ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ3090
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. van Harreveld
- A. van Lookeren Campagne
- J. Vaandrager
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in oplichtingszaak door gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 oktober 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meermalen gepleegde oplichting. De verdachte, die al dan niet onder de naam [bedrijf] handelde, werd verweten dat hij in de periode van 1 september 2002 tot en met 14 september 2005 in verschillende plaatsen in Nederland, waaronder Varsseveld en Arnhem, door middel van listige kunstgrepen en verdichtsels, personen heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen en het aangaan van schuldbemiddelingsovereenkomsten. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 322 in verbinding met artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Tijdens de rechtszitting op 13 oktober 2006 heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen hard en direct bewijs was voor de ten laste gelegde elementen oogmerk en (voorwaardelijk) opzet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het voordeel van de twijfel toekwam, aangezien hij de beschuldigingen gemotiveerd had weersproken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist of als reële mogelijkheid aanvaardde dat klanten van [bedrijf] het slachtoffer werden van oplichting of verduistering.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat de betrokken vorderingen bij de burgerlijke rechter konden worden aangebracht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. Althoff.