ECLI:NL:RBZUT:2006:AY7518

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
5 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580332-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en illegale handel in anabole steroïden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 5 september 2006 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere gevallen van afpersing en illegale handel in anabole steroïden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft in de periode van 1 juni 2005 tot en met 13 november 2005, in verschillende gemeenten, onder bedreiging van geweld geprobeerd om geldbedragen te verkrijgen van verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders slachtoffers onder druk hebben gezet door hen te bedreigen en fysiek geweld te gebruiken. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte zich heeft voorgedaan als bemiddelaar in zakelijke geschillen, maar daarbij op intimiderende wijze heeft gehandeld. Daarnaast is de verdachte veroordeeld voor het illegaal verhandelen van anabole steroïden en andere geneesmiddelen zonder de vereiste vergunningen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen, maar heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals met het tijdsverloop sinds de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
parketnummer: 06/580332-05
uitspraak d.d.: 5 september 2006
tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [plaats], [adres],
thans gedetineerd in P.I. Arnhem, huis van bewaring Arnhem Zuid.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2006.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
De officier van justitie heeft ter terechtzitting een vordering ingediend als bedoeld in artikel 314a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft overwogen dat het wettelijke systeem wel de mogelijkheid geeft om de tenlastelegging binnen de buitengrenzen van de voorlopige tenlastelegging te moduleren, maar niet om feiten geheel te laten vervallen. Voor zover is verzocht de feiten 5 en 6 van de voorlopige tenlastelegging, betreffende (een poging tot) afpersing van de aangevers [slachtoffer D] en [slachtoffer E] en [slachtoffer F] te laten vervallen, is de vordering daarom afgewezen. Voor het overige is de vordering toegewezen.
De rechtbank heeft het verzoek om opheffing van het bevel voorlopige hechtenis en onmiddellijke invrijheidstelling en het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis, afgewezen.
Tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij
in de periode van 1 juni 2005 tot met 13 november 2005,
in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Amsterdam en/of [plaats] en/of Cuijk en
St. Agatha en/of elders in Nederland,
ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de
afgifte van 60.000 Euro, althans een hoeveelheid geld, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer A] en/of een bedrijf van die [slachtoffer A], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (zakelijk weergegeven):
1. telefonisch aan [slachtoffer A]
a. verteld dat hij/zij:
- een geldbedrag van die [slachtoffer A] verlangde(n) wegens ontevredenheid over
werkzaamheden danwel uit wanprestatie en/of voor de daaruit voortvloeiende
kosten voor hem/hen en/of
- [slachtoffer A] zoud(en) kielhalen en/of onderuit trekken en/of
- de zaak persoonlijk wilde(n) oplossen en niets met de politie en/of
deurwaarders en/of advocaten te maken wilde(n) hebben en/of
- onderweg was/waren uit Amsterdam en/of (daar) met een aantal vijanden van
[slachtoffer A] had(den) gesproken en/of dat die vijanden zich hadden verenigd en/of
- bepaalde dingen over [slachtoffer A] wist/wisten en/of
- [slachtoffer A] zou(den) opzoeken en/of [slachtoffer A] zijn leven niet zeker zou zijn en/of
- een foto('s) van die [slachtoffer A] en zijn vrouw beschikbaar was/waren en/of
- vandaag of morgen die [slachtoffer A] tegen zou(den) komen en/of
- [slachtoffer A] de kans zoud(en) geven om onder vier ogen te praten over een
oplossing en/of
b. meegedeeld dat hij/zij:
- binnenkort [slachtoffer A] zou(den) tegenkomen en/of dat het dan goed mis zou zijn
en/of
- binnenkort [slachtoffer A] zou(den) opzoeken en/of dat die [slachtoffer A] zijn leven niet
zeker zou zijn en/of
2. informatie en/of inlichtingen en/of foto's over die [slachtoffer A] en zijn vrouw
verzameld en/of verkregen en/of ingewonnen en/of
3. onder valse voorwendselen een afspraak gemaakt in hotel/motel [naam] in [plaats] met [slachtoffer A] en [begeleider slachtoffer A] (begeleider van [slachtoffer A]) en/of
(daar):
- [slachtoffer A] een foto('s) van [slachtoffer A] en/of zijn echtgenote laten zien
en/of die [slachtoffer A] toegevoegd "Ben jij dit?" en/of
- [slachtoffer A] een klap op/tegen zijn hoofd gegeven en/of de bril van het hoofd
geslagen en/of gepakt en/of bij de keel gepakt en/of
- [begeleider] (een juridisch begeleider van [slachtoffer A]) in "[naam hotel]" aan de
oren vastgepakt en/of (weg)getrokken en/of
- [slachtoffer A] afgezonderd van zijn begeleider en/of
- [slachtoffer A] toegevoegd dat zij/hij gewoon poen moest(en) hebben want zij/hij
had(den) schade en/of
- [slachtoffer A] verteld dat hij niet kon vluchten en/of dat hij/zij hem altijd
wist(en) te vinden en/of
4. die [slachtoffer A] verteld en/of (meerdere malen) per sms medegedeeld dat hij met
een oplossing moest komen, althans een voorstel moest doen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 1)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
in de periode van 1 juni 2005 tot met 16 september 2005,
in de gemeente(n) Apeldoorn en/of [plaats] en/of Amsterdam en/of Cuijk en
St.Agatha en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen
