RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/551341-06
Uitspraak d.d.: 29 september 2006
Tegenspraak/ dnip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2006.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 februari 2006 in de gemeente Voorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee heeft gereden over de weg, de Rijksstraatweg, terwijl de omstandigheden als volgt waren:
- ter plaatse gold een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of
- ter plaatse maakte de weg -gelet op de rijrichting van verdachte- een bocht naar rechts.
Hij -verdachte- heeft zich, gelet op voornoemde omstandigheden, toen daar zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, althans zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend gereden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij -verdachte-:
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, althans met een veel te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of
- het voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en/of onvoldoende rechts heeft gehouden, immers heeft hij -verdachte- bij het inrijden of doorrijden van voornoemde bocht met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer gereden en/of gegleden, op een moment dat een tegemoetkomende personenauto hem reeds (kort) genaderd was,
ten gevolge van welke gedraging(en) hij -verdachte met het door hem bestuurde voertuig tegen de tegemoetkomende personenauto, is gebotst, aangereden en/of aangegleden,
waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een hersenschudding/ hersenkneuzing en/of dubbelzien ten gevolge van een verslapping van de hersenzenuw IV rechts) heeft bekomen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 11 februari 2006 in de gemeente Voorst, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Rijksstraatweg, waarbij hij
-verdachte-:
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de voor hem geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur, althans een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of
- het voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en/of onvoldoende rechts heeft gehouden, immers heeft hij -verdachte- bij het inrijden of doorrijden van een -gelet op de rijrichting van verdachte- bocht naar rechts met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer gereden en/of gegleden, op een moment dat een tegemoetkomende personenauto hem -verdachte- reeds (kort) genaderd was, waardoor en/of waarbij hij -verdachte- met het door hem bestuurde voertuig tegen voornoemde personenauto, is gebotst en/of aangereden en/of aangegleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 11 februari 2006 in de gemeente Voorst, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee heeft gereden over de weg, de Rijksstraatweg, terwijl de omstandigheden als volgt waren:
- ter plaatse gold een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en
- ter plaatse maakte de weg -gelet op de rijrichting van verdachte- een bocht naar rechts.
Hij -verdachte- heeft zich, gelet op voornoemde omstandigheden, toen daar zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, onvoorzichtig en onoplettend te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij -verdachte-:
- heeft gereden met een snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur en
- het voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en onvoldoende rechts heeft gehouden, immers heeft hij -verdachte- bij het inrijden of doorrijden van voornoemde bocht met het door hem bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer gereden en/of gegleden, op een moment dat een tegemoetkomende personenauto hem reeds kort genaderd was,
ten gevolge van welke gedragingen hij -verdachte met het door hem bestuurde voertuig tegen de tegemoetkomende personenauto, is aangereden en/of aangegleden,
waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (een hersenschudding/ hersenkneuzing en dubbelzien ten gevolge van een verslapping van de hersenzenuw IV rechts) heeft bekomen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte – waarbij hij met een veel te hoge snelheid door de bebouwde kom is gereden en onderwijl een racewedstrijdje heeft gehouden met een andere personenauto, ten gevolge waarvan hij in een bocht in een slip is geraakt en zijn auto niet meer onder controle heeft weten te houden, met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
De rechtbank acht voorts een deels voorwaardelijke ontzegging op zijn plaats is, teneinde de verdachte er van te weerhouden opnieuw zulks zeer onvoorzichtig rijgedrag te vertonen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte straf-baar.
Veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
- een werkstraf gedurende 150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen.
Ontzegt ver-dachte ter zake van het bewezen-ver-klaar-de de bevoegdheid motorrijtuigen te bestu-ren voor de duur van 15 maanden.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf een gedeelte groot 5 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rech-ters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2006.