ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ3114
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Krijger
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis na omzetting van taakstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 november 2006 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van 60 dagen vervangende hechtenis. De veroordeelde had in oktober 2003 een oproep van de Reclassering Nederland ontvangen, maar kon om persoonlijke redenen niet aan deze oproep voldoen. Na een periode van geen contact, werd op 3 november 2003 een retourbericht aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) gestuurd, waarin werd aangegeven dat contact met de veroordeelde onmogelijk was. Op 14 november 2006 werd de veroordeelde aangehouden op Schiphol terwijl hij op weg was naar de Filippijnen voor vrijwilligerswerk. De vervangende hechtenis werd ten uitvoer gelegd, maar de veroordeelde verzocht om deze niet langer uit te voeren en alsnog de werkstraf te mogen verrichten.
De officier van justitie stelde dat de brief van de veroordeelde aan de Reclassering Nederland aanleiding was om de opdracht tot tenuitvoerlegging van de taakstraf te retourneren. Echter, de inhoud van deze brief was door het tijdsverloop niet meer beschikbaar. Het CJIB voerde een GBA-verificatie uit en constateerde dat de veroordeelde geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland had, waardoor de kennisgeving van de omzetting van de taakstraf aan de griffier was betekend. De rechtbank moest beslissen op het bezwaarschrift dat op 15 november 2006 was ingediend.
De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet tijdig op de omzetting van de taakstraf was geïnformeerd, wat hem de mogelijkheid ontnam om rechtsmiddelen aan te wenden. De rechter vond de betekening aan de griffier in dit geval onvoldoende, aangezien er een bekend adres in Duitsland was. De inhoud van de brief aan de Reclassering was niet meer te achterhalen, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de veroordeelde zich had proberen te onttrekken aan de werkstraf. De veroordeelde gaf aan bereid te zijn de werkstraf alsnog te verrichten. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond en stelde de veroordeelde in de gelegenheid om de werkstraf alsnog uit te voeren, met inachtneming van de dagen die hij al in hechtenis had doorgebracht.