tot het tekenen van formulieren ten behoeve van een wijziging van de
domeinnaamhouder van de domeinnaam www.mokkel.nl, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A] en/of een bedrijf van [slachtoffer A], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
immers heeft heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (zakelijk
weergegeven):
1. telefonisch aan [slachtoffer A]
a. verteld dat hij/zij:
- een geldbedrag van die [slachtoffer A] verlangde(n) wegens ontevredenheid over
werkzaamheden danwel uit wanprestatie en/of voor de daaruit voortvloeiende
kosten voor hem/hen en/of
- [slachtoffer A] zoud(en) kielhalen en/of onderuit trekken en/of
- de zaak persoonlijk wilde(n) oplossen en niets met de politie en/of
deurwaarders en/of advocaten te maken wilde(n) hebben en/of
- onderweg was/waren uit Amsterdam en/of (daar) met een aantal vijanden van
[slachtoffer A] had(den) gesproken en/of dat die vijanden zich hadden verenigd en/of
- bepaalde dingen over [slachtoffer A] wist/wisten en/of
- [slachtoffer A] zou(den) opzoeken en/of [slachtoffer A] zijn leven niet zeker zou zijn en/of
- een foto('s) van die [slachtoffer A] en zijn vrouw beschikbaar was/waren en/of
- vandaag of morgen die [slachtoffer A] tegen zou(den) komen en/of
- [slachtoffer A] de kans zoud(en) geven om onder vier ogen te praten over een
oplossing en/of
b. meegedeeld dat hij/zij:
- binnenkort [slachtoffer A] zou(den) tegenkomen en/of dat het dan goed mis zou zijn
en/of
- binnenkort [slachtoffer A] zou(den) opzoeken en/of dat die [slachtoffer A] zijn leven niet
zeker zou zijn en/of
2. informatie en/of inlichtingen en/of foto's over die [slachtoffer A] en zijn vrouw
verzameld en/of verkregen en/of ingewonnen en/of
3. onder valse voorwendselen een afspraak gemaakt in hotel/motel [naam] in [plaats] met [slachtoffer A] en [begeleider slachtoffer A] (begeleider van [slachtoffer A]) en/of
(daar):
- [slachtoffer A] een foto('s) van [slachtoffer A] en/of zijn echtgenote laten zien
en/of die [slachtoffer A] toegevoegd "Ben jij dit?" en/of
- [slachtoffer A] een klap op/tegen zijn hoofd gegeven en/of de bril van het hoofd
geslagen en/of gepakt en/of bij de keel gepakt en/of
- [begeleider] (een juridisch begeleider van [slachtoffer A]) in "[naam hotel]" aan
de oren vastgepakt en/of (weg)getrokken en/of
- [slachtoffer A] afgezonderd van zijn begeleider en/of
- [slachtoffer A] verteld dat hij niet kon vluchten en/of dat hij/zij hem altijd
wist(en) te vinden en/of
- dwingend en/of boos en/of opgewonden tegen die [slachtoffer A] gezegd dat hij één of
meer formulieren voor wijziging van de domiennaamhouder van de domeinnaam
[naam] moest ondertekenen;
4. die [slachtoffer A] verteld en/of (meerdere malen) per sms medegedeeld dat hij met
een oplossing moest komen, althans een voorstel moest doen;
(incident 1)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
in de periode van 1 september 2005 tot en met 13 november 2005,
in de gemeente Apeldoorn, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer B] heeft
gedwongen tot de afgifte van 850 euro, althans een geldbedrag, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B] en/of [naam bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- indringende en veelvuldige telefonisch contacten heeft/hebben onderhouden
met [slachtoffer B], waarin onder meer de druk werd opgevoerd en/of [slachtoffer B]
werd gesommeerd om een geldbedrag aan hem/hen te betalen en/of
- [slachtoffer B] heeft/hebben gezegd, dat hij op tijd klaar moest zijn en dat hij
anders een boete en/of klappen zou krijgen en/of
- aan [slachtoffer B] heeft/hebben meegedeeld, dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) over de rooie is/zijn en/of woedend is/zijn en/of in een gekke
bui is/zijn en dan niet meer te houden is en/of
- aan [slachtoffer B] heeft/hebben gezegd dat een normaal gesprek niet meer mogelijk
is, omdat [slachtoffer B] een fout heeft gemaakt en/of
- [slachtoffer B] heeft/hebben verteld dat naam de boeman is en/of weer moet
corrigeren en/of
- spullen van [slachtoffer B] heeft/hebben achtergehouden tot hij zou betalen en/of
- een SMS-bericht aan die [slachtoffer B] heeft/hebben verzonden met de
tekst: "[slachtoffer B]. hoe ga je dat nou doen met de betaling? Ben bang dat het
anders niet goed gaat komen. Grt. [medeverdachte A]" en/of
- [slachtoffer B] een klappen op/tegen zijn hoofd heeft/hebben gegeven;
(incident 2)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij
in de periode van 1 januari 2003 tot en met 18 november 2005,
in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland en/of in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer C] heeft
gedwongen tot de afgifte van 5000,= euro, althans geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
-zakelijk weergegeven- verdachte en/of zijn mededader(s)
- heeft/hebben verteld dat die [slachtoffer C] "zijn plaats zou moeten weten" en/of "ik
naai je niet" en/of "als je betaalt dan hoor je bij ons en heb je totale
beveiliging. niemand doet je dan iets meer" en/of "Je hoeft maar te bellen
en het wordt geregeld" en/of
- [slachtoffer C] heeft/hebben bezocht in zijn woning en/of meegenomen naar een
fitnesscentrum en/of geslagen en/of bedreigd en/of geïntimideerd en/of
- (daarna) tegen die [slachtoffer C] heeft/hebben verteld dat hij binnen 24 uur
moest betalen, anders kwam er rente op rente bij en/of zou(den) hij/zij weer
terug komen en/of
- heeft/hebben (regelmatig) met die [slachtoffer C] gebeld met de vraag of hij het geld
al bij elkaar had en/of
- heeft/hebben een afspraak gemaakt in een restaurant voor de afgifte van het
geldbedrag;
(incident 4)
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
5.
