relevante mate betrokken was bij de ten laste gelegde feiten.
De op zichzelf staande en eerst bij de rechter-commissaris afgelegde nadere verklaring van [getuige T] acht de rechtbank in dit verband onvoldoende, nog daargelaten dat deze verklaring geen betrekking heeft op het gebruik van enig slag- en of steekwapen.
Niet kan worden vastgesteld, dat [slachtoffer B] in fase 1 reeds is getroffen door enig slag- of steekwapen, althans dat verdachte van zodanig treffen weet moet hebben gehad. Wat hiervan ook zij, in elk geval kan niet worden vastgesteld, dat tussen verdachte en de medeverdachten op enig moment sprake is geweest van een nauwe en volledige samenwerking bij het plegen van geweld tegen [slachtoffer B] met het oogmerk dan wel (voorwaardelijk) opzet deze te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Uit het onderzoek komt veeleer naar voren dat sprake is geweest van een ongewild totaal uit de hand gelopen gang van zaken, waarbij alle betrokkenen hun koers individueel hebben bepaald en waarbij verdachte nog een bijzondere positie innam als relatieve buitenstaander, die zich gedrongen voelde tot beschermend ingrijpen.
Nu aldus de potentiële gevolgen van het hanteren van slag- en/of steekwapens door anderen dan verdachte niet aan deze laatste kunnen worden toegerekend, blijft over de vraag of voor beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde nog relevant is hetgeen verdachte zelf heeft verklaard omtrent de door hem medegenomen stok en twee door hem ondernomen pogingen [slachtoffer B] in diens woning met deze stok te slaan teneinde verdere agressie tegen [medeverdachte M] te voorkomen.
Het antwoord moet ontkennend luiden, nu het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde is toegespitst op het feitelijk met de stok raken van [slachtoffer B] en voor deze gang van zaken nu juist bewijs ontbreekt.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Vaandrager en Van Breda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 november 2006.