ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ3114

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/072246-03
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Krijger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis na omzetting van taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 november 2006 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van 60 dagen vervangende hechtenis. De veroordeelde had in oktober 2003 een oproep van de Reclassering Nederland ontvangen, maar kon om persoonlijke redenen niet aan deze oproep voldoen. Na een periode van geen contact, werd op 3 november 2003 een retourbericht aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) gestuurd, waarin werd aangegeven dat contact met de veroordeelde onmogelijk was. Op 14 november 2006 werd de veroordeelde aangehouden op Schiphol terwijl hij op weg was naar de Filippijnen voor vrijwilligerswerk. De vervangende hechtenis werd ten uitvoer gelegd, maar de veroordeelde verzocht om deze niet langer uit te voeren en alsnog de werkstraf te mogen verrichten.

De officier van justitie stelde dat de brief van de veroordeelde aan de Reclassering Nederland aanleiding was om de opdracht tot tenuitvoerlegging van de taakstraf te retourneren. Echter, de inhoud van deze brief was door het tijdsverloop niet meer beschikbaar. Het CJIB voerde een GBA-verificatie uit en constateerde dat de veroordeelde geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland had, waardoor de kennisgeving van de omzetting van de taakstraf aan de griffier was betekend. De rechtbank moest beslissen op het bezwaarschrift dat op 15 november 2006 was ingediend.

De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde niet tijdig op de omzetting van de taakstraf was geïnformeerd, wat hem de mogelijkheid ontnam om rechtsmiddelen aan te wenden. De rechter vond de betekening aan de griffier in dit geval onvoldoende, aangezien er een bekend adres in Duitsland was. De inhoud van de brief aan de Reclassering was niet meer te achterhalen, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de veroordeelde zich had proberen te onttrekken aan de werkstraf. De veroordeelde gaf aan bereid te zijn de werkstraf alsnog te verrichten. De rechtbank verklaarde het bezwaar gegrond en stelde de veroordeelde in de gelegenheid om de werkstraf alsnog uit te voeren, met inachtneming van de dagen die hij al in hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector straf
Parketnummer: 06/072246-03
De rechtbank heeft te beslissen op een op 15 november 2006 ter griffie in-gekomen bezwaarschrift ex artikel 22g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht van de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [plaats] ([land]) op [geboortedatum],
wonende te 45473 [plaats], Aktienstrasse 238b,
thans verblijvend in de penitentiaire inrichting “Midden Holland” te Haarlem,
nader te noemen veroordeelde.
De rechtbank heeft de processtukken bezien.
Het bezwaarschrift is behandeld ter terechtzitting van 23 november 2006. Van deze behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
Motivering
Het bezwaarschrift richt zich tegen de tenuitvoerlegging van 60 dagen vervangende hechtenis, zulks in verband met het vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 8 juli 2003, waarbij onder meer een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij niet (behoorlijke) uitvoering te vervangen door 60 dagen hechtenis is opgelegd.
Namens veroordeelde is gesteld dat hij in oktober 2003 een oproep van de Reclassering Nederland heeft ontvangen en dat hij in reactie op deze oproep een brief heeft verstuurd waarin hij heeft medegedeeld dat hij om hem moverende redenen niet aan de oproep kon voldoen. Nadien heeft hij niets meer vernomen over de uit te voeren werkstraf. Op
3 november 2003 stuurt de Reclassering Nederland een retourbericht aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden, waarin gesteld wordt dat contact met veroordeelde onmogelijk is. Reeds op 7 november 2003 wordt de werkstraf omgezet.
Op 14 november 2006 wordt veroordeelde, terwijl hij op weg was naar de Filippijnen om aldaar vrijwilligerswerk voor het Rode Kruis te doen, op het vliegveld Schiphol aangehouden en wordt de vervangende hechtenis ten uitvoer gelegd. Namens veroordeelde wordt verzocht de vervangende hechtenis niet langer ten uitvoer te leggen en hem alsnog in de gelegenheid te stellen de werkstraf te laten verrichten.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de door veroordeelde aan de Reclassering Nederland gestuurde brief kennelijk voor de Reclassering aanleiding was de opdracht tot tenuitvoerlegging van de taakstraf aan het CJIB te retourneren. De inhoud van die brief van veroordeelde is vanwege tijdsverloop niet meer bij de Reclassering Nederland aanwezig.
Het CJIB heeft vervolgens een GBA-verificatie uitgevoerd en veroordeelde had geen bekende woon- of verblijfplaats hier te lande en dientengevolge is de kennisgeving omzetting taakstraf betekend aan de griffier in deze rechtbank. Hoewel veroordeelde een bekende woon- of verblijfplaats in Duitsland heeft, is deze kennisgeving ingevolge de wettelijke voorschriften betekend.
De rechter is van oordeel dat aan veroordeelde de mogelijk is ontnomen tijdig te reageren op het bevel van de officier van justitie tot omzetting van de taakstraf in vervangende hechtenis. Hoewel het Wetboek van Strafvordering bij een veroordeelde die geen bekende woon- of verblijfplaats hier te lande heeft, volstaat met betekening van die kennisgeving aan de griffier, acht de rechter een dergelijke betekening in het onderhavige geval onvoldoende, nu van veroordeelde een adres bekend is in Duitsland. Indien de officier van justitie veroordeelde middels de kennisgeving op de hoogte had gesteld van het bevel tot omzetting van de taakstraf, had veroordeelde hiertegen een rechtsmiddel kunnen aanwenden, waardoor hij, vóór de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis, een oordeel hieromtrent van de rechter had kunnen verkrijgen. Die mogelijkheid heeft veroordeelde niet gehad. De rechter neemt tevens het volgende in aanmerking. De inhoud van de brief die veroordeelde aan de Reclassering Nederland in reactie op de door hem ontvangen oproep heeft geschreven, is thans niet meer te achterhalen. Daarmee is niet komen vast te staan dat veroordeelde zich heeft proberen te onttrekken aan de tenuitvoerlegging van de werkstraf. Evenmin is komen vast te staan dat het niet verrichten van de werkstraf enkel en alleen aan veroordeelde is te wijten. Veroordeelde heeft aangegeven bereid te zijn de werkstraf alsnog te verrichten.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
Verklaart het bezwaar gegrond en stelt veroordeelde in de gelegenheid de hem opgelegde werkstraf alsnog te verrichten, met dien verstande dat de door veroordeelde reeds in hechtenis door gebrachte dagen in mindering worden gebracht op de duur van de werkstraf.
Bepaalt dat het bevel tenuitvoerlegging vervangende hechtenis ongedaan wordt gemaakt.
Deze beslissing is gegeven door mr. Krijger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2006.