hij
in de periode van 1 september 2005 tot en met 13 november 2005,
in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland,
als een persoon, die niet bevoegd is tot uitoefening der artsenijbereidkunst,
(telkens) opzettelijk geneesmiddelen en/of ongeregistreerde farmaceutische
specialités en/of farmaceutische preparaten, dan wel geregistreerde
farmaceutische specialités en farmaceutische preparaten, waarvan de
inschrijving is geschorst en/of ongeregistreerde farmaceutische specialités en
farmaceutische preparaten,
te weten
- anabole steroïde en/of
- anti astmamiddelen
heeft ingevoerd en/of heeft bereid en/of heeft afgeleverd en/of heeft verkocht
en/of heeft verhandeld en/of ter aflevering in voorraad heeft gehad;
(incident 11)
art. 2 lid 3 jo 3 lid 4 Wet op de geneesmiddelenvoorziening
art. 1 sub 1 jo 6 Wet economische delicten
art 2 lid 3 Wet op de Geneesmiddelenvoorziening
6.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot
en met 12 november 2005, te Apeldoorn, althans in Nederland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een)
ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer D] te dwingen tot de afgifte van geld en/of tot het teniet doen
van een inschuld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer D],
met voormeld oogmerk -zakelijk weergegeven- verdachte en/of zijn mededader(s)
- heeft/hebben verteld dat [medeverdachte A] niet in de hand te houden was en/of
- heeft/hebben verteld dat [medeverdachte A] over de rooie was en/of
- heeft/hebben verteld dat [medeverdachte A] misschien wel enkele mannetjes op hem af
zou sturen en/of
- heeft/hebben verteld dat [medeverdachte A] vriendjes had die geen lieverdjes waren
en/of
- - via/aan [medewerker incassoburo] van Incassoburo [naam]- heeft/hebben gezegd dat
het beslag op de rekening van [medeverdachte A] en/of het bedrijf [naam] moest
worden opgeheven en/of
- - via/aan [medewerker incassoburo] van Incassoburo [naam]- heeft/hebben gezegd dat
hij/naam als bemiddelaar zou optreden en/of
- - via/aan [medewerker incassoburo] van Incassobureau [naam]- heeft/hebben gezegd dat
[slachtoffer D] moest afzien van de incasso,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 oktober 2002 tot
en met 20 december 2005 in de gemeente Apeldoorn, althans elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F] heeft
gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer E] en/of [slachtoffer F], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld
en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat -zakelijk
weergegeven- verdachte en/of zijn mededader(s)
- heeft/hebben gebeld naar [slachtoffer E] met de mededeling dat haar broer aan
hen geld verschuldigd was en dat zij nu verantwoordelijk was om dat geld te
betalen en/of
- heeft/hebben verteld aan die [slachtoffer E] (tijdens een bezoek aan haar
huis) dat zij verantwoordelijk was en dat haar kop zo kapot was en/of “ik
weet dat jij kinderen hebt, wacht maar eens af” en/of
- heeft/hebben verteld tegen die [slachtoffer F] dat hij/zij smartengeld wilden
ontvangen, omdat hij/zij onterecht door die [slachtoffer F] had(den) vastgezeten
en/of
- via/aan naam, advocaat te Arnhem, een schuldbekentenis heeft/hebben
laten tekenen en/of
- via die naam advocaat betaling heeft/hebben laten verrichten door die [slachtoffer F]
en/of
- een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [slachtoffer F] in een restaurant,
waarbij verdachte (vervolgens) aan die [slachtoffer F] heeft gezegd: “Ik trek je kop
eraf” en/of “Ik ontvoer je zus”
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank is over het onder 2 ten laste gelegde van oordeel, dat niet op grond van te bezigen bewijsmiddelen als vaststaand kan worden aangenomen, dat aangever (op de wijze als ten laste gelegd) is gedwongen tot het tekenen van het formulier voor wijziging van de domeinnaamhouder van mokkels.nl. Van belang hierbij is dat géén direct relevant verband kan worden gelegd tussen het tekenen van het wijzigingsformulier en het merendeel van de ten laste gelegde gedragingen. Het woordelijk uitgewerkte telefoongesprek tussen verdachte en zijn [medeverdachte B] van 16 september 2005 te 12:28:28 (p. 1312 e.v.) in ogenschouw genomen, bestaan er bovendien géén aanknopingspunten voor het oordeel dat verdachte en/of [medeverdachte A] eerder dan dat gesprek, dat kort vóór de ontmoeting met aangever in [naam hotel] is gevoerd, wisten dat [medeverdachte B] met die ontmoeting (tevens) wilde bereiken dat aangever het bewuste formulier zou tekenen. Ook valt door gebrek aan bewijs niet aan te nemen dat [medeverdachte B] met verdachte en/of [medeverdachte A] afspraken heeft gemaakt over het al dan niet onder dwang laten tekenen van het formulier.
Tot slot is van belang dat vanwege de veelheid aan uiteenlopende verklaringen, niet met voldoende zekerheid kan worden gezegd dat de ten laste gelegde gedragingen die eventueel wél met de ontmoeting in [naam hotel] en het tekenen van een formulier in verband kunnen worden gebracht, aan het moment van het tekenen zijn voorafgegaan en/of dat die gedragingen met het oog op die ondertekening zijn verricht.
