ECLI:NL:RBZUT:2006:AY7924

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/1772
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. van Duyvendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over terrasindeling op de Markt in Harderwijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 8 september 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een horecaondernemer en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk over de indeling van terrassen op de Markt. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Kuiper, heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 27 juli 2006, waarbij vergunningen zijn verleend voor het hebben van een terras. De verzoeker stelde dat de indeling van de terrassen afweek van een eerder bereikt compromis met de betrokken horeca-ondernemers. De voorzieningenrechter heeft op 1 september 2006 de zaak behandeld, waarbij de verzoeker in persoon aanwezig was en bijgestaan door zijn advocaat. De verweerder werd vertegenwoordigd door R.C. Mazier, en de derde-partij, een andere horecaonderneming, was vertegenwoordigd door haar directeur en mr. F.W. Aartsen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de indeling van de terrassen op het middendeel van de Markt inderdaad afwijkt van het eerder gemaakte compromis. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het college van burgemeester en wethouders in redelijkheid de bruikbaarheid van het terras van de derde-partij zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de bezwaren van de verzoeker over de verminderde bezonning van zijn terras in voor- en najaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was voor het verlenen van een voorlopige voorziening, en heeft het verzoek van de verzoeker afgewezen. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de bodemprocedure die nog moet volgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Reg.nr.: 06/1772
UITSPRAAK
op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk, verweerder,
alsmede [naam] Horeca Exploitatiemaatschappij B.V., h.o.d.n. [naam horecabedrijf], te [plaats], derde-partij.
1. Bestreden besluiten
Besluiten van 27 juli 2006, waarbij verweerder aan verzoeker respectievelijk de derde-partij vergunning heeft verleend voor het hebben van een terras bij hun horecabedrijven, gevestigd op de percelen Markt [nummer] respectievelijk Markt [nummer] te Harderwijk, zoals aangegeven op de bij de besluiten gevoegde tekening.
2. Procesverloop
Bij brieven van 1 augustus 2006 is namens verzoeker door mr. M. Kuiper, advocaat te Harderwijk, bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 1 september 2006. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Kuiper voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.C. Mazier. Namens de derde-partij zijn verschenen haar directeur, [naam directeur], en mr. F.W. Aartsen, advocaat te Harderwijk.
3. Motivering
3.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
Voor zover dit meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
3.2. Ter zitting is de strekking van het verzoek om een voorlopige voorziening beperkt tot het voor de duur van de bezwaarprocedure verschuiven van de (noord-)noord-oostelijke begrenzing van het niet-aanpandige gedeelte van verzoekers terras met 1,5 m in de betreffende richting, ten koste van het terras van de derde-partij.
3.3. Vast staat dat de – op de tekening bij de bestreden besluiten aangegeven – indeling van de terrassen op het middendeel van de Markt afwijkt van het met de betrokken horeca-ondernemers bereikte compromis, neergelegd in een op 28 april 2005 ter inzage gelegd voorgenomen besluit. Verweerder heeft gedoogd dat de terrassen vanaf het seizoen 2005 werden uitgezet volgens de in dat voorgenomen besluit opgenomen indeling.
3.4. Op 18 mei 2005 heeft de [naam directeur] mondeling als zijn zienswijze aan verweerder kenbaar gemaakt dat hij zich bij nader inzien niet kon vinden in de voorgenomen verdeling van terrassen op het middendeel van de Markt, aangezien de verdeling in de praktijk heel anders uitpakte dan op papier en het oppervlak van het terras van [naam horecabedrijf] op het middendeel in de praktijk onbruikbaar was gebleken. Deze zienswijze is nadien schriftelijk nader toegelicht.
3.5. Bij de thans bestreden besluiten heeft verweerder de zienswijze van de [naam directeur] gehonoreerd in die zin dat zijn terrasruimte op het middendeel is verbreed van circa 2,5 m tot circa 4 m, ten koste van het daaraan grenzende gedeelte van de terrasruimte van verzoeker. Daarbij is de omvang van het terras van verzoeker vergroot door een verdere verschuiving van de buitengrens in de richting van het midden van de Markt.
Verweerder heeft blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting met name laten wegen dat er bij een breedte van 2,5 m van het terras van de derde-partij geen sprake is van een bruikbaar terras op het middendeel, althans bruikbare doorgang naar het aanpandige terras van de derde-partij.
3.6. Verzoeker heeft er met name bezwaar tegen dat zijn terras opnieuw in (zuid-)zuid-westelijke richting moet opschuiven, hetgeen nog verdergaand ten koste zal gaan van de bezonning van zijn terras in voor- en najaar dan al het geval was op basis van het bereikte compromis.
3.7. Naar voorlopig oordeel kan niet worden gezegd dat verweerder de bruikbaarheid van het terras van de derde-partij op het middendeel, althans doorgang naar het aanpandige terras, in redelijkheid niet zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de gestelde verminderde bezonning van het terras van verzoeker in voor- en najaar. Hetgeen verzoeker heeft aangevoerd met betrekking tot de voorgeschiedenis van de uiteindelijke terrasindeling, leidt niet tot een ander oordeel.
3.8. Voorts is er – anders dan door verzoeker is betoogd – geen grond voor het oordeel dat aan de bestreden besluiten zodanige zorgvuldigheidsgebreken kleven dat deze besluiten bij heroverweging niet zouden kunnen worden gehandhaafd. Voor zover verzoeker ten onrechte niet gehoord zou zijn, kan dit gebrek in het kader van de bezwaarprocedure worden hersteld.
3.9. Gezien het voorgaande kunnen de bestreden besluiten naar alle waarschijnlijkheid na heroverweging in bezwaar stand houden. Derhalve kan niet worden gezegd dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskosten-veroordeling.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.