Wat betreft het onder 6 en 7 ten laste gelegde ziet de rechtbank af van een toelichting op haar beslissing nu ook de officier van justitie zelf tot vrijspraak heeft geconcludeerd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2005 tot met 13 november 2005, in de gemeenten Apeldoorn en Eemnes en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer A] en/of een bedrijf van die [slachtoffer A],
hebben verdachte en zijn mededader (zakelijk weergegeven):
1. telefonisch aan [slachtoffer A] verteld dat (hij/zij):
- een geldbedrag van die [slachtoffer A] verlangden wegens ontevredenheid over werkzaamheden dan wel uit wanprestatie en voor de daaruit voortvloeiende kosten en
- de zaak persoonlijk wilden oplossen en
- foto’s van die [slachtoffer A] en zijn vrouw beschikbaar waren en
- vandaag of morgen die [slachtoffer A] tegen zou komen en
- [slachtoffer A] de kans zouden geven om onder vier ogen te praten over een oplossing en
2. informatie en foto’s over/van die [slachtoffer A] en zijn vrouw verzameld en/of verkregen en/of ingewonnen en
3. onder valse voorwendselen een afspraak gemaakt in hotel/motel [naam hotel] in [plaats] met [slachtoffer A] en daar:
- [slachtoffer A] foto’s van [slachtoffer A] en zijn echtgenote laten zien en
- [slachtoffer A] een klap tegen zijn hoofd gegeven en
- [begeleider] (een juridisch begeleider van [slachtoffer A]) in [naam hotel] aan zijn oor vastgepakt en weggetrokken en
- [slachtoffer A] afgezonderd van zijn begeleider en
- [slachtoffer A] toegevoegd dat zij gewoon poen moesten hebben want zij hadden schade en
4. die [slachtoffer A] verteld en meerdere malen per sms medegedeeld dat hij met een oplossing moest komen, althans een voorstel moest doen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 1 september 2005 tot en met 13 november 2005, in de gemeente Apeldoorn, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer B] heeft gedwongen tot de afgifte van € 850,-, toebehorende aan [slachtoffer B] en/of [naam bedrijf],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededader:
- telefonische contacten hebben onderhouden met [slachtoffer B], waarin onder meer [slachtoffer B] werd gesommeerd om een geldbedrag aan hen te betalen en
- [slachtoffer B] hebben gezegd, dat hij op tijd klaar moest zijn en dat hij anders een boete zou krijgen en
- aan [slachtoffer B] hebben meegedeeld, dat hij, verdachte, over de rooie is en in een gekke bui is en dan niet meer te houden is en
- aan [slachtoffer B] hebben gezegd dat een normaal gesprek niet meer mogelijk is, omdat [slachtoffer B] een fout heeft gemaakt en
- een sms-bericht aan die [slachtoffer B] hebben verzonden met de tekst: “[slachtoffer B] hoe ga je dat nou doen met de betaling? Ben bang dat het anders niet goed gaat komen. Grt. [medeverdachte A]” en
- [slachtoffer B] klappen tegen zijn hoofd hebben gegeven;
4.
hij in de periode van 16 november 2004 tot en met 18 november 2004, in Nederland en in België, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer C] heeft gedwongen tot de afgifte van € 5.000,-, toebehorende aan [slachtoffer C],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat – zakelijk weergegeven – verdachte
- heeft verteld dat die [slachtoffer C] “zijn plaats zou moeten weten” en “ik naai je niet” en “als je betaalt dan hoor je bij ons en heb je totale beveiliging, niemand doet je dan iets meer” en “Je hoeft maar te bellen en het wordt geregeld” en
- [slachtoffer C] heeft bezocht bij zijn woning en meegenomen naar een fitnesscentrum en heeft geslagen en
- daarna aan die [slachtoffer C] heeft verteld dat hij binnen 24 uur moest betalen, anders kwam er rente op rente bij en zou hij weer terug komen en
- heeft met die [slachtoffer C] gebeld met de vraag of hij het geld al bij elkaar had en
- heeft een afspraak gemaakt in een restaurant voor de afgifte van het geldbedrag;
5a.
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2005 tot en met 13 november 2005, in de gemeente Apeldoorn, als een persoon die niet bevoegd is tot uitoefening der artsenijbereidkunst, telkens opzettelijk geneesmiddelen,
te weten
- anabole steroïde en
- anti-astmamiddelen
heeft afgeleverd.
5b.
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2005 tot en met 13 november 2005, in de gemeente Apeldoorn, telkens opzettelijk ongeregistreerde farmaceutische specialités en/of farmaceutische preparaten,
te weten
- anabole steroïde en
- anti-astmamiddelen
heeft ingevoerd en/of heeft afgeleverd en/of ter aflevering in voorraad heeft gehad.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd, zakelijk weergegeven, dat het overgrote deel van de ten aanzien van feit 1 verweten feitelijke gedragingen op zich niet strafbaar zijn, maar gedragingen en mededelingen betreffen die in het kader van de oplossing van een conflict met een financiële achtergrond wel vaker worden verricht en gedaan. Het aan het oor trekken van [begeleider slachtoffer A] kan verdachte niet worden verweten nu hierover vooraf met [medeverdachte A] geen afspraken zijn gemaakt en er dus in elk geval in zoverre geen sprake is geweest van bewuste en nauwe samenwerking. Door te blijven zitten heeft verdachte zich juist gedistantieerd van dit incident. Het feit dat de afspraak in [naam hotel] is gemaakt onder valse voorwendselen, kan niet aan verdachte worden toegerekend, omdat hij bij het maken van die afspraak niet betrokken is geweest en omdat hij niet heeft geweten hoe die afspraak tot stand was gekomen.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsman betoogd, dat de klap die in beide gevallen is gegeven niets van doen heeft met afpersing. Die klappen moeten worden gezien als een vaderlijke correctie van het gedrag van de aangevers en staan los van het geld dat zij moesten (terug)betalen. Wat feit 4 betreft heeft de verdachte nog aangevoerd, dat betaling van de provisie in een vriendelijke sfeer heeft plaatsgevonden.
Terzake feit 5 heeft de raadsman betoogd, dat de geneesmiddelen voor eigen gebruik waren, dat verdachte deze niet heeft verkocht of verhandeld en dat hij hooguit een enkele keer wat heeft weggegeven.
De rechtbank heeft zich bij de bewezenverklaring op de volgende bewijsmiddelen gebaseerd:
Feit 1:
? De aangifte van [slachtoffer A], die verklaart dat hij medio juni 2005 werd gebeld op zijn mobiele nummer door iemand die zich naam noemde en die hem vertelde dat hij door [medeverdachte A] was verzocht te bemiddelen in het geschil tussen hem en [medeverdachte A] (p. 1353). Tijdens een gesprek op 28 juni 2005 (p. 1354) maakten verdachte en [medeverdachte A] [begeleider slachtoffer A] (juridisch adviseur van [slachtoffer A]) duidelijk dat [medeverdachte A] € 60.000,- verlangde wegens ontevredenheid over door [slachtoffer A] uitgevoerde werkzaamheden. Op 30 juni 2005 belde verdachte met [begeleider slachtoffer A] en deelde deze mee dat hij één en ander persoonlijk met [slachtoffer A] wilde oplossen en dat hij niets met gemachtigden te maken had. Op 12 september 2005 om 23:05 uur heeft verdachte [slachtoffer A] gebeld en gezegd dat hij bepaalde dingen over hem wist. Hij deelde mee hem, [slachtoffer A], te zullen opzoeken en gaf hem te kennen dat hij zijn leven niet zeker was. [slachtoffer A] verklaart verder (p. 1356) dat verdachte stelde dat het vanaf dat moment tussen hem en [slachtoffer A] ging en dat hij, verdachte, zeker wist dat hij hem, [slachtoffer A], zeer binnenkort, eerder dan [slachtoffer A] zou denken, zou tegenkomen.
[slachtoffer A] verklaart dat hij door [getuige A] is uitgenodigd om een zakelijke discussie uit te spreken met [medeverdachte B] in [naam hotel]. Omdat [medeverdachte B] in relationele problemen zou verkeren, werd [slachtoffer A] verzocht alleen te komen omdat er een taak voor hem als vriend was weggelegd. In de daarop volgende dagen werd [slachtoffer A] gezegd dat het zakelijke geschil tijdens het gesprek van ondergeschikte dan wel van geen betekenis was. Tijdens het gesprek met [medeverdachte B] en [getuige A] in [naam hotel] (p. 1357) stonden er plotseling twee mannen aan tafel, waarvan [slachtoffer A] de ene herkende als [medeverdachte A] en van de andere aannam dat het verdachte was. Verdachte liet hem onmiddellijk een vel papier zien met foto’s van hem en zijn vrouw. [medeverdachte B] stelde dat hij opzettelijk foto’s en andere persoonlijke gegevens van hem en zijn vrouw aan verdachte en [medeverdachte A] had gegeven om hem, [slachtoffer A] te grazen te nemen (p. 1358). Direct daarna kreeg hij een klap op zijn hoofd, waarbij zijn bril van zijn hoofd viel. Toen [medeverdachte B] en [getuige A] weggingen, werd de situatie nog grimmiger. Verdachte vroeg wanneer [slachtoffer A] aan [medeverdachte A] ging betalen. [medeverdachte A] zei dat hij gewoon poen moest hebben omdat hij schade had. Verdachte wilde vervolgens alleen met hem, [slachtoffer A], praten. Toen [begeleider slachtoffer A] weigerde weg te gaan, trok [medeverdachte A] hem uit zijn stoel en voerde hem van de tafel weg (p. 1359). Verdachte liet hem, [slachtoffer A], daarna alles zien wat hij van hem wist. Verdachte stelde dat hij, [slachtoffer A], met een goed voorstel moest komen (p. 1360).
? Het nader verhoor van [slachtoffer A], waarbij [slachtoffer A] verklaart dat verdachte hem zelf heeft verteld over foto’s van hem en zijn vrouw te beschikken (p. 1380) en dat [medeverdachte A] [begeleider slachtoffer A] uit zijn stoel heeft getrokken door hem aan zijn linkeroor te pakken (p. 1381).
? De aangifte van [begeleider slachtoffer A], die verklaart dat hij op 16 september 2005 met [slachtoffer A] naar [naam hotel] is gereden voor een afspraak met [medeverdachte B] en [getuige A] (p. 1477). Op een gegeven moment zag hij verdachte en [medeverdachte A] verschijnen (p. 1478). Toen [slachtoffer A] formulieren moest tekenen, zag hij, [begeleider slachtoffer A], dat verdachte [slachtoffer A] met zijn open hand een klap tegen het achterhoofd gaf en dat de bril van [slachtoffer A] op de grond viel. [begeleider slachtoffer A] verklaart dat verdachte tegen hem zei dat hij weg moest gaan (p. 1479). Toen hij weigerde, zag en voelde hij dat [medeverdachte A] hem bij zijn linkeroor vastpakte en wegtrok.
? [getuige A] die verklaart (p. 1509) dat hij, [medeverdachte B] en [naam] [slachtoffer A] wilden confronteren met diens leugens en dat [medeverdachte B] vertelde dat [slachtoffer A] gevoelig was voor problemen tussen hem en zijn partner. Hij, [getuige A], heeft [slachtoffer A] over de relatieproblemen van [medeverd[medeverdachte B] verteld en een afspraak gemaakt in [naam hotel] op 16 september 2005 om 13:00 uur.
? [getuige B] die verklaart (p. 1528) dat er een smoes is gebruikt om een afspraak met [slachtoffer A] te maken.
? De verklaring van verdachte inhoudende dat hij goed heeft uitgezocht wie [slachtoffer A] is (p. 1764) en dat hij tegen [slachtoffer A] heeft gezegd: “Ik zie je eerder dan je denkt” (p. 1768). Verdachte heeft verklaard dat hij in [naam hotel] de foto’s aan [slachtoffer A] heeft laten zien om aan te tonen dat hij zich had verdiept in [slachtoffer A] (p. 1772). [medeverdachte A] heeft [begeleider slachtoffer A] aan zijn linkeroorlel mee naar buiten genomen, omdat hij, verdachte, persoonlijk met [slachtoffer A] wilde praten (p. 1774). Verdachte verklaart dat [medeverdachte B] had geregeld dat [slachtoffer A] zou komen en dat het inderdaad een val was (p. 1801).
? De verklaring van [medeverdachte A] dat hij in de richting van [slachtoffer A] heeft aangegeven dat hij zijn geld terug wilde hebben en dat hij behoorlijk wat extra kosten had gemaakt en daar wel wat geld voor terug wilde hebben (p. 1808). Hij heeft [slachtoffer A] via de mail en met sms benaderd (p. 1809). Doordat het niet wilde vlotten, is verdachte opgetreden als bemiddelaar. Verdachte heeft bij herhaling telefonisch contact gehad met [slachtoffer A]. [medeverdachte A] verklaart dat verdachte ook wel andere woorden gebruikt en dat dat wel indruk kan maken. Verdachte sprak wel met stemverheffing in de richting van [slachtoffer A] (p. 1810), wat [slachtoffer A] wel als bedreigend heeft kunnen ervaren. Medeverdachte [medeverdachte A] verklaart verder dat verdachte wat te bespreken had met [slachtoffer A] en dat hij tegen [begeleider slachtoffer A] heeft gezegd dat ze even weg zouden gaan. Toen [begeleider slachtoffer A] weigerde, heeft hij hem uiteindelijk bij zijn oor gepakt en zijn ze naar de loge gelopen (p. 1811).
? De verklaring van [medeverdachte B] dat [naam] [slachtoffer A] heeft gebeld met de vraag of [slachtoffer A] wilde komen praten met hem, [medeverdachte B], omdat het tussen hem en zijn vrouw niet goed zou gaan (p. 1847). [naam] stelde hem voor naar [naam hotel] te komen. Het was natuurlijk een lokkertje om hem daar naartoe te krijgen.
? Het verslag van een telefoongesprek van 12 september 2005, 23:11:25 uur, betreffende een gesprek tussen verdachte en [slachtoffer A], waarin verdachte meer dan eens tegen [slachtoffer A] zegt dat hij hem vandaag of morgen toch tegen komt (p. 1235, p. 1237 en p. 1238) en dat het beter is als ze onder vier ogen gaan praten (p. 1236).
? Het verslag van een telefoongesprek van 13 september 2005, 13:49;30 uur, betreffende een gesprek tussen verdachte en [slachtoffer A], waarin verdachte tegen [slachtoffer A] zegt dat hij een foto van hem en [naam] heeft, dat hij [slachtoffer A] vandaag of morgen tegenkomt en dat hij hem de kans geeft om onder vier ogen te praten om tot een oplossing te komen (p. 1242).
Feit 3:
? De aangifte van [slachtoffer B] die verklaart dat hij bij [medeverdachte A] thuis was, dat verdachte op een gegeven moment binnenkwam en hem vroeg wat hij sponsorde (p. 2058). Verdachte bukte zich over hem heen en hij voelde plotseling een harde klap op zijn linker jukbeen. Toen hij wilde opstaan, kreeg hij meteen weer een klap op zijn linkeroog. Dit was een klap met de vuist. Toen [slachtoffer B] hem vroeg wat hij, verdachte, deed, zei verdachte dat hij, [slachtoffer B], het gewoon moest regelen (p. 2059). ’s Avonds is [slachtoffer B] nog door verdachte gebeld dat hij geld moest betalen. [slachtoffer B] verklaart dat hij regelmatig door [medeverdachte A] is gebeld dat hij geld moest terugbetalen. De telefoontjes kwamen op hem bedreigend over. [medeverdachte A] gaf in de gesprekken aan dat hij verdachte niet meer kon houden. Vervolgens begon [medeverdachte A] telefonisch te dreigen met verdachte. Hij zei dat verdachte helemaal over de zeik was. Ook verdachte belde hem en bedreigde hem dan. Ze maakten hem duidelijk dat hij niet veilig was. [slachtoffer B] verklaart dat hij, nadat hij € 850,- had overgemaakt, geen telefoontjes meer heeft gehad.
? De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer B] bij [medeverdachte A] thuis een klap in zijn gezicht heeft gegeven (p. 2223).
? De verklaring van [medeverdachte A] dat hij wel zeker weet dat er klappen zijn gevallen en dat die op het gezicht van [slachtoffer B] terecht kwamen (p. 2275). Toen [slachtoffer B] wegliep, zag hij een rode plek op zijn gezicht.
? Het verslag van een telefoongesprek van 12 september 2005, 17:45:48 uur (p. 1910), betreffende een gesprek tussen verdachte en [slachtoffer B], waarin verdachte tegen [slachtoffer B] zegt dat hij een boete krijgt als de posters niet op tijd klaar zijn.
? Het verslag van een telefoongesprek van 14 september 2005, 14:12:27 uur (p. 1938), betreffende een gesprek tussen verdachte en een onbekende, waarin verdachte zegt dat hij de dag daarvoor iemand heeft gecorrigeerd. Hij heeft die jongen van de posters een paar lellen om zijn oren gegeven. Vervolgens komt [medeverdachte A] aan de telefoon en vertelt aan de onbekende dat verdachte die jongen een paar kletsen gaf.
? Het verslag van een telefoongesprek van 15 september 2005, 17:07:29 uur (p. 1950), betreffende een gesprek tussen verdachte en [slachtoffer B], waarin verdachte belooft dat [slachtoffer B] het geld zal terugbetalen, dat hij ook een rekening krijgt voor niet nagekomen afspraken en dat een normaal gesprek niet meer mogelijk is, omdat [slachtoffer B] een fout heeft gemaakt.
? Het verslag van een telefoongesprek van 17 september 2005, 10:03:25 uur (p. 1963), betreffende een gesprek tussen verdachte en [slachtoffer B], waarin [slachtoffer B] zegt dat hij het wil oplossen. Verdachte zegt dat [slachtoffer B] het met [medeverdachte A] moet oplossen omdat, als hij hem ziet, het niet goed gaat.
? Het verslag van een telefoongesprek van 3 oktober 2005, 15:15:35 uur (p. 1976), betreffende een gesprek tussen verdachte en [slachtoffer B], waarin verdachte zegt dat het geld teruggestort moet worden.
? Een sms-bericht van 12 oktober 2005, 7:45:47 uur (p. 1984), waarin [medeverdachte A] aan [slachtoffer B] vraagt hoe hij het gaat doen met de betaling, omdat hij bang is dat het anders niet goed gaat komen.
? Het verslag van een telefoongesprek van 24 oktober 2005, 12:00:18 uur (p. 2002) betreffende een gesprek tussen [medeverdachte A] en [slachtoffer B], waarin [medeverdachte A] tegen [slachtoffer B] zegt dat hij te maken heeft met verdachte en dat die nu wel zo’n beetje uit zijn slof schiet. Hij heeft met een andere kant te maken en die wordt langzaam gek. [medeverdachte A] zegt verder dat hij hem (verdachte) niet meer in de pas houdt en dat hij helemaal gek wordt.
? Het verslag van een telefoongesprek van 25 oktober 2005, 11:06:31 uur (p. 2024) betreffende een gesprek tussen [medeverdachte A] en [slachtoffer B], waarin [medeverdachte A] zegt dat het geld er om 12:00 uur zou zijn, dat hij zijn handen eraf trekt en dat hij, als het geld er niet is, verdachte niet kan tegenhouden. Hij zegt verder dat verdachte helemaal los is, dat hij in een gekke bui is en dan niet is te houden.
? Het verslag van een telefoongesprek van 25 oktober 2005, 11:18:36 uur (p. 2025) betreffende een gesprek tussen [medeverdachte A] en [slachtoffer B], waarin [medeverdachte A] zegt dat verdachte op het moment een paar grote tegenvallers heeft, er die morgen in zijn auto is ingebroken, dat hij dan doorslaat en dat er dan wel eens wat misgaat.
? Het verslag van een telefoongesprek van 26 oktober 2005, 9:55:05 uur (p. 2043), betreffende een gesprek tussen [medeverdachte A] en [slachtoffer B], waarin [slachtoffer B] zegt dat hij net naar de Rabobank is geweest en dat ze een spoedoverboeking hebben gedaan.
? Het verslag van een telefoongesprek van 26 oktober 2005, 10:02:49 uur (p. 2044), betreffende een gesprek tussen [medeverdachte A] en de ABN-AMRO, waarin wordt bevestigd dat een bedrag van € 850,- is gestort en dat dit bedrag is binnengekomen om 9:50 uur.
Feit 4:
? De aangifte van [slachtoffer C] van 19 oktober 2004, waarin hij verklaart dat een persoon, die zich [naam] noemt € 15.000,- eiste als provisie van een project in Heerenveen en dat hij hem, [slachtoffer C], zou pakken op de plaats waar hij het zwakste is (p. 2394). Een dag later heeft verdachte gebeld of hij het geld had (p. 2395).
? Aanvullend verhoor van [slachtoffer C], waarin hij verklaart dat verdachte op 16 november 2004 bij zijn woni[plaats] [plaats] aanbelde en op een dwingende toon zei dat hij mee moest gaan (p. 2399). Hij is hen toen voorgegaan in zijn eigen auto en is naar het fitnesscentrum in [plaats] gereden. Verdachte eiste € 15.000,- en gaf hem een klap tegen zijn linkerwang. Verdachte zei tegen [slachtoffer C]: “Jij moet jou plaats weten, ik naai jou niet”. Hij zei verder dat als hij, [slachtoffer C], niet zou betalen er rente op rente bij zou komen. Als hij zou betalen, hoort hij bij hen, heeft hij totale beveiliging en doet niemand hem meer iets. Hij hoeft maar te bellen en het wordt geregeld. [slachtoffer C] verklaart dat verdachte hem 24 uur de tijd gaf om het geld te regelen, omdat er anders rente bij zou komen en ze weer terug zouden komen. Dezelfde avond werd hij regelmatig gebeld met de vraag of hij het geld al bij elkaar had (p. 2400). Toen hij, [slachtoffer C], zei dat hij naar de politie zou gaan, werd hij gebeld en werd tegen hem gezegd dat hij het voor € 5.000,- kon afkopen. Met [slachtoffer C] werd afgesproken dat hij het geld de volgende dag naar een wegrestaurant tussen Den Bosch en Utrecht moest brengen. Op 17 of 18 november 2004 heeft hij het geld weggebracht.
? [getuige C] verklaart (p. 2407) dat hij verdachte hoorde zeggen dat hij nog provisie tegoed had en dat [slachtoffer C] het daar niet mee eens was. Hij zag dat verdachte redelijk verhit was en met de vlakke hand op de wang van [slachtoffer C] sloeg. Volgens [getuige C] was de manier waarop verdachte tegen [slachtoffer C] praatte voor [slachtoffer C] bedreigend.
? De verklaring van verdachte dat hij met twee anderen op 16 november 2004 naar [plaats] is gegaan en daar het adres heeft gevraagd van [slachtoffer C] (p. 2442). Hij heeft bij de woning van [slachtoffer C] aangeklopt en [slachtoffer C] stelde voor zelf naar de sportschool te rijden (p. 2443). Verdachte verklaart dat hij geld nodig had en dat hij dit wilde afhandelen met [slachtoffer C]. Hij heeft [slachtoffer C] geslagen. [slachtoffer C] heeft contact met hem opgenomen en gezegd dat hij geld voor hem, verdachte, had. Hij moest naar een restaurant langs de snelweg in de buurt van Den Bosch komen en heeft daar heeft hij het geld van [slachtoffer C] ontvangen (p. 2445).
Feit 1. De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gedragingen, zoals bewezen verklaard, in combinatie met de wijze waarop verdachte zijn telefoongesprekken voert, ertoe hebben kunnen leiden dat aangever zich bedreigd voelde.
De rechtbank verwerpt het verweer dat het geweld dat ten aanzien van [begeleider slachtoffer A] is gebruikt niet aan verdachte kan worden tegengeworpen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen komt géén ander beeld naar voren dan dat er tussen verdachte en zijn [medeverdachte A] sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking en een goeddeels gezamenlijke uitvoering. Het enkele gegeven dat verdachte zelf geen geweld tegen [begeleider slachtoffer A] heeft gebruikt, betekent daarom nog niet dat [medeverdachte A]’ gedragingen niet tevens aan verdachte kunnen worden toegerekend, mede gelet op het feit dat die gedragingen zijn gevolgd op het geweld dat verdachte zelf al tegen aangever had toegepast.
Evenmin slaagt het verweer dat de valse voorwendselen waaronder de afspraak is gemaakt verdachte niet kunnen worden tegengeworpen. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd van die afspraak, terwijl hij wel degelijk wist, zo kan uit de gebezigde bewijsmiddelen worden opgemaakt, hoe deze tot stand was gekomen.
Feit 3. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen reden voor twijfel, mede gelet op de diverse getapte telefoongesprekken – op zich en in onderling verband gezien – dat [slachtoffer B] het geld heeft betaald omdat hij zich onder druk gezet en bedreigd voelde en dat de klappen daarbij een rol van betekenis hebben gespeeld.
Feit 4. Het verweer dat de afwikkeling van het geschil in een vriendschappelijke sfeer heeft plaatsgevonden, kan niet slagen. De rechtbank heeft hierbij met name in ogenschouw genomen, dat getuige [getuige C] heeft verklaard dat verdachte was verhit en dat hij [slachtoffer C] in het gezicht sloeg. Nu die [getuige C] ook heeft verklaard te hebben gehoord dat er een geschil bestond over de vraag of [slachtoffer C] provisie moest betalen, is niet aannemelijk geworden dat de klap van verdachte los moet worden gezien van het geschil dat hij met aangever had.
Feit 5. Verdachte heeft zelf verklaard dat de pillen afkomstig waren uit Turkije en dat hij wel eens pillen weggaf aan anderen. Voor zover met het ten aanzien van dit feit gevoerde verweer tevens is bedoeld te betogen, dat de pillen niet zijn aan te merken als geneesmiddelen en/of als ongeregistreerde farmaceutische specialités, wijst de rechtbank op de processen-verbaal van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (p. 2934 en p. 2949) waaruit naar voren komt dat de doosjes met inhoud met het opschrift Spiropent, het potje met de naam GENERIC Supplement en de vermelding CLENBUTEROL 0,05 mg en de ampullen met het etiket Sustanon 250 van Organon, de resultaten van het door het RIVM verrichte onderzoek mede in aanmerking genomen, voldoen aan de criteria die gelden voor het begrip geneesmiddel in de zin van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening, alsmede dat de tabletten Salbutamol 2 mg, clenbuterol 0,05 mg, de ampullen Primobolan Depot Schering, de ampullen Sustanon 250, Organon en het flesje met injectievloeistof Boldane de status hebben van een ongeregistreerd farmaceutisch(e) specialité/preparaat. Verdachte heeft de juistheid van de bevindingen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg niet bestreden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Medeplegen van een poging tot afpersing;
3. Medeplegen van afpersing;
4. Afpersing;
5a. Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2, derde lid, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, opzettelijk begaan;
5b. Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3, vierde lid, van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering: bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte zich heeft voorgedaan als bemiddelaar en zich in die hoedanigheid, al dan niet in samenwerking met een ander, heeft schuldig gemaakt aan (een poging tot) afpersing van personen met wie een zakelijk geschil bestond of zou bestaan, waarbij de slachtoffers op intimiderende wijze zijn bejegend. Hierbij heeft hij fysiek geweld gebruikt, waardoor het gevoel van veiligheid van de slachtoffers moet zijn aangetast.
Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen, dat verdachte pillen heeft ingevoerd en heeft afgeleverd die, gelet op de mogelijke schadelijke bijwerkingen, in Nederland alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn. Het valt verdachte te verwijten dat de gebruikers van die pillen, die via het illegale circuit worden verkregen, aanzienlijke gezondheidsrisico’s kunnen lopen.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank bij de strafoplegging rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het plegen van het onder 4 bewezen verklaarde en de behandeling van de zaak door de rechtbank.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 55, 57, 91, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 2 en 3 van de Wet op de geneesmiddelenvoorziening.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, voorzitter, en mrs. Van der Hooft en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